| |
| |
| |
Ivo de Wijs
door Tjitte Wierdsma
NOB, Foto-archief
Ivo de Wijs is in 1945 in Amsterdam geboren. Hij studeerde Nederlands aan de Universiteit van Amsterdam en stond vier jaar voor de klas. Daarna legde hij zich toe op het schrijven. Hij schrijft niet alleen boeken voor kinderen en volwassenen, maar ook cabareteske teksten en liederen die uitgevoerd werden door cabaretgezelschap Lurelei, Jasperina de Jong, Youp van 't Hek en Kinderen voor kinderen. Bovendien werkt hij als tekstschrijver voor de televisie en was hij een korte tijd redacteur van de Blauw Geruite Kiel, de toenmalige jongerenkrant van Vrij Nederland.
Zelf treedt hij ook op. In de periode van 1970 tot 1980 maakte hij deel uit van Kabaret Ivo de Wijs. Hij presenteert televisie- en radioprogramma's als Vroege Vogels en geeft poëzievoorstellingen in buurthuizen en op rondvaartboten. Voor het radioprogramma Vroege vogels maakt hij ook gedichten die gewijd zijn aan de natuur en het milieu. Ze zijn verzameld in Vroege Vogels Verzen (1987), Vroege Vogels Vlinders (1988) en Vroege Vogels Vliegen (1989). In zijn werk voor volwassenen werkt hij vaak samen met anderen, bijvoorbeeld met Heinz Polzer (Drs. P). Met hem maakte hij Het Rijmschap compleet en nog meer lief en leed (1984).
Voor Dat rijmt (1988) ontving De Wijs in 1989 een Zilveren Griffel; Alfons van Heusden kreeg voor de illustraties een Gouden Penseel. Bovendien werd het boek uitgekozen als een van de Best Verzorgde Boeken van 1988. Zwarte Jan en het grote
| |
| |
kapersfeest (1989) werd in 1990 bekroond door de Nederlandse kinderjury. Voor zijn andere werkzaamheden ontving Ivo de Wijs blijken van waardering in de vorm van een Edison, een Gouden Harp, een Zilveren Reiss-microfoon en de Kees Stip Prijs voor ‘light verse’.
| |
Werk
In de poëzie van Ivo de Wijs staat de kunst van het rijmen centraal. Hij schrijft luchtige verzen, waarin hij van de hak op de tak springt en nonsens tot genoegen maakt. Zo springt hij in Een potje geschiedenis (1989), dat hij samen met illustrator Fiel van der Veen maakte, voortdurend vreemd met de feiten om: hij laat Van Speyk van de Barneveldtse toren springen, Hans Brinker de wond van Willem de Zwijger dichthouden en Willem-Alexander als oud geworden koning in een wak rijden, wat meteen het einde van de vorst betekent.
Bij het maken van boeken voor kinderen werkt hij overigens altijd nauw samen met de illustrator, omdat hij het beeldelement net zo belangrijk vindt als de tekst. Het prentenboek Dat rijmt maakte hij samen met Alfons van Heusden; met Willemien Min schreef hij De vogelman (1988) en De lappendeken (1991). De Wijs zorgde voor de uiterst korte teksten op rijm en de illustratoren voor de elkaar overlappende tekeningen.
Zijn teksten zijn nooit zwaarmoedig, maar onder de luim valt wel vaak een ernstige ondertoon te herkennen. Zijn stripheld Zwarte Jan de Houtepoot is een brokkenkapitein bij uitstek, die met zijn verdoemde piratenbemanning over de zeeën zwerft. De liedjes voor ‘Kinderen voor kinderen’ gaan vaak over beladen onderwerpen.
Humor is een essentieel onderdeel van zijn werk. Daartoe maakt hij gebruik van stereotyperingen, associaties, merkwaardige èn verrassende combinaties van feiten, van anachronismen, opvallende rijmen of aparte versvormen. Hij hanteert bijvoorbeeld versvormen als het ollekebolleke, het kwatrijn en de ballade.
