| |
| |
| |
Lisbeth Zwerger
door Lien Fret
Lisbeth Zwerger is op 26 mei 1954 in Wenen geboren. Daar woont en werkt ze nog steeds. Door haar vader, die grafisch ontwerper was, kwam ze al vroeg in aanraking met kunst. Ook haar moeder, die als hobby kleren ontwierp, stimuleerde haar creativiteit. Tussen 1971 en 1974 studeerde Lisbeth Zwerger aan de Weense Hogeschool voor Toegepaste Kunsten. Omdat haar werk door docenten als ‘niet modern genoeg’ bestempeld werd, gaf ze op twintigjarige leeftijd haar studie op. Nadat ze geattendeerd was op illustraties van Arthur Rackham, kwam het plezier in illustreren weer boven. Ze begon aan een aanvankelijk moeizame maar later uiterst succesvolle carrière. Inmiddels verschijnen haar boeken in meer dan twintig landen.
Zwerger kreeg voor haar werk een groot aantal prijzen. De belangrijkste is ongetwijfeld de Hans Christian Andersen Prijs, ook wel de Nobelprijs van de jeugdliteratuur genoemd, die ze in 1990 ontving. Daarnaast werd ze onder meer vier maal bekroond met de Internationale Grafische Prijs van Bologna, kreeg ze in 1985 de Gouden Appel tijdens de Biennale in Bratislava en in 1998 de Oostenrijkse Waarderingsprijs. In Nederland ontving ze in 2000 een Zilveren Penseel voor haar illustraties in Alice in Wonderland.
| |
Werk
Zwergers eerste boek, Das fremde Kind van E.T.A. Hoffmann, werd in 1977 uitgegeven door Friedrich Neugebauer. Omdat hij wist dat Zwergers illustraties ook kunstverzamelaars zouden kunnen bekoren, bracht Neugebauer het boek uit in een uitzonderlijk groot formaat. Dat was voor Zwerger niet makkelijk, omdat ze gewend was in een kleiner formaat
| |
| |
Uit Het geschenk van de wijzen van O. Henry
te werken. Michael Neugebauer, die vanaf Zwergers derde boek de publicatie van haar werk op zich nam, zette zijn vaders lijn voort door in zijn uitgaven de illustraties een prominente plaats te geven. De opmerkelijke samenwerking tussen illustratrice en uitgever blijkt onder andere in Het geschenk van de wijzen, waarbij Michael Neugebauer verantwoordelijk was voor de handgeschreven tekst.
Neugebauer laat Zwerger veel vrijheid in de keuze van teksten. Sprookjes, volksverhalen en klassieke verhalen voeren de boventoon. Zwerger liet zich daarbij aanvankelijk duidelijk inspireren door Britse illustratoren als Arthur Rackham, Beatrix Potter en Ernest Shepard. Ze kiest bij voorkeur verhalen met een humoristische inslag. Daarnaast is ze op zoek naar aansprekende hoofdpersonages die de lezer weten te raken. De sprookjes die ze illustreert moeten, naast een portie romantiek, visuele uitdagingen kennen. Hoewel Zwerger nog steeds sprookjes illustreert, stelt ze zich tegenwoordig kritisch op tegenover klassieke sprookjes met een uitgesproken moraal. Zo illustreert ze bijvoorbeeld niet langer sprookjes waarin meisjes vanwege van hun deugdzaamheid worden beloond met een prins.
Ooit overwoog ze zelf een verhaal te schrijven maar bleek daar, zo stelde ze, noch de moed, noch de inspiratie voor te hebben. Voorlopig houdt ze het op het illustreren van teksten van veelal reeds lang overleden schrijvers, zoals Charles Dickens en Oscar Wilde.
