Liederen. Deel 1(1917)–A. van Collem– Auteursrecht onbekendLiederen van huisvlijt Vorige Volgende [pagina 81] [p. 81] Voorjaar. O de verrukkelijke, de gele en de bruine landen, De bruidgetooide landen van het voorjaar, Dâar zij den lichtgod wachten, die het zaad Dat in hun schoot rumoert, zal stuwen naar den hemel. De hemel zelve, in oneindigheid Staat hij luid ademend over de aard' gebogen En voelt de voeten van de sterren gaan, Tusschen de wolken vodden om zijn lijf. Hij wentelt zich en met hem wentelt om De atmosfeer, luidkeels; - aarde en sterren Omarmen zich en worden van één lichaam, - Het sterrengoudzaad in de aarde dringt. En wij, wij kussen U bemind Heelal En plukken uit uw sidderende hart De kleine vruchten van de gouden sterren En eten ze en proeven Eeuwigheid. Vorige Volgende