| |
| |
| |
P. de Zeeuw J. Gzn
door Herman Tromp
Pieter de Zeeuw werd geboren op 7 maart 1890 in Rijsoord, gemeente Ridderkerk. Zijn vader was daar burgemeester. Hij was de oudste in een gezin met elf kinderen, waarvan er twee vroeg overleden.
Toen hij twaalf was en de normaal-lessen volgde, schreef hij zijn eerste historische verhaal over de hooiplukkers van Lochem. Van het manuscript maakte hij zelf een boekje, compleet met een gefingeerde uitgeversnaam. Het was het eerste werk van een omvangrijk oeuvre van meer dan tweehonderd titels.
Op zijn veertiende stond hij als kwekeling met akte voor een beloning van honderd gulden per jaar voor de klas in Slikkerveer. Daar bleek dat hij een geboren verteller was, die zijn klas kon boeien met verhalen uit de vaderlandse geschiedenis. In die tijd begon hij zulke verhalen ook op te schrijven voor een door L. Penning geredigeerd weekblad.
Achtereenvolgens gaf hij les in Giessendam, Barendrecht en Ridderkerk en vanaf 1918 in Nijkerk. In 1924 werd hij daar benoemd tot hoofd van de Gereformeerde school. Hij bleef dat tot zijn pensionering in september 1955. Hij bekleedde in zijn woonplaats veel functies op kerkelijk en maatschappelijk gebied. Bovendien was hij medewerker aan verscheidene rubrieken en bladen. Zo verzorgde hij van 1924 tot 1931 de jeugdrubriek van het protestants-christelijke dagblad De Rotterdammer, was hij van 1935 tot 1942 redacteur van het christelijk jeugdblad Vrij en Blij en van De Paleispost voor de jeugd.
De Zeeuw was getrouwd en had drie kinderen. Hij overleed op 1 augustus 1968.
| |
Werk
P. de Zeeuw J. Gzn. heeft ongelofelijk veel geschreven en alles wat hij schreef had een doel. Zo schreef hij een aantal boeken over de geschiedenis van het christelijk onderwijs. De Zeeuw was een ouderwetse, christelijke onderwijzer, die zich volledig wijdde aan zijn taak. Ook buiten de school. Bij de uitvoering van die opdracht ging hij voortdurend uit van het principe van het spelend leren. Hij schreef bijvoorbeeld het boek De mensch en z'n gezondheid, met als ondertitel ‘hygiënisch leesboek voor de hoogste klassen van de l.o. en u.l.o.-scholen met den Bijbel’. Een leesboek en geen leerboek. Naast een
| |
| |
leesboek over de kerkgeschiedenis verzorgde hij twaalf delen van de serie Bonte Bloemen, een leesboek voor de verschillende leerjaren van de Christelijke school.
In afzonderlijke werken met titels als Prins Hendrik, de vriend van ons volk en Vierhonderd jaar Oranje gaf De Zeeuw ook uiting aan zijn liefde voor het koningshuis. In 1923 schreef hij ter gelegenheid van het jubileum van koningin Wilhelmina het boekje De dochter der Oranjes. De oplage van tienduizend exemplaren was spoedig uitverkocht. Hij bracht zelfs een ‘vaderlandsch liederboek voor school en huis’ uit onder de titel Oranje en Nederland. Zijn hele oeuvre is gewijd aan deze dubbele liefde voor koningshuis en vaderland.
De Zeeuw dichtte zichzelf als schrijver een belangrijke taak toe. In een soort interview in de Idil-Gids zei hij: ‘Een jeugdschrijver heeft een verantwoordelijke taak, want hij werkt niet gering mee aan de opvoeding van de kinderen, van ons volk dus. Zonder tot gepreek te vervallen mag hij vooral niet de geestelijke kant verwaarlozen: hij schrijft voor jongemensen met eeuwigheidsbestemming. Een goed boek moet altijd een boodschap brengen: dat moet er vooral niet dik op liggen, maar de sfeer is hier bepalend. Is dat niet het geval dan geven we de kinderen stenen voor brood.’
Veel van zijn boeken zijn geromantiseerde bewerkingen van episodes uit de vaderlandse en algemene geschiedenis of spelen in de periode van de reformatie ergens in Europa. De ondertitels van zijn boeken duiden dat aan. Die luiden: ‘een verhaal uit de tijd der hagepreken in Holland (1566)’, ‘een avontuur uit de Grote Boerenoorlog’, ‘een verhaal uit het leven van Gaspard de Coligny’, ‘een verhaal uit de tijd der Hervorming in Polen’, enzovoort. Zo behandelt hij niet alleen de hervorming in Nederland, maar ook die in Spanje, Hongarije, Engeland, Duitsland, Zwitserland en Frankrijk. Hij wijdt een boek aan John Bunyan en aan de hervormers John Knox, William Tyndall, Luther, Zwingli en vijf aan Calvijn.