Zwerger maakt haar illustraties hoofdzakelijk met drie materialen: potlood, inkt en waterverf. Haar ideeën realiseert ze altijd eerst in potlood. Daarna werkt ze deze invallen uit in inkt. Pas dan komen de aquarelkleuren. In haar oeuvre is een duidelijke artistieke ontwikkeling zichtbaar. In haar vroegste boeken zoals Het sprookje van Rozeblaadje gebruikte ze alleen sepiakleuren. Ze vermeed een fel en gevarieerd kleurenpalet en legde zich vooral toe op de compositie van haar figuren en het contrast tussen licht en schaduw. De sprookjesfiguren die Zwerger in Das fremde
| |
| |
Kind ten tonele voert, lijken op prachtig geklede marionetten met uitvergrote ledematen, geplaatst op een perfect belicht podium. Het romantische Sprookje van Rozeblaadje is beminnelijker.
In deze boeken en in ander vroeg werk zoals Hans en Grietje en De zeven raven zijn klassieke Britse invloeden merkbaar. In haar illustraties bij sprookjes van Grimm valt vooral de zachtheid en het gebrek aan scherpe lijnen op. Toch ontbreekt het niet aan actie en dramatiek: één blik op de gruwelijke heks in Hans en Grietje zegt genoeg. Ondanks de sepia- en pastelkleuren verklappen de oplichtende rode ogen van de heks onmiddellijk haar intenties. In De zeven raven valt dan weer vooral de ernst op die uit Zwergers illustraties spreekt. Zo lijken zelfs de ravottende kinderen na de goede afloop van het verhaal toch niet helemaal gelukkig.
Tussen 1980 en 1990 veranderde Zwergers kleurgebruik en werden haar illustraties krachtiger. Ze werkte met hardere kleuren, minder schaduwen, meer kleurschakeringen en vinniger figuren. In Sprookjes van Andersen is de verandering op het vlak van kleurgebruik duidelijk zichtbaar.
In de jaren negentig maakte Zwerger zich aan de hand van heldere kleuren steeds verder los van de Britse stijl. Zo vertoont Tijl Uilenspiegel door de kleurrijke manier waarop de illustratrice de Duitse middeleeuwen op papier zette, al meer uitgesproken invloeden van Zwergers Oostenrijkse oorsprong. Alsof ze geïnspireerd werd door Tijls schelmenstreken, laat Zwerger zich, wat kleurgebruik en vrolijkheid betreft, helemaal gaan. In haar illustraties zetten vooral nevenpersonages de toon: dolgelukkige kinderen, mollige maar toch elegante roddeltantes en schurken die mensen voor de gek houden maar desalniettemin kies zijn. Zulke personages verdrinken niet in de soms sombere tekstfragmenten maar onderstrepen, samen met minutieuze details, Zwergers sympathie voor de schelm.
Vanaf dit boek gebruikte Zwerger niet langer alleen maar waterverf en inkt maar ook gouache op gekleurd papier, zoals in haar illustraties bij Morgensterns Kindergedichten & Galgeliederen. De illustraties zijn daardoor veel vrolijker van kleur. In de loop der jaren werden haar illustraties ook steeds surrealistischer maar ze blijven Zwergers individuele stempel dragen. Zwerger werkt met minimale achtergronden, op zichzelf staande werelden die los van de tekst staan. De royale lay-out laat voldoende ruimte tussen de illustraties, die daardoor goed tot hun recht komen. Daarnaast kenmerkt eenvoud haar oeuvre.
Zwergers illustraties getuigen vanaf de tweede helft van de jaren negentig van een speelse maar ook betekenisvolle omgang met kleuren. Hoewel haar kleurenpalet almaar ge-
| |
| |
Uit Tijl Uilenspiegel van Heinz Janisch
varieerder wordt, maakt ze duidelijk nog steeds zorgvuldig overwogen keuzes wat haar kleurgebruik betreft. Zo werkt ze in De ark van Noach met afwisselende voorstellingswijzen, schildertechnieken en locaties. De in een diep pigmentrood afgebeelde ark steekt in het boek sterk af tegen de grijstonen die Zwerger voor de achtergrond gebruikte. Dat contrast maakt van de ark een baken van verlossing in een wereld van reddeloosheid. Het lot van de vele mensen die gewapend met paraplu's langs de ark lopen, is al lang beslecht. Zwerger wil duidelijk vraagtekens plaatsen bij hun tragische einde. De gruwel van dat einde wordt nog explicieter wanneer een latere illustratie de dobberende ark toont met daaronder zeewezens die door de lege gebouwen zwemmen.
