| |
| |
| |
Markus Zusak
door Ingeborg Hendriks
© Bronwyn Rennex
Markus Zusak werd op 23 juni 1975 in Sidney, Australië, geboren als zoon van een Australische vader en een Duitse moeder. Zijn vader was huisschilder en Markus groeide op in een typisch arbeidersmilieu. Hij was de jongste in een gezin met vier kinderen. Geïnspireerd door boeken als The Old Man And The Sea van Ernest Hemingway en What's Eating Gilbert Grape van Peter Hedges begon Markus te schrijven toen hij zestien was. Hoewel zijn fascinatie voor woorden, lezen en schrijven door zijn omgeving niet werd begrepen, volgde hij zijn passie. Hij ging naar de universiteit om voor leraar Engels te studeren en bleef daarnaast schrijven. Het kostte hem zeven jaar om zijn eerste boek gepubliceerd te krijgen: The Underdog (1999) over de puber Cameron Wolfe. Voor dit boek putte Markus Zusak uit zijn eigen jeugdervaringen. Zo hield hij vroeger net als Cameron bokswedstrijden in de tuin met zijn oudere broer en worstelde hij net als zijn hoofdpersoon met zijn eigen identiteit. The Underdog kreeg een vervolg in achtereenvolgens Fighting Ruben Wolfe (2001) en When Dogs Cry (2002). Alleen de eerste twee delen over Cameron zijn in het Nederlands vertaald.
Ook The Book Thief (2006) is in het Nederlands vertaald: een verhaal over de belevenissen van Liesel Meminger tijdens de Tweede Wereldoorlog, bezien vanuit het perspectief van de Dood. Het idee voor dit boek ontstond uit de persoonlijke verhalen van zijn moeder over nazi-Duitsland. Oorspronkelijk verscheen The Book Thief als roman voor vol- | |
| |
wassenen, maar al snel bleken ook jongeren van dit boek te genieten. Naast de boeken over Cameron en The Book Thief schreef Zusak nog de jongerenromans I Am The Messenger (2002) en Bridge of Clay (2009).
Met zijn vrouw en dochter woont Markus Zusak in Sidney. Na zijn studie werkte hij nog een aantal jaren als leraar Engels in het voortgezet onderwijs, maar inmiddels wijdt hij zich volledig aan het schrijverschap. Zijn werk is zowel in eigen land als in het buitenland veelvuldig bekroond. Fighting Ruben Wolfe, I Am The Messanger en The Book Thief werden bekroond als Honour Book, een belangrijke Australische jeugdboekenprijs. I Am The Messenger en The Book Thief kregen in de Verenigde Staten de Kathleen Michell Award en in Duitsland de Deutscher Jugendliteraturpreis (voor de vertalingen Der Joker en Die Bücherdiebin). In Nederland werd De boekendief in 2008 bekroond met een Zilveren Zoen, een prijs van de cpnb voor de twee beste boeken voor jongeren ouder dan twaalf. The Book Thief is inmiddels al aan 23 landen verkocht.
| |
Werk
De twee in het Nederlands vertaalde boeken die Markus Zusak schreef over Cameron Wolfe gaan over opgroeien en het ontwikkelen van zelfrespect. De verhalen zijn geschreven vanuit het ik-perspectief van de vijftienjarige hoofdpersoon Cameron. In het eerste deel, De underdog, zijn het vooral zijn dromen en gedachten die zijn leven bepalen. Zusak laat de lezer via zijn hoofdpersoon al meteen in het eerste hoofdstuk weten dat er in het boek ‘eigenlijk weinig gebeurt’. In de winter die Cameron beschrijft, draait zijn leven om de baldadigheid met zijn broer Ruben en - vooral - om zijn verliefdheid op Rebecca die hij na een korte ontmoeting in stilte aanbidt.
