Liederen. Deel 1(1917)–A. van Collem– Auteursrecht onbekendLiederen van huisvlijt Vorige Volgende [pagina 79] [p. 79] Wandeling. Een fijne geur ontstijgt de versche gronden; De luchten worden willig voor geluid; Er breken kleine blauwe kreetjes uit, Geritsel als uit duizenderlei monden. Een malsche vleug van lente wordt gezonden; Zijn adem is bewaaierd van het kruid Dat uit de omgeworpen voren spruit, Onmetelijk, en dampend in den ronde. In eenzaamheid langs hakkelige paden Die loopen waar de kleine heesters staan, Als kinderen die de verrassing wachten, Peinzende stille werker is gegaan En hoort het kiemen der gestorte zaden... En in zijn hart het zingen der gedachten. Vorige Volgende