Liederen. Deel 3(1919)–A. van Collem– Auteursrecht onbekendOpstandige liederen Vorige Volgende [pagina 86] [p. 86] De Communisten. Nu heeft het leven nieuwe kostbaarheid, Wij lachen naar den dood die moge loeren, Want onze daden zullen wij volvoeren In uwen naam, gezegende schoonheid. Het hoogste, allerhoogste, dunkt niet goed Genoeg ons, nu den mensch te kunnen reiken, Wij dachten arm te zijn, wij waren rijken, Want alle wonderen zijn in ons bloed. Alle muziek die ooit een kunstnaar zong, Zingt in ons hart dat klopt met sterke slagen, O heerlijkheid, die wij met ons omdragen, O fonkeling die in ons wezen drong. Wel weten wij, dat ons is weggelegd De scherpe dood en het vóórtijdig sterven, Wat raakt ons dit, wanneer wij mochten erven, U Eeuwigheid, wier stemme van ons zegt: Zij waren Communisten, het heelal Aan heel de menschheid, zouden zij het schenken, Zij wilden niets dan aan de menschheid denken, En aan de schoonheid die eens komen zal. Vorige Volgende