Cameron is een echte antiheld. Al in het eerste hoofdstuk typeert hij zichzelf en zijn broer als ‘hopeloos, beklagenswaardig en meelijwekkend zielig’. Ze groeien op in een arbeidersgezin met ouders die hard moeten werken om het hoofd boven water te houden en weinig tijd hebben om zich met hun kinderen te bemoeien. Om zichzelf te laten gelden, doen de broers in een opwelling soms domme dingen. Zo doen ze een mislukte poging om de tandarts te beroven en halen ze een verkeersbord weg. Cameron laat zich meeslepen door zijn broer en is er bepaald niet trots op. Zijn gevoel van mislukking en machteloosheid uit zich ook in zijn dromen. Elk hoofdstuk eindigt met een droom waarin Camerons ervaringen van overdag de ingrediënten vormen voor nachtmerrieachtige beelden.
Als Cameron Rebecca ontmoet, groeit bij hem de hoop dat zijn leven kan veranderen. Een tijd lang beheerst zij al zijn gedachten, maar als hij uiteindelijk de stoute schoe- | |
| |
nen aantrekt en haar mee uit vraagt, wijst zij hem af. Indirect betekent dit voor hem toch een belangrijke ommekeer. Zijn moed heeft hem van een ‘underdog’ in een ‘vechter’ veranderd. In zijn laatste droom loopt Cameron over de bladzijden van zijn eigen boek en huilt hij als een wolf. Hij schreeuwt zijn wanhoop uit en voelt deze ontlading als een opluchting. Cameron laat De underdog eindigen met de woorden: ‘Ik leef... De woorden zijn mijn leven.’ In het schrijven van zijn persoonlijke verhaal heeft hij een manier gevonden om zelfrespect te krijgen.
In het tweede deel, De vechter, is Cameron minder met zichzelf bezig en verschuift de aandacht naar de familie. De thuissituatie van Cameron en Ruben is inmiddels nog uitzichtlozer geworden. Vader is door een arbeidsongeval werkloos, moeder moet hard werken als schoonmaakster om geld te verdienen en zus Sarah komt regelmatig dronken thuis. Cameron kijkt naar zijn familie met veel liefde en mededogen. De familienaam ‘Wolfe’ ziet hij als een symbool voor hun identiteit: ‘Behalve Steve [Camerons oudste broer] zijn we geen van allen winnaars. Wij zijn overlevers. Wij zijn honden, wilde honden en we wonen hier in de stad.’
Net als een roedel wolven komen de gezinsleden van Cameron voor elkaar op als het nodig is. Ruben gaat op de vuist voor zijn zus en valt op door zijn vechtkwaliteiten, waardoor hij wordt gevraagd voor illegale bokswedstrijden. Ook Cameron raakt erbij betrokken. Ruben, aan het publiek voorgesteld als ‘de vechter’, wint alle wedstrijden en strijkt veel geld op. Cameron daarentegen, die vecht onder de zelfgekozen naam ‘de underdog’, verliest bijna altijd, maar oogst bewondering met zijn lef. Cameron maakt zich zorgen om zijn broer die hij ziet veranderen in een gewelddadige machine. Ruben biecht op dat hij betwijfelt of hij zijn naam ‘de vechter’ wel waard is. Hij is steeds de favoriet en weet niet wat het is om te verliezen. Volgens Ruben verdient een vechter meer respect dan een winnaar: ‘Iedereen kan je laten ophouden een winnaar te zijn, maar ermee ophouden een vechter te zijn, dat kun je alleen zelf.’
Uiteindelijk helpen de gezinsleden Wolfe elkaar hun zelfrespect te (her)vinden. Als vader zijn weerstand om naar de bijstand te gaan opgeeft en zich aanmeldt bij de uitkeringsinstantie, haalt de voltallige familie hem terug naar huis om hem die vernedering te besparen. En in de laatste bokswedstrijd van het seizoen, waarin Ruben en Cameron tegen elkaar moeten vechten, vechten ze voor de eer van de Wolfes en weten ze zichzelf beiden te overstijgen. In de laatste ronde gooit Ruben één bokshandschoen uit, zodat ze net als vroeger bij de bokspartijtjes in de achtertuin met ieder één bokshand- | |
| |
schoen tegenover elkaar staan. Als Cameron in elkaar stort, vangt Ruben hem op en houdt hem overeind. De partij eindigt in een gelijkspel. Thuisgekomen besluiten ze met de illegale bokswedstrijden te stoppen. Ze voelen zich nu klaar voor het leven zelf.
