Liederen. Deel 1(1917)–A. van Collem– Auteursrecht onbekendLiederen van huisvlijt Vorige Volgende [pagina 21] [p. 21] De advertentie. Ik neem mijn hoed af en ik zie u aan; Ik lach beschaafd en wijs: dit is mijn jasje, Volkomen uitgesneden tot raglaan, En omgeboord, aan beide zijden taschje. Mijn stof is van het kemelharig wol, Zooals profeten in woestijn verslijten, Ze doen daarover vijftig jaren vol; Voor zij 't droegen, droegen het de geiten. Wel duizend dezer kemels, uit de hand, En daarvan wol, kocht ik in armoetijden; De vezels spon een stoffenfabrikant, Die van zijn concurrenten had te lijden. En duizend werkers in een groote stad, Die armoe leden in de winterdagen, Kocht ik per week voor kleine centenschat, Ik liet ze niet vergeefs om arbeid vragen. [pagina 22] [p. 22] Ik sloeg ze op, per zitplaats in een woon, Zeer hoog behuifd, met licht van felle ruiten; - En ieder hunner geeft wat van zijn loon; - Ik kan ze toch niet huizen van mijn duiten! Bij mij staat niet de hooge teringman Gebogen aan de nimmerzatte bouten, En perst zich uit al wat hij persen kan, De longen vol van zwavel uit de houten. Je ziet zijn kind'ren niet, uit school, in huis De magere armpjes naar de mouwen rekken, Met kleine tandjes bijten af het pluis, Of vlugge-weg de rijgedraadjes trekken. Je ziet hier niet zijn teere jonge vrouw Volzwanger en ontijdiglijk verbogen, Met vlugge voeten trappen gauw, gauw, gauw, De stalen naald komt door de wol gevlogen. Je hoort hier niet de kerming en het leed, Je ziet den man niet in een rooddoek spuwen En veegen af verbeten mondespleet En stiekum weg het vochte doekje duwen. Dit alles moog geschieden waar het wil, In mijn fabriek riekt alles naar gezondheid; De vingers staan geen oogenblikje stil, Tenzij er een door 't jachten voor den grond leit. [pagina 23] [p. 23] Wij maken jassen die perfekte staan, Onslijtbaar kemelhaar en opperbestig; Een aangemeten, Engelsche raglaan Tot kleinen prijs van negen gulden zestig. Het is te geef, om niet, het is een prik; Ons fabrikaat vliegt weg bij groote hoopen; Wij kunnen het niet af, het wordt te dik: - Ik ga weer spoedig nieuwe geitjes koopen. Vorige Volgende