In Het zwanenmeer krijgen kleurtinten en lichtschakeringen dan weer een meer symbolische betekenis. In Zwergers meest recente boeken zoals Hoe de kameel aan zijn bult kwam en De kleine zeemeermin is sprake van een zeer gevarieerd kleurgebruik. Omdat Zwerger zich verschillende tekenstij-
| |
| |
Uit Alice in Wonderland van Lewis Caroll
| |
| |
Uit Kindergedichten & Galgeliederen van Christian Morgenstern
len eigen heeft gemaakt, kan ze haar stijl en kleurgebruik volledig afstemmen op de aard van het verhaal dat ze illustreert. Op die manier krijgt De kleine zeemeermin diepe kleuren die steeds in harmonie zijn met het diepe blauw van het water en de ietwat treurige sfeer die Zwergers zeemeerminnen oproepen. In Hoe de kameel aan zijn bult kwam maken felle en zonnige kleuren de illustraties dan weer een stuk minder geladen. Door een combinatie van paginagrote illustraties en kleine tekeningen met een symbolische betekenis of een versierende functie tussen de tekstgedeelten krijgen Zwergers kunstwerkjes ten slotte alle ruimte die ze verdienen.
| |
Alice in Wonderland
Tien jaar nadat de Britse illustrator Anthony Brown Alice een enigszins surrealistisch aanzien gaf, illustreerde Zwerger de klassieker van Lewis Carroll. Wanneer de kleine Alice een konijnenhol intuimelt, staat de wereld zoals ze die kent helemaal op z'n kop. Haar lichaam neemt vreemde afmetingen aan en ze ontmoet het ene absurde personage na het andere. En telkens slaagt ze er in de communicatief gestoorde dieren in Wonderland op de tenen te trappen. De conventies, regels en afspraken zijn altijd net iets anders dan Alice gewend is.
Zwerger tekende een enigszins ingetogen, verlegen meisje in een bruin schooluniform dat steeds haar ogen neerslaat. Daarmee wijkt Zwerger af van haar voorgangers. Ze interpreteert de tekst op een heel eigen manier en dwingt de lezer met andere ogen naar het verhaal te kijken. Carrolls satire zou de lezers op die manier kunnen ontgaan. Zwerger wil in de eerste plaats de sfeer die het verhaal bij haar opriep op de kijkers overbrengen.
De combinatie van een vervreemdend perspectiefgebruik en een evenwicht tussen stilering en realisme brengt dit klassieke verhaal op een eigentijdse manier opnieuw tot leven. In paginagrote prenten in etherische kleuren en zonder veel franje toont Zwerger een prachtige fantasiewereld met een duidelijk Engelse oorsprong. Die droomwereld is
| |
| |
tegelijkertijd lieftallig en uitermate vreemd.
| |
Waardering
Recensenten zijn doorgaans tamelijk positief over het werk van Lisbeth Zwerger. Zo heeft Susanne Koppe het over ‘her graphic and poetic talent, her sense of humour, her partiality for demonic elements, and the unmistakable transparency, grace, and elegance of her watercolours’. Marita de Sterck constateert dat ‘[d]e tere, donkere tinten van haar potlood- en inktschilderijen, de knappe beeldopbouw, de expressieve gezichten van haar figuren die biezonder [sic] volks worden neergezet, de subtiele weergave van de eigen sprookjessfeer en de milde humor’ alom worden geprezen. Harlinda Lox prijst haar ‘zin voor fijne details’ die volgens haar het verhaal van Tijl Uilenspiegel een meerwaarde geeft.