In De vechter is meer sprake van spanning dan in De underdog. Ook in dit verhaal loopt Cameron op de gebeurtenissen vooruit, maar nu op een manier die juist spanning oproept. Cameron vertelt aan het eind van het tweede hoofdstuk bijvoorbeeld dat het geroddel over zijn zus Sarah het leven van zijn broer Ruben binnenkort op zijn kop zal zetten en dat het hem in de boksring zal doen belanden.
Net als De underdog heeft ook De vechter een duidelijke structuur, met ditmaal aan het eind van elk hoofdstuk geen droom, maar een korte slaapkamerdialoog tussen Ruben en Cameron. Op een grappige manier laten deze dialoogjes zien hoe de machtsverhouding tussen de broers geleidelijk aan verschuift. In hoofdstuk 1 vraagt Cameron aan Ruben om het licht uit te doen en doet het uiteindelijk zoals gewoonlijk zelf. In het op één na laatste hoofdstuk is het voor de eerste keer Ruben die begint met praten.
| |
De boekendief
De boekendief speelt zich af in Duitsland tussen januari 1939 en augustus 1943 en is geschreven vanuit het perspectief van de Dood. De ondertitel ‘Wanneer de Dood een verhaal vertelt, kun je maar beter luisteren’ lijkt een dreigement in te houden. Maar hoewel het vertelperspectief van de Dood het verhaal een extra lading geeft, jaagt hij in dit verhaal geen angst aan. De Dood beantwoordt niet aan het stereotype beeld van een gevoelloze magere Hein, maar toont menselijke gevoelens als onmacht, medeleven en verontwaardiging. Zijn taak verricht hij met tegenzin en hij wordt gekweld door het leed van de overlevenden. Eén van die overlevenden - ‘een expert in het alleen achterblijven’ - is de hoofdpersoon van het verhaal: Liesel Meminger, alias ‘de boekendief’. Bij het ophalen van zielen kruist de Dood drie keer haar pad en raakt hij geïntrigeerd door haar leven. Haar verhaal is slechts één van de vele, maar elk verhaal is volgens hem ‘een poging - een bovenmenselijke poging - om mij te bewijzen dat jullie, en jullie menselijke bestaan, het waard zijn’.
De eerste keer dat de Dood Liesel opmerkt, is als ze met haar moeder en broertje Werner in de trein op weg is naar een pleeggezin in Molching, een voorstadje van München. Haar broertje sterft onderweg onverwachts en de Dood komt zijn ziel ophalen. De tweede keer is Liesel in de buurt als de Dood de ziel van een neergestorte piloot ophaalt en de derde keer als hij vele zielen moet
| |
| |
wegdragen na een bombardement op Molching. Bij deze laatste confrontatie onderschept hij het verhaal dat Liesel heeft opgetekend en dat door puinruimers nonchalant in een container wordt gegooid. Het is dit verhaal, getiteld ‘De boekendief’, dat de Dood aan de lezers wil vertellen om het voort te laten leven en voor de mensen tot troost te zijn.
Liesel komt in een pleeggezin terecht omdat haar vader communist is. Ze wordt opgenomen door Hans en Rosa Hubermann in de Himmelstraat. Hans blijkt een liefdevolle pleegvader. Hij komt haar elke nacht troosten als ze ‘nachtmerriet’ en benut deze momenten om haar te leren lezen uit het Doodgraversboek dat Liesel na het begraven van haar broertje op het kerkhof heeft gevonden. Door haar band met Hans en de vriendschap die ze sluit met buurjongen Rudy Steiner, ontstaat er al snel een thuisgevoel. Eind 1939 is Liesel tevreden, zelfs bijna gelukkig met haar leven.
