De patriottentijd. Deel 1: 1776-1784
(1897)–H.T. Colenbrander– Auteursrecht onbekend
[pagina 433]
| |
Stellingen. | |
[pagina 435]
| |
II.Het op 22 Januari 1779 door Thulemeyer op verzoek der Prinses ontcijferde stuk (Bijlage VI bij Hoofdstuk XIII van Dr. D.C. Nijhoff's Hertog van Brunswijk) is niet van Frederik de Groote, maar van Hertzberg afkomstig. | |
III.De voorstelling, als zou Prinses Wilhelmina nog geruimen tijd na haar huwelijk aan den leiband hebben geloopen der freule von Danckelmann, behoort te worden opgegeven. | |
IV.Deelneming aan het noordsche neutraliteitsverbond van 1780 was voor de Republiek ondoeltreffend. | |
[pagina 436]
| |
V.Ten onrechte gist Mr. F. baron van Hogendorp (Brieven en Gedenkschriften van Gijsbert Karel van Hogendorp, II, 133), dat het ‘plan van 1782’ (afgedrukt als Bijlage M bij Mr. S. Backer, Leven van Joachim Rendorp, Amsterdam 1858) in 1787 door de tegenstanders der hollandsche pensionarissen aan dezen zou zijn toegedicht. | |
VI.Tot in September 1787 heeft de pruisische regeering alleen bedoeld, met wapengeweld haar eisch om satisfactie voor de aanhouding bij Goejanverwellesluis te ondersteunen, en volstrekt niet, den ganschen strijd in de Republiek ten voordeele van den Stadhouder en Engeland te beslechten. | |
VII.De door de Nationale Vergadering in den nacht van 4 Augustus 1789 vernietigde rechten werden (en worden) zeer oneigenaardig ‘feodale’ genoemd, daar zij meerendeels nimmer aan het bezit van een feodum als zoodanig verbonden zijn geweest. | |
VIII.d'Estrades heeft in October 1650 geen tractaat met Willem II gesloten. | |
IX.Rousset's verdediging van het fransche oorlogsbeleid na den overtocht bij het Tolhuis in 1672, is onvoldoende. | |
X.Sedert het laatste vierendeel der zestiende eeuw, en nog immer, is er een afzonderlijke noordnederlandsche nationaliteit. | |
[pagina 437]
| |
XI.De taal is niet gansch het volk. | |
XII.Doel van den geschiedschrijver zij, bekend te maken hoe het verleden geweest, en, zoo mogelijk, hoe het zoo geworden is. Hij beschouwe zijn wetenschap niet als leidsvrouw voor het heden, vermijde dus het haec fabula docet, en betrede nimmer het terrein van den staatsman. | |
XIII.Van den V Vrouden, vs. 9-10: Om die vroude die men vindt
Die u daer bequam so wale.
Ten onrechte verandert de uitgever Verwijs die van vs. 10 in dat. | |
XIV.Sinte Franciscus Leven, vs. 2331-2338: Ooc seidi al openbare
Dat vele gedoochdeliker ware
Enen geesteliken man groot coude
Te gedogene menichfoude
In zinen vleessce, dan hi binnen
Gevoelen soude in sine zinnen
Een lettel hitten teniger steden
Van vleesceliker ondersceden.
Verwerpelijk is de door Dr. T.D. Detmers (Aanteekeningen op de Middelnederlandsche berijming van Sinte Franciscus' Leven, Groningen 1894, blz. 18) voorgeslagen verandering van ondersceden in orensceden. Men leze: oncuusheden. | |
[pagina 438]
| |
XV.Sinte Franciscus Leven, vs. 3095-3100: Wildi dat si [de minderbroeders] in de kerke
Vrucht maken ende goet gewerke,
Hoetse in den staet aldat ghi levet,
Daerse God in geroupen hevet,
Ende laetse clemmen nemmermere
Ter prelacie, te sulker eren.
Lees, in vs. 3097, houtse. | |
XVI.Sinte Franciscus Leven, vs. 3879-3882: Want God, dies macht heeft al dure,
Ghewerde so daerme gebure,
Dat si hem selven ende ooc thare
Hem gewillike boden dare.
Lees, in vs. 3880, gheroerde. | |
XVII.Sinte Franciscus Leven, vs. 5631-5637: Het was int derde jaer te voren
Eer hi starf, als wijt verhoren,
Dat hi zelve heeft gehacht
Te casteel Grece, na sire macht,
Met groter zonderlangher wouden
Die helege gebornesse houden
Vanden zoeten kinde Jhesus....
De uitgever Tideman verandert ten onrechte wouden van vs. 5635 in vrouden en wordt hierin door Dr. Detmers (t.a. pl. blz. 42) nagevolgd. De lezing van het handschrift is goed. | |
[pagina 439]
| |
XVIII.Breeroo's Moortje, ed. Moltzer, vs. 684: 't Moet een groot Monsuer wesen desen verschreven Kackerlack.
Prof. Moltzer: ‘verschreven, verkeerd als zoodanig aangeschreven, gewaand; eigenlijk “ten onrechte bij vergissing ingeschreven in het gildeboek” (vgl. vs. 612)’. Versta echter (zooals wij het gemeenzaam zouden zeggen): deze eigenste Kackerlack. | |
XIX.Onze zeventiende-eeuwsche dichters worden met veel te veel ‘verklarende’ aanteekeningen uitgegeven. | |
XX.Anna Bijns was bij de uitgave van Pippinck's bundel niet meer in leven. | |
XXI.Tegen Breeroo's auteurschap van de Klucht van den Hoogduytschen Quacksalver zijn geen uitwendige bewijzen te vinden. | |
XXII.De historische studie aan onze universiteiten worde van die der germanistiek afgescheiden en onder eigen en behoorlijk dak gebracht. |
|