De Zeeuw bedacht zijn verhalen meestal niet zelf. Hij ontleende zijn stof aan de geschiedenisboeken en soms aan verhalen van andere schrijvers. Zo is In het hol van de leeuw, een episode uit het leven van Johannes Calvijn, gebaseerd op een schets van A.L.G. Bosboom-Toussaint die in het jaarboekje ‘Aurora’ verscheen. De marskamer 'n Vlaamse jongen uit de Hervormingstijd is een vrije bewerking van een boek van E. Gerdes. En Om het verradersloon is een bewerking van De slang in het paradijs van dezelfde auteur.
| |
Oud Goud
De Zeeuw is vooral bekend geworden door de door hem gestarte serie ‘Oud Goud’, waarin hij
| |
| |
een hele reeks klassieke verhalen navertelde. Daarnaast bewerkte hij voor deze serie ook biografieën van bekende historische figuren als Willem de Zwijger, Michiel de Ruyter en Marco Polo. De boeken van De Zeeuw doen nu technisch en inhoudelijk gedateerd aan. In technisch opzicht vooral omdat De Zeeuw gebruik maakte van de in de literatuur voor volwassenen toen al ouderwetse auctoriale verteltrant, dus met een verteller die de lezer als het ware toespreekt. Dit procédé bood hem de mogelijkheid actueel commentaar in te voegen. Bovendien geneerde De Zeeuw zich er niet voor bij voortduring uit zijn bronnen te citeren. In inhoudelijk opzicht vanwege de voor hem vanzelfsprekende vaderlandsliefde, de ronkerige toon en de ongenuanceerde weergave van de historische feiten.
In Willem de Zwijger is het eerste hoofdstuk grotendeels in een personaal perspectief weergegeven, maar al in het tweede hoofdstuk komt de volgende passage voor met de duidelijk aanwezige vermanend sprekende verteller: ‘Maar de prins was niet in Brussel gaan wonen om er een lui en vrolijk leventje te leiden. Pas op, daar was geen sprake van. Er moest gewerkt worden en hard ook.’ In de loop van het verhaal is de auctoriale verteller steeds prominent aanwezig.
In datzelfde boek citeert De Zeeuw aan het eind veelvuldig, aanvankelijk zonder de naam van zijn bron te noemen.
Illustratie van H.P. Meyer uit Willem de Zwijger
Ten slotte noemt hij in de tekst als zijn bron: ‘Bor, de kroniekschrijver uit die tijd’.
In De overwintering op Nova Zembla noemt De Zeeuw in een voorwoord zijn bronnen wel. Hij baseert zich vooral op het journaal van een van de deelnemers aan de tocht, de tweede stuurman Gerrit de Veer. Boven elk hoofstuk zet hij een paar regels uit het gedicht van Tollens, gewijd aan dezelfde onderneming.
In Michiel Adriaansz. de Ruyter heeft de schrijver het voortdurend
| |
| |
over ‘onze’ vloot en roept hij de lezer op in het Rijksmuseum de spiegel van het buitgemaakte Britse vlaggeschip te gaan bekijken.
De Zeeuw behandelt in Michiel de Ruyter natuurlijk de bekende anekdotes. Die over zijn jeugd zijn het duidelijkst in verhaalvorm weergegeven. Zo vraagt de moeder van Michiel aan een vriendje, waar haar zoon blijft. Dit vriendje heette Jan Kompagnie en ‘was een slavenkind, maar in Vlissingen genoot hij de vrijheid en in de St-Jacobskerk was hij gedoopt’. Na een stortvloed van woorden ‘trok Jan Kompagnie de schouders maar eens op. Zo'n lange redevoering kon hij met zijn negerverstand niet volgen’. Overigens getuigt het wel van vertellerstalent, dat De Zeeuw deze Jan Kompagnie in de loop van het verhaal weer op laat draven als De Ruyter in Afrika de belangen van de Westindische Compagnie komt beschermen. De gebeurtenissen uit de rest van het leven van Michiel de Ruyter worden meer als feiten behandeld.
Deze boeken zijn alle opgenomen in de serie ‘Oud Goud’. In het voorwoord van De overwintering op Nova Zembla geeft De Zeeuw daar een reden voor: ‘De overwintering dwong respect af voor de taaie volharding dier helden en daarom zal het verhaal van de overwintering gelezen worden, zolang er Hollandse jongens en meisjes zijn, die er trots op zijn dat zij zulke helden tot hun voorgeslacht mogen rekenen. Daarom ook verdient dit verhaal een plaats in onze serie “Oud Goud”.’