Dat verandert als ze tijdens een boekverbranding ineens het verband beseft tussen het verbroken contact met haar biologische familie en de ‘Führer’. Haar haat ‘opent de dievenpoorten’ en maakt dat ze een boek steelt van de brandstapel: nasmeulend van het vuur, maar nog altijd leesbaar. Boeken worden voor Liesel een manier om overeind te blijven. Die passie wordt gevoed door de vrouw van de burgemeester,
bij wie Liesel altijd de was ophaalt die Rosa tegen een vergoeding voor haar strijkt. Zij heeft gezien hoe Liesel het boek van de brandstapel pakte en nodigt haar uit om in haar eigen bibliotheek te komen lezen. Als ze later geen werk meer heeft voor Rosa, dringt Liesel uit wraak nog verschillende keren de bibliotheek binnen om telkens één boek te stelen.
De oorlog komt voor Liesel dichterbij als er eind 1940 een jood bij hen onderduikt. Max Vandenburg is de zoon van een vroegere vriend van Hans, die hem tijdens de Eerste Wereldoorlog het leven heeft gered. Tussen Max en Liesel ontstaat een hechte band. Liesel betekent voor Max een laatste schakel met de bui- | |
| |
tenwereld en vrolijkt hem op met haar verhalen. Uit dankbaarheid schrijft en tekent Max ook enkele verhalen voor haar, die als handschrift in De boekendief zijn opgenomen. In ‘De staande man’ vertelt hij over zijn angst voor mannen die dreigend boven hem staan en hoe hij ‘dankzij geluk en vele voetstappen’ een schuilplaats vindt en bevriend raakt met Liesel: ‘de beste staande man die ik ooit gekend heb’. In ‘De woordschudder’ vertelt Max de fabel over een klein boos mannetje dat ontdekt hoe hij met woorden de wereld kan veroveren en een klein dapper meisje dat er met haar eigen woorden in slaagt een tegenwicht te vormen.
Dan gaat het mis. Als Hans per ongeluk de aandacht van de nazi's op zich vestigt, moet Max uit voorzorg een ander schuiladres zoeken en krijgt hijzelf een oproep voor het Duitse leger. Na korte tijd raakt hij gewond en mag hij weer naar huis. Maar wat op het eerste gezicht een gelukkig toeval lijkt, wordt hem fataal. In augustus 1943 wordt de Himmelstraat platgebombardeerd. Niemand in de straat, behalve Liesel die op dat moment De boekendief zit te schrijven in de kelder van haar huis, overleeft dit. De woorden waarin Liesel altijd haar heil zocht, hebben haar van de dood gered.
De macht van woorden is het belangrijkste thema in De boekendief. Net als Hitler kent ook Liesel de macht van woorden. Maar waar Hitler met zijn propaganda de woorden misbruikt om de wereld in zijn macht te krijgen, ontdekt Liesel dat woorden haar niet alleen helpen om grip te krijgen op de wereld, maar bovenal troost kunnen bieden en banden kunnen smeden tussen mensen. Liesel weet zich met Hans en Max verbonden door het ‘stille verzamelen van woorden’. Ze leest met hen en schildert met verf woorden die ze wil oefenen op de muur. Later leest Liesel de mensen uit de Himmelstraat voor als ze samen in de schuilkelder zitten. Max ontpopt zich in zijn eenzame opsluiting tot een ware kunstenaar met woorden. Heel symbolisch schrijft en tekent Max zijn verhalen voor Liesel op wit geschilderde bladzijden van Hitlers fascistische Mein Kampf. Op deze wijze transformeert Max letterlijk de inhoud van het boek.
Woorden worden in De boekendief regelmatig beschreven als levende wezens. Denkend aan een woorden spugende Führer scheurt Liesel in de bibliotheek van de burgemeestersvrouw in een woedeaanval een boek aan flarden: ‘Rotzakken, dacht ze. Prachtige rotzakken. Maak me niet blij. Alsjeblieft, verzadig mij niet en laat me niet denken dat hier nog iets goeds uit voort kan komen.’ Later besluit Liesel haar persoonlijke levensverhaal ‘De boekendief’ met de zin: ‘Ik heb de woorden gehaat en ik heb van ze gehouden, en ik hoop dat ik ze recht heb gedaan.’
