Punt- en kleine mengeldichten
(1837)–S.M. Coninckx– Auteursrechtvrij
[pagina 189]
| |
Verwelkomt hem met déze réde:
‘Toen Alexander, die den Grooten wordt gehéten,
‘Zich in Egypten eens bevond....
- Had hy, geloof ik vast, ontbéten,
Viel hem den koning in. Daer stond
Den borgemeester rood ontstéken,
Met een wyd op-gespalkten mond,
En kon geen enkel woord meer spréken.
|
|