De serie ‘Oud Goud’ bestond echter vooral uit navertellingen van verhalen, die nu tot de klassieke jeugdboeken worden gerekend. Aanvankelijk werden die bewerkingen onder zijn eigen naam uitgebracht. Zo staat hij genoemd als de auteur van De vier heemskinderen, waarbij hij zich vrijwel uitsluitend heeft gebaseerd op de bewerking van Alberdingk Thijm uit 1851. Bij latere herdrukken van Robinson Crusoë, Tom Saywer enzovoort staat de naam van de oorspronkelijke schrijver op de kaft en die van De Zeeuw op het schutblad afgedrukt.
| |
Waardering
Het werk van P. de Zeeuw J. Gzn. werd in zijn tijd goed verkocht, maar is nu in vergetelheid geraakt. Toch kreeg hij ook wel kritiek op zijn boeken. Met name was dat het geval op die bewerkingen van de klassieke jeugdboeken. Zo is hem verweten dat hij herhaaldelijk fragmenten heeft weggelaten die voor de voortgang van een verhaal eigenlijk niet gemist konden worden. Een criticus veronderstelde, dat De Zeeuw zich daar weinig van zal hebben aangetrokken, omdat hij zich geen tijd gunde zich daarop te bezinnen. Hij was immers allang weer met een ander verhaal bezig.
| |
| |
| |
Bibliografie
P. de Zeeuw J. Gzn. heeft meer dan tweehonderd boeken geschreven. Van elk boek heeft hij één exemplaar naar de Koninklijke Bibliotheek in 's-Gravenhage gestuurd. Daar wordt zijn hele oeuvre bewaard. Hier volgt een selectie.
Van list en liefde. Rotterdam, Drukkerij Libertas, 1919. |
De Pastoor van Jacobswoude. Het verhaal van Jan de Bakker's marteldood. Amsterdam, Kirchner, 1925. |
Wendelmoet van Monnikendam. Het verhaal van de Waterlandsche geloofsheldin. Rotterdam, Bredée, 1927. |
De koksmaat van ‘De Dromedaris’. Een verhaal over de vestiging der Hollanders aan de Kaap. Scheveningen, Van Bleek, 1930. |
In veilige hoede. Een verhaal uit de tijd der Hervorming in Duitschland. Met illustraties van M.C.A. Meischke. Rotterdam, Bredée, 1931. |
De timmerman van Zerbst. Een verhaal uit het begin der Hervorming in Duitschland. Met illustraties van E.J. Veenendaal. Delft, Meinema, 1934. (Bibliotheek voor zondagsschool, school en huis, nr. 53) |
De wijnboer van St. Victor. Een verhaal uit het leven van Calvijn. Met illustraties van J.H. Isings. Delft, Meinema, 1935. |
Het negerjochie. Een verhaal uit den slavenoorlog in Noord-Amerika. Met illustraties van J. van Kampen. Den Haag, Voorhoeve, 1935. |
De galeislaaf van St. Andreas. Een verhaal uit het leven van den Schotsen Hervormer John Knox. Met illustraties van J.H. Isings. Delft, Meinema, 1936. |
De trompetter van Papai. Een verhaal uit de vervolging der Hongaarse predikanten (1670/1676). Met illustraties van J.H. Isings. Delft, Meinema, 1938. |
De dappere ketellapper. Het leven van John Bunyan. Met illustraties van Menno (van Meeteren Brouwer). Delft, Meinema, 1938. |
De hut van Oom Tom. Verhalen uit vroeger tijden opnieuw aan Neerlands jeugd verteld door P. de Zeeuw J. Gzn. Den Haag, Van Goor Zonen, 1939. (Oud Goud 2). |
De kolenbrander van Radziwill. Een verhaal uit de tijd der Hervorming in Polen. Delft, Meinema, 1941. |
De avonturen van Pinokkio. Uit het Italiaans vertaald door Alberto. Bewerkt door P. de Zeeuw J. Gzn. Met illustraties van E. Marzanti. Den Haag, Van Goor Zonen, 1941. (Oud Goud 9). |
Paul Krüger, de leeuw van Zuid Afrika. Met illustraties van Roothciv. Den Haag, Van Goor Zonen, (Serie Oud Goud 10). |
Paulientjes nachtzoen. 'n Verhaal uit de Fransch-Duitsche oorlog 1870/1871. Groningen, Haan, 1946. |
De mijnwerkersjongen van Mansfield. Het leven van Maarten Luther. Met illustraties van Menno. Delft, Meinema, 1946. |
De schaapherder van Montembour. Een verhaal uit het leven van Gaspard de Coligny. Met illustraties van Menno. Delft, Meinema, 1946. |
De wraak van de sluiswachter. Een verhaal uit de oorlog tussen Nederland en Duitsland. Met illustraties van Jan Kampman. Amsterdam, Van Bottenberg, 1946. |