Hoewel de meeste critici het erover eens zijn dat Zwerger vertrekt van een respect voor de tekst die ze illustreert, duikt er af en toe kritiek op over de manier waarop ze met het verhaal omgaat. Annemie Leysen vindt de combinatie van tekst en beeld in Alice in Wonderland bijvoorbeeld niet zo geslaagd. Volgens haar geeft Zwergers interpretatie weinig weer van de spitsvondigheid van Alice en haar alerte snuggerheid. Anderen, zoals Koppe, vinden dat haar personages, die aanvankelijk op stijve marionetten leken, zich gaande haar oeuvre hebben ontwikkeld tot wezens van vlees en bloed. Zwergers interpretatie van de uitgekozen bijbelteksten in De bijbel vindt Hilde Debacker dan weer wél geslaagd. Ze brengt onder andere de subtiele ‘illustraties die meer verwijzen dan echt verbeelden’ onder de aandacht. Door een ‘vreemde mengeling van eigentijdse en exotische figuren’ heeft Zwerger de teksten volgens Debacker toegankelijk gemaakt. In Hoe de kameel aan zijn bult kwam gaat ze met dat interpreteren nog een stapje verder. Lox noemt haar illustraties in dat boek dan ook ‘eigenzinnig’ omdat ze aan een sleutelmoment in het verhaal een meer betekenisvolle interpretatie geeft. Hoewel er in de tekst sprake is van een inwendig ‘bultgroeiproces’, geeft de woestijngeest de kameel in de illustratie namelijk een bult van buitenaf, waarmee Zwerger stilzwijgend een oud volksgeloof in straffende demonen bevestigt.
| |
Bibliografie
Door Lisbeth Zwerger geïllustreerd
|
Clemens Brentano, Het sprookje van Rozeblaadje. Vertaald door Emiel Willekens. Antwerpen, De Vries-Brouwers, 1978. |
Gebr. Grimm, Hans en Grietje. Antwerpen, De Vries-Brouwers, 1979. (Herdr.: Rijswijk, Elmar, 1992; opnieuw herdrukt: vertaald door Inkeke Ris. Voorschoten, De Vier Windstreken, 1998) |
Hans Christian Andersen, De nachtegaal. Vertaald door Chris Mouwen. Hoorn, Westfriesland, 1986. (Herdr.: vertaald door Inge
|
| |
| |
Maassen. Rijswijk, Elmar, 1991) |
Gebr. Grimm, Roodkapje. Vertaald door Marlot Smit. Hoorn, Westfriesland, 1986. (Herdr.: vertaald door Inge Maassen. Rijswijk, Elmar, 1991) |
Hans Christian Andersen, Duimelijntje. Vertaald door Marlot Smit. Hoorn, Westfriesland, 1987. |
Oscar Wilde, De egoïstische reus. Vertaald door Marlot Smit. Hoorn, Westfriesland, 1987. |
Heinz Janisch, Tijl Uilenspiegel. Vertaald door Harriet Laurey. Haarlem, Gottmer, 1990. (Herdr.: Bewerkt en vertaald door Ernst Van Altena. Voorschoten, De Vier Windstreken, 2000) |
Hans Christian Andersen, Klaas Vaak. Rijswijk, Elmar, 1992. |
Gebr. Grimm, De zeven raven. Vertaald door G.M. Valster. Weert, Van Reemst, 1993. |
Wilhelm Hauff, Dwerg Neus. Vertaald door Ruth Wolf. Voorschoten, De Vier Windstreken, 1994. |
Charles Dickens, Een kerstverhaal. Bewerkt en vertaald door Ernst van Altena. Voorschoten, De Vier Windstreken, 1995. |
Christian Morgenstern, Kindergedichten & Galgeliederen. Vertaald en bewerkt door Ernst van Altena. Voorschoten, De Vier Windstreken, 1995. |
Theodor Storm, De kleine Janneman. Vertaald door Nannie Kuipter. Voorschoten, De Vier Windstreken, 1995. |
Hans Christian Andersen, Sprookjes van Andersen. Vertaald door Annelies van Hees. Voorschoten, De Vier Windstreken, 1996. |
L. Frank Baum, De tovenaar van Oz. Vertaald door Ernst van Altena. Voorschoten, De Vier Windstreken, 1996. |
