Liederen. Deel 1(1917)–A. van Collem– Auteursrecht onbekendLiederen van huisvlijt Vorige Volgende [pagina 90] [p. 90] Het woud. Donkre boomen uit mijn kostbaar woud, Geboren naar den hemel op te schieten, En uit uw waaiend koepel-dak te gieten Koelte, waarvan de grijze aarde houdt, - Zooals een orgel zijt gij opgebouwd: Pijpen van klank en fijne hooge sprieten, Die uit hun steigering stemmen loslieten, - Te roepen staat gij, klankenwachtend hout. Des ochtends komt uw hemelsche bespeler, Uw organist, uw goudenklankuitdeeler, - Zijn voet aanraakt uw donkerend pedaal, Zijn vingers zijn op dansende lichtstraal, Hij loopt met trillers langs uw stammendos, En uit uw takken breekt verrukking los. Vorige Volgende