In samenwerking met Ivo de Weerd maakte De Wijs een drietal stripverhalen met tekeningen in zwart-wit en tekst op rijm. Ze gaan over Zwarte Jan de Houtepoot, een zeeroverkapitein met een houten been en een glazen oog (‘maar hij miste ook een kuitbeen en een hoop gezond verstand’). Hij heeft een malle bemanning uit alle windstreken en maakt uiteraard de zeeën onveilig met zijn schuit de Drommedaris, vernoemd naar de toren van Enkhuizen waar hij vandaan komt. Zwarte Jan de Houtepoot (1984) opent de reeks met drie inleidende stukjes en 21 avonturen. De tekst op rijm wordt afgewisseld met piratenliedjes. Het tweede deel, Zwarte Jan en de Botervloot (1986), bevat één inleidend stukje, 23 avonturen en 24 piraten- | |
| |
liedjes en -teksten. Zwarte Jan komt met zijn bemanning in de buurt van de Botervloot. Helaas missen ze die, onder andere door met verkeerde vlaggen te seinen. Het derde deel, Zwarte Jan en het grote kapersfeest (1989), verscheen eerder in het weekblad Schuttevaer. Het telt 24 verhalen op rijm en even zoveel piratenliedjes. Zwarte Jan doet mee aan de wedvaart van de kapers op weg naar het kapers-eeuwfeest. Uiteraard gebeuren er onderweg veel stomme en komische dingen.
Dat rijmt is een prentenboek vol met rijmwoorden en -zinnen, verwerkt in paginagrote, gekleurde, ten dele zwart-witte tekeningen. Het karakter van de tekeningen is schematisch, kinderlijk en vrolijk. Ze zitten vol rare combinaties, ook met de tekst. De tekeningen lopen door op de volgende pagina's en beslaan niet steeds hele pagina's. Alle voorstellingen zijn goed herkenbaar en sluiten aan bij teksten als ‘De kat/ gaat op pad’, ‘Wat is dat /Dat is een rat’ en ‘Een mooi gezicht,/ de vis geeft licht’.
Een potje geschiedenis is eerder verschenen in de Blauw Geruite Kiel. De boekuitgave bevat 22 gedichten over historische personen, waarin een loopje met de geschiedenis wordt genomen. Het verhaal, bedoeld voor jongeren vanaf dertien jaar, is opgedragen aan ons vorstenhuis. Het boekje met 23 paginagrote zwartwitte illustraties van Fiel van der Veen bevat luchtige varianten op onze nationale historie. De inhoud loopt de geschiedenis door vanaf de hunebedden tot en met koning Willem-Alexander die tijdens een schaatstocht in een wak de dood vindt, maar het zit vol anachronismen. Zo vindt koningin Wilhelmina het haringkaken uit en komen vreemde combinaties als een gironummer in de tijd van de kruistochten voor. Elk gedicht bestaat uit drie strofen van vier regels met een vast, omarmend rijmschema en een duidelijke regellengte van telkens tien, elf, elf en tien lettergrepen. Er is een wending in de laatste strofe. Ook komen veel rijmgrapjes voor als ‘brrr - voor Chr.’. Ook maakt De Wijs vaak gebruik van alliteraties als ‘zat zonder licht en lucht ineengedoken’. De woordkeus is af en toe quasi geleerd, populair taalgebruik wisselt hij af met deftig, en het geheel zit vol neologismen. Uit de illustraties blijkt dat tussen schrijver en illustrator veel is samengewerkt. In de tekeningen worden de teksteffecten herhaald en versterkt: tijdens de kruistocht wordt met behulp van een megafoon gesproken, bij het kasteel van Muyden liggen lege bierblikjes en in de illustratie van Peter Stuyvesant komen dollartekens voor.
De liedteksten in Hahaha, je vader (1985) zijn speciaal voor kinderen geschreven. De bundel bevat 21 liedteksten, waarvan er één - het kolderieke ‘Texas Jimmy’ - bestaat uit zeven delen op zeven pagina's. De
| |
| |
Illustratie van van Fiel van der Veen uit Een potje geschiedenis
meeste gedichten gaan over herkenbare situaties in het leven van kinderen en hebben titels als ‘hahaha, je vader’, ‘afwaspotpurri’, ‘puistenkop’ ‘jongen op ballet’, ‘een tweedehands jas’ en ‘de winkeldievegge’.
