turaal. Ook het taalgebruik vertoont de sporen van dit teenager-perspectief, bijvoorbeeld in opvallende vergelijkingen en woordspelingen. De opbouw van zijn verhalen is nogal springerig, kaleidoskopisch, wat het lezen ervan vaak tot een verrassende bezigheid maakt.
Al deze kenmerken zijn al aanwezig in Zindels eerste jeugdroman uit 1968, The Pigman (De Biggenman), een verhaal met een wat onwaarschijnlijk aandoende plot, geheel vanuit het perspectief van teenagers uitgewerkt. Het gaat over de merkwaardige, tragisch eindigende vriendschap tussen twee jongeren en een oude, gepensioneerde verzamelaar van spaarvarkens.
In My darling, my hamburger (Mijn liefje, mijn hamburger) uit 1969 wordt het gebeuren belicht vanuit de vier jeugdige hoofdpersonen, waardoor het verhaal wat rommelig wordt. Contactarmoede in hun onderlinge verhoudingen en seksuele problematiek (abortus) worden raak getypeerd, maar weinig uitgewerkt.
In 1970 volgde I never loved your mind, een wat ironisch verhaal over twee jongeren die, op zoek naar een betere wereld, het communeleven uitproberen. In Pardon me, you're stepping on my eyeball! (1976) probeert de hoofdpersoon met de hulp van een schoolpsychiater de dood van zijn vader te verwerken. Het probleem is veel meer uitgewerkt dan in Zindels vorige boeken; het verhaaltempo ligt daardoor lager.
Zindels volgende boek, Confessions of a teenage baboon (Bekentenissen van een snotaap van 15) uit 1977, vertoont echter zowel in atmosfeer als in verteltechniek weer meer verwantschap met zijn eerdere werk. Het is een onalledaags verhaal, gedragen door een opeenhoping van vreemde vogels. Chris, de hoofdpersoon, komt in het kielzog van zijn moeder, een rondtrekkende privé-verpleegster, terecht in het huis van Lloyd Dipardi, een conventionele alcoholist, die uiteindelijk veel voor hem betekent.
In The undertaker's gone bananas (1978) waagt Zindel zich op het pad van de jeugddetective, terwijl hij met The pigman's legacy (1980) teruggrijpt op zijn eerste jeugdboek.