| |
| |
Liesel schrijft haar verhaal in tien delen, met telkens een boektitel als kop. Het zijn deze boeken die Liesels leven hebben bepaald, van ‘Het doodgravershandboek’ via de andere gestolen boeken, Hitlers ‘Mein Kampf’, de epistels van Max en een woordenboek, tot en met het door Liesel zelf geschreven verhaal. De Dood handhaaft deze indeling en voegt er een proloog en een epiloog aan toe. In zijn hervertelling van De boekendief laat hij zijn stem duidelijk horen. Hij kijkt van een afstand naar Liesels leven en onderbreekt het verhaal regelmatig met feiten, observaties, opsommingen, definities, verklaringen of beelden in vetgedrukte vorm met een afwijkende lay-out. Door deze noties blijft de Dood voor de lezer voortdurend aanwezig. De lezer kijkt over zijn schouders mee en beseft dat het verhaal van Liesel slechts een van de vele verhalen is op het wereldtoneel. Soms zoomt de Dood in op bepaalde details uit het levensverhaal van Liesel en haar buurtgenoten of plaatst hij deze in een breder perspectief. Ook brengt hij zijn eigen ervaringen en herinneringen in, bijvoorbeeld door de vele anonieme lichamen en zielen te benoemen waarmee hij tijdens de oorlogsjaren wordt geconfronteerd. De Dood heeft echter ook aandacht voor het liefdevolle en vreugdevolle. Hij haalt korte, veelzeggende dialogen aan, brengt een eerbetoon aan diverse personages en geeft een opsomming van Liesels ‘sleutels tot geluk’.
De persoonlijke notities van de Dood laten zien dat hij méér is dan de verteller van het verhaal. Hij is tegelijkertijd de onderzoeker die de gebeurtenissen in Liesels leven probeert te ordenen en te begrijpen, om daarmee meer te kunnen begrijpen van de mens in het algemeen. Omdat voor hem dit onderzoek, en niet het verhaal zelf voorop staat, onderbreekt hij de chronologie van het verhaal regelmatig door vooruitwijzingen. Hiervoor verontschuldigt hij zich bij de lezer: ‘Natuurlijk, ik ben een lomperik. Ik verpest het einde, niet alleen van het hele boek, maar in het bijzonder van dit gedeelte ervan. Ik heb je alvast twee gebeurtenissen verklapt, omdat ik er niet veel om geef om de spanning op te bouwen. Spanning verveelt me. Het vermoeit me. Ik weet al wat er gaat gebeuren en jij weet het ook. Het zijn de machinaties die ons naar dat punt leiden die mij boos maken, verwarren, interesseren en verbijsteren.’
Het onderzoek van de Dood levert hem geen duidelijke antwoorden op over de zin van het menselijk bestaan, maar wel meer inzicht in het mens-zijn. Dat blijkt als de Dood in de epiloog vertelt over zijn ontmoeting met Liesel, nadat zij op hoge leeftijd is gestorven. Op haar vraag of hij haar verhaal heeft begrepen, blijft het lang stil. ‘Ik wilde haar uitleggen dat ik voortdurend bezig ben
| |
| |
het menselijk ras te overschatten en te onderschatten - dat ik het maar zelden gewoon schat. Ik wilde vragen hoe één en hetzelfde tegelijkertijd zo lelijk en zo prachtig kon zijn, en zijn woorden zo vernietigend en zo briljant.’ In plaats daarvan antwoordt hij met de woorden die hij ook als ‘laatste aantekening’ voor de lezer achterlaat: ‘Ik word gekweld door mensen.’
De zintuiglijke stijl van Markus Zusak laat zien hoe intens de wereld kan worden ervaren. Woorden roepen beelden op en laten het leven voelen, ruiken en proeven. Hoofdstuktitels als ‘De geur van vriendschap’, De achterkant van schuurpapier’, ‘100% Duits zweet’ en ‘Een hemelsteler’ getuigen hiervan. Veel beelden die Zusak gebruikt, zoals het overgeschilderde Mein Kampf hebben een symbolische betekenis. Andere beelden zijn humoristisch, bijvoorbeeld als Hans ontdekt dat Liesel een boek van de brandstapel heeft gestolen: ‘Wat is er aan de hand?’ vroeg Papa. ‘Niks’ ‘Maar er waren wel degelijk een paar dingen aan de hand: Er steeg rook op uit Liesels kraag. Om haar hals vormde zich een ketting van zweet. Onder haar blouse werd ze opgegeten door het boek.’