| |
Waardering
Hoewel Dat rijmt werd bekroond met een Zilveren Griffel en een Gouden Penseel, oordeelde Lieke van Duin negatief over ‘het soort rijmelarijtjes, waar onze kleuters verzot op zijn, vol overdrijvingen en bokkesprongen, die ontstaan door het rijmsel zelf: Wil je weten/ wat we eten? Jus/ met een paraplu; Een taart/ met een paard; Koek met een broek; om te gillen/ reuzebillen.’ Ze vindt dat kinderen zulke rijmpjes helemaal niet nodig hebben voor hun taalspel. Volgens haar dollen ze zelf wel met nonsensikale taalgrappen en hebben ze daar geen plaatjes bij nodig. Zulke rijmpjes hoeven ze namelijk niet te zien, omdat zij ze willen hóren, zingen en zeggen. Ze vindt de poëzie van kinderen zelf rijker dan die van Ivo de Wijs, die naar haar oordeel op zijn knieën gaat zitten om de kleintjes ‘op hun eigen niveau’ toe te rijmen. Gerlof Leistra noemt het werk evenwel een boek vol verrassingen, waarin de rijmpjes en prenten zo goed bij el- | |
| |
kaar passen dat het lijkt alsof ze aan één hersenpan ontsproten zijn.
De boekjes over Zwarte Jan worden als ‘erg humoristisch’ ontvangen, als ‘iets aparts (-) over vervaarlijke, toch onnozele, maar heuse piraten’. Jan Smeekens schrijft lyrisch: ‘als je de vierregelige rijmpjes met aandacht leest, [dan] ga je ze (waarschijnlijk op een vrolijk wijsje) spontaan zingen.’
Een potje geschiedenis is unaniem goed ontvangen. Jan Wouters vindt het een ‘erg prettig, wat pretentieloos dichtbundeltje’. Marijke Schouw vermeldt dat de gebeurtenissen die kinderen op school moeten leren ‘heerlijk lachwekkend’ in gekke gedichtjes belicht worden en dat vergezeld van schitterende tekeningen. Toin Duijx noemt de bundel ‘wat taal en illustratie betreft zeer humoristisch’. En Vrij Nederland vermeldt dat ‘de rijmen als een bus kloppen en het ritme meteen in je hoofd blijft zitten’.
| |
Bibliografie
Voor volwassenen
|
Ollebollekes, Nieuwe verzameling (1976); met H. Polzer en P. Niewint, Het Rijmschap compleet en nog meer lief en leed (1984); met H. Polzer, Dartele Dactylus (1984); Vroege Vogels Verzen (1987); Vroege Vogels Vlinders (1988); Vroege Vogels Vliegen (1989). |
Voor kinderen
|
Zwarte Jan de Houtepoot. Met illustraties van Ivo de Weerd. Den Haag, Leopold, 1984. |
Hahaha, je vader. Met illustraties van Alfons van Heusden. Amsterdam, Bakker, 1985. |
Zwarte Jan en de Botervloot. Met illustraties van Ivo de Weerd. Den Haag, Leopold, 1986. |
Dat rijmt. Met tekeningen van Alfons van Heusden. Amsterdam, Bakker, 1988. |
De vogelman. Tekeningen en verhaal van Willemien Min, op rijm gezet door Ivo de Wijs. Rotterdam, Lemniscaat, 1988. |
Zwarte Jan en het grote kapersfeest. Met illustraties van Ivo de Weerd. Amsterdam, Leopold, 1989. |
Een potje geschiedenis. Met illustraties van Fiel van der Veen. Amsterdam, Leopold, 1989. |
Even naar de brievenbus. Met tekeningen van Alfons van Heusden. Amsterdam, Van Goor, 1991. |
De lappendeken. Met tekeningen van Willemien Min. Rotterdam, Lemniscaat, 1991. |
Groot, groter, grootst. Amsterdam, Van Goor, 1994. |
Over Ivo de Wijs
|
Gerton de Beer, ‘Een roomse jongen zonder geloof’ en ‘Wie zegt dat: over geloof en ongeloof’. In: Interviews. Kampen, Kok, 1991, blz. 37-41. |
Renee de Haan, Tekstverwerker Ivo de Wijs heeft druk beklante eenmanszaak - ‘Mijn situatie is misselijk luxueus’. In: Haagsche Courant, 25-10-1986. |
Ivo de Wijs, ‘Gerommel, gerotzooi, raffel raffel, huphup. De tekst is vogelvrij verklaard.’ In: De Tijd, 26-6-1988. |
Gerlof Leistra, De kracht van de eenvoud van De Wijs en Van Heusden. Kinderboek hoeft niet trendy te zijn. In: Leidsch Dagblad, 23-9-1989. |
Lieke van Duin, Ivo de Wijs: ‘Rijm is de leukste taalversiering die er is’. In: Trouw, 5-10-1989. |
37 Lexicon jeugdliteratuur
februari 1995
|
|