Ossian Henry, Het geschenk van de wijzen. Vertaald door Dolf Verroen. Voorschoten, De Vier Windstreken, 1996. |
Heinz Janisch, De ark van Noach. Bewerkt door Heinz Janisch. Vertaald door Ernst Van Altena. Voorschoten, De Vier Windstreken, 1997. |
Lewis Carroll, Alice in Wonderland. Vertaald door Nicolaas Matsier. Voorschoten, De Vier Windstreken, 1999. |
De bijbel: uitgekozen bijbelteksten. Vertaald door Tjalling Bos. Uitgekozen door Lisbeth Zwerger. Voorschoten, De Vier Windstreken, 2001. |
Rudyard Kipling, Hoe de kameel aan zijn bult kwam. Vertaald door Ernst van Altena. Voorschoten, De Vier Windstreken, 2001. |
Peter I. Tsjaikovski, Het zwanenmeer. Vertaald door Tjalling Bos. Voorschoten, De Vier Windstreken, 2002. |
E.T.A. Hoffmann, De notenkraker en de muizenkoning. Bewerkt door Susanne Koppe. Voorschoten, De Vier Windstreken, 2003. |
Hans Christian Andersen, De kleine zeemeermin. Vertaald door Ineke Ris. Voorschoten, De Vier Windstreken, 2005. |
Over Lisbeth Zwerger
|
Lisbeth Zwerger, Illustrator Portrait. In: Bookbird, jaargang 22 (1984), nr. 2, blz. 10-12. |
Elfie Kainz-Kazda, ‘Das Reden überläßt sie den Autoren...’: Lisbeth Zwerger - ein Porträt. In: 1000 und 1 Buch, (1990), nr. 5, blz. 21-25. |
Catherine van Houts, Een tijdloze Tijl Uilenspiegel. In: Het Parool, 24-10-1999. |
Marita De Sterck, Lisbeth Zwerger: sprookjes in beelden omzetten uitdaging. In: De Standaard, 25-4-1992. |
Marianne Witvliet, Sprookjesachtige tekeningen. In: Reformatorisch Dagblad, 15-10-1994. [over The art of Lisbeth Zwerger] |
Horst Künnemann, Dem Vergangenen zugewandt: die Bilderbücher von Lisbeth Zwerger. In: Bulletin Jugend und Literatur, jaargang 26 (1995), nr. 5, blz. 27-29. |
Susanne Koppe, ‘Ich konnte nur malen...’: Werkstattgespräch mit Lisbeth Zwerger in der Internationalen Jugendbibliothek. In: Eselsohr, jaargang 14 (1995), nr. 9, blz. 30-31. |
| |
| |
Lieke van Duin, [over Dwerg Neus]. In: Trouw, 17-5-1995. |
Judith Eiselin, [over De tovenaar van Oz]. In: NRC Handelsblad, 29-11-1996. |
Klaas Verplancke, Drie plus één is vier. In: Leesidee jeugdliteratuur, jaargang 4 (1998), nr. 8, blz. 311-313. |
Klaas Verplancke, [over Alice in Wonderland]. In: Leesidee jeugdliteratuur, jaargang 5 (1999), nr. 10, blz. 443. |
Annemie Leysen, Prinsen die tot twaalf kunnen tellen. In: De Morgen, 1-3-2000. [over Alice in Wonderland] |
Harlinda Lox, [over Tijl Uilenspiegel]. In: Leesidee jeugdliteratuur, jaargang 7 (2001), nr. 1, blz. 17. |
Hilde Debacker, [over De bijbel]. In: Leesidee jeugdliteratuur, jaargang 7 (2001), nr. 4, blz. 171. |
Susanne Koppe. The Art of Lisbeth Zwerger. Zürich, Neugebauer, 2001. |
Harlinda Lox, [over Hoe de kameel aan zijn bult kwam]. In: Leesidee jeugdliteratuur, jaargang 8 (2002), nr. 2, blz. 61. |
Claudia Blei, Wie aus einer anderen Welt...: Jubiläum: Lisbeth Zwerger zum 50. Geburtstag. In: Eselsohr, jaargang 23 (2004), nr. 5, blz. 7. |
Leonore Jahn, Klassiker im Medienverbund: Hoffmanns Nußknacker und Mausekönig in verschiedenen Illustrationen. In: Beiträge Jugendliteratur und Medien, jaargang 57 (2005), nr. 2, blz. 100-111. [over Nußknacker und Mausekönig] |
Internet
|
www.leesplein.nl |
73 Lexicon jeugdliteratuur
februari 2007
|
|