Verraad en verzet. 'n Verhaal uit de 80-jarige oorlog. Met illustraties van Menno. Delft, Meinema, 1946. |
Willem de Zwijger. Met illustraties van H.P. Meyer. Den Haag, Van Goor Zonen, 1946. (Serie Oud Goud 11). |
Michiel Adriaanszoon de Ruyter. Met illustraties van F. Rend. Den Haag, Van Goor Zonen, 1949. (Oud Goud 15). |
De overwintering op Nova Zembla. Met illustraties van F. Rend. Den Haag, Van Goor Zonen, 1949. (Oud Goud 13). |
De historie van de Vier Heemskinderen. Met illustraties van F. Rend. Den Haag, Van Goor Zonen, 1949. (Oud Goud 14). |
De hoefsmid van Buda. 'n Verhaal uit de tijd van de Hervorming in Hongarije. Met illustra- |
| |
| |
ties van M.L. Middelhoek. Delft, Meinema, 1949. |
De molenaar van Vassy. Een verhaal uit het leven van Gaspard de Coligny. Met illustraties van Menno. Delft, Meinema, 1950. |
De schrijnwerker van Zürich. Een verhaal uit het leven van Ulrich Zwingli. Met illustraties van Menno. Delft, Meinema, 1952. |
De tuinman van Ferrara. Een verhaal uit het leven van Calvijn. Met illustraties van Jan Boom. Delft, Meinema, 1952. |
De kleermaker van North Nibley. Verhaal over de Engelse hervormer William Tyndall. Met illustraties van Menno. Delft, Meinema, 1953. |
De muilezel van Sevilla. Verhaal over de hervorming in Spanje. Met illustraties van Menno. Delft, Meinema, 1954. |
De schout van Solothurm. 'n Verhaal uit de tijd van de Hervorming in Zwitserland. Met illustraties van Menno. Delft, Meinema, 1955. |
De boerenjongen van Thaqaste. Het leven van Aurchius Augustinus. Met tekeningen van Hein Kray. Kampen, Kok, 1956. |
De horlogemaker van Geneve. Een verhaal uit het leven van Calvijn. Met illustraties van Menno. Delft, Meinema, 1956. |
De Kaapse rebel. Een verhaal uit de groote Boerenoorlog. Met illustraties van H. Bartels. Den Haag, van Goor Zonen, 1956. |
De schoolmeester van Mouqon. Verhaal over de herroeping van het Edict van Nantes. Met illustraties van Menno. Delft, Meinema, 1957. |
De herberg ‘Het IJ’. Een verhaal uit 1572. Vrij naar het Frans van Jules Adenis. Delft, Meinema, 1959. (Mei-pockets). |
De marskramer. 'n Vlaamse jongen uit de Hervormingstijd. Dordrecht, Van den Tol, 1959. |
De scharenslijper van Schellingwoude. 'n Verhaal uit de tijd der Hagepreken in Holland (1566). Met illustraties van Menno. Delft, Meinema, 1959. |
Het testament van de dijkgraaf. Een verhaal uit Woerden in 1813. Met platen van Cor Weem. Den Haag, Van Goor Zonen, 1959, (Van Goor's zilverserie nr. 32). |
Guido de Brès. Opsteller van de Nederlandse Geloofsbelijdenis. Scheveningen, Willem de Zwijgerstichting, 1963. |
De koerier van de koning. Verhaal uit de tijd van de Hugenoten. Met illustraties van Beckman. Dordrecht, Van den Tol, 1964. |
'n Beker koud water. 'n Verhaal uit de Bartholomeüsnacht in 1572. Dordrecht, Van den Tol, 1964. |
Johannes Calvijn, de hervormer van Geneve. 's-Gravenhage, Willem de Zwijgerstichting, 1965. |
De bontjas van de dominee. Een kerstverhaal uit de tijd der Hervorming. Dordrecht, Van den Tol, 1965. |
In het hol van de leeuw. Een episode uit het leven van Johannes Calvijn. Utrecht, De Banier, 1965. |
De kleine Corsikaan. Hoe Napoleon keizer der Fransen werd. Met illustraties van Ben Horsthuis. Utrecht, De Banier, 1967. |
Over P. de Zeeuw J. Gzn.
|
D.L. Daalder, Wormcruyt met suycker. Historisch-critisch overzicht van de Nederlandse kinderliteratuur met illustraties en portretten. Amsterdam, De Arbeiderspers, 1950. |
G., P. de Zeeuw J. Gzn. In: Idil-gids voor jeugdlectuur, jaargang 8 (1956-1957), juli/augustus. |
J.W. Ooms, P. de Zeeuw, man van historische verhalen. In: De christelijke bibliotheek 1968, nr. 8. |
Lea Dasberg, Het Kinderboek als opvoeder. Twee eeuwen pedagogische normen en waarden in het historische kinderboek in Nederland. Assen, Van Gorcum, 1981. |
25 Lexicon jeugdliteratuur
februari 1991
|
|