bleef staan rond kijken, en gaf last aan zijne handlangers, om voor de instrumenten te zorgen. Als dit geschiedt was, ging hij in de deur staan en voegde den huisheer of een der zijnen, al zingende een hatelijkheid toe. Vandaar dat hij steeds een troep slenterende jongens of nieuwsgierige meiden achter zich had.
Zoo gebeurde het eens, dat zekere heer J. op den hoek van Pontenwerfen Zwartenhovenbrugstraten den zanger uitgenoodigd had, om aan hem en gezin een genoeglijk uurtje te verschafen. Men kwam overeen omtrent den prijs en Jacob zong tot groot vermaak van J Nauwelijks had hij echter zijn loon ontvangen, of hij zeide: ‘Boij loekoe den wrokosanie!’ ‘Jongens, zorgt er voor de instrumenten’.
De huisheer wist niet, wat er gebeuren zou. Hij wist ook niet, dat die eenvoudige neger in zijn familie omstandigheden was ingelicht, nl dat zijn dochter, die korten tijd geleden aan een voornaam man was uitgehuwelijkt en aan wie deze heel wat geld had besteed, wegens slecht gedrag door haren echtgenoot uit huis was gezet.
Jacob ging in de deur staan en zong op vroolijke wijs:
‘Berinatti barie, kee o Gado masra,
So men monie mi porrie na Lotje tapoe.’
of