Liederen. Deel 1(1917)–A. van Collem– Auteursrecht onbekendLiederen van huisvlijt Vorige Volgende [pagina 80] [p. 80] De landen. Onmetelijk de landen in den nacht, Ontelbaar de niet eindigende sterren, Onvatbaar het alom gezonken verre, En open ligt mijn ziel daarin en wacht. Het stijgen der tot gaan gewijde bogen, Het wiegen van de landen naar den trans. Het zachte ruischen van de sfeer bewogen -; Mijn ziel wordt stil en van een vreemden glans. Zij neemt het ademen der landen over, Zij draagt de sterren, aan de lucht gesteeld, Zij is een afgrond-diepe kleuren-toover Zij wordt gelijk het ruim door licht bespeeld. Onmetelijk de landen in den nacht, Ontelbaar de niet eindigende sterren, Onvatbaar het alom gezonken verre, En lichtende mijn ziel die wiegt en wacht. Vorige Volgende