Net als in de boeken over Cameron combineert Zusak ook hier weer de zwaarte van het leven met luchtigheid en humor. Andere stijlovereenkomsten zijn het directe aanspreken van de lezer, de vooruitwijzingen. Ook inhoudelijk zijn er overeenkomsten. Liesel en Max zijn net als Cameron echte vechters die strijden voor hun zelfrespect en geluk. En net als Cameron ervaren ze de macht en het genot dat woorden kunnen schenken. In De underdog herwint Cameron zijn zelfrespect door zijn verhaal in woorden op te schrijven. In De boekendief is de macht van woorden tot thematiek verheven. Max stelt in zijn verhaal ‘De woordschudder’ de woorden voor als zaadjes waarmee haat en vriendschap kunnen worden gekweekt. Het levensverhaal van Liesel, en de navertelling daarvan door de Dood, laten zien dat woorden zowel troostend als ondermijnend kunnen zijn: een manier om het leven te ‘schatten’ en mede vorm te geven.
| |
Waardering
De boeken van Markus Zusak worden in Nederland hoog gewaardeerd. Annemie Leysen vindt dat Zusak met zijn ‘tragikomisch debuut’ De underdog een heel nieuw geluid laat horen in de ‘soms toch wel erg stereotiepe adolescentenliteratuur. Ze roemt zijn directe schrijfstijl, de humor en de ontroerende manier waarop Zusak Camerons diepste gevoelens in beeld brengt. Mai van Loon vindt dat de kracht van De underdog ligt in ‘de staccatostijl waarop hij [Cameron] verslag uitbrengt: gedachte als hink-stapsprongen, korte, suggestieve zinnen zonder opsmuk, maar altijd zonder grofheid’.
| |
| |
De boekendief werd in 2008 bekroond met een Zilveren Zoen. Het juryrapport prijst de ‘vindingrijke en beeldende taal’ en noemt het een ‘vondst van jewelste om de Dood het verhaal van Liesel Meminger te laten vertellen’. Annemie Leysen vindt de toekenning van de prijs geheel terecht. Ze noemt De boekendief een ‘ontroerend, geestig en hoogst origineel gecomponeerd verhaal’ dat door Markus Zusak briljant is geschreven en ingenieus is bedacht. Joukje Akveld ten slotte merkt op dat Zusak uitblinkt in het ‘met lichtheid en humor schrijven over treurige onderwerpen’.
| |
Bibliografie
Niet in het Nederlands vertaald
|
When Dogs Cry (2002), I Am The Messenger (2002), Bridge of Clay (2009) |
Jeugdboeken
|
The Underdog (1999): De underdog. Vertaald door Barbara de Vos. Amsterdam, Sjaloom, 2003. |
Fighting Ruben Wolfe (2001): De vechter. Vertaald door Barbara de Vos. Amsterdam, Sjaloom, 2004. |
The Book Thief (2006): De boekendief. Vertaald door Annemarie Lodewijk. Vianen, The House of Books, 2007. |
Over Markus Zusak
|
Annemie Leysen, Vallen en opstaan: Martha Heesen & Markus Zusak. In: De Morgen, 30-7-2003. [over De underdog] |
Mai van Loon, De underdog. In: Leesidee jeugdliteratuur, 1-9-2003. |
Joukje Akveld, Een goed bewaard geheim. In: KidsWeek, 4-7-2008. [over De boekendief] |
Annemie Leysen, In de ban van de Dood. In: De Morgen, 28-5-2008. [over De boekendief] |
Websites
|
www.leesplein.nl |
86 Lexicon jeugdliteratuur
juni 2011
|
|