| |
| |
| |
Piet Wijn
door Koos Schulte
Pieter Cornelis Wijn werd op 17 mei 1929 in Hilversum geboren. Na de lagere school volgde hij de hbs. Hierna doorliep hij een driejarige opleiding tot illustratietekenaar aan de Rex-tekenschool in Amsterdam, een particuliere instelling.
In 1947 trad hij in dienst bij Marten Toonder op de tekenfilmafdeling. Toen deze gesloten werd, mocht hij meewerken aan Tom Poes Weekblad, een stripblad waar alle medewerkers van de Toonder Studio's in konden publiceren (1947-1951). Nadat Piet Wijn eerst een aantal illustraties voor het tijdschrift had mogen maken, volgde weldra een viertal stripverhalen op tekst van Waling Dijkstra. Het ridderverhaal Verowin was daarvan het succesvolst.
In de laatste jaargang van Tom Poes Weekblad startte Piet Wijn de tekststrip Aram van de Eilanden, weer op tekst van Waling Dijkstra. Na vijf avonturen nam hij de teksten zelf voor zijn rekening. In totaal zouden er veertig Aram-verhalen in vele binnen- en buitenlandse dagbladen verschijnen.
In 1949 ging Piet Wijn op freelance basis werken.
Tijdens de jaren vijftig tekende hij voornamelijk realistische strips, zoals Aram, Alleen op de wereld, De scheepsjongens van Bontekoe en Frank de Vliegende Hollander.
In het begin van de jaren zestig ging Piet Wijn weer voor de Toonder Studio's werken. In 1962-1963 tekende hij enige tijd de Tom Poes-dagstrip. Vanaf het midden van de jaren zestig tekende hij een drietal Toonderstrips: Panda, Kappie en Koning Hollewijn.
| |
| |
Uit Aram: De grote opstand
Tussen 1964 en 1975 maakte hij voor De Spiegel en Prinses de sprookjesachtige strip Puk en Poppedijn (27 avonturen). Voor het meisjesweekblad Tina tekende hij de strips Jennifer Scott, Heidi, Maartje, Alleen op de wereld en Gloria van Goes. Voor Okki zette hij samen met Patty Klein een strip op voor de allerkleinsten: Annemoon. De strip Joker, die hij voor het blad Ezelsoor maakte, werd vanwege ziekte beëindigd door Jan Wesseling.
Wijns bekendste stripfiguur, de dwerg Douwe Dabbert, beleeft vanaf 1975 elk jaar een avontuur in Donald Duck (tekst Thom Roep).
Piet Wijn raakte in 1988 aan zijn rechterhand verlamd. Hij tekent nu links, maar werkt langzamer dan voorheen.
In 1984 ontving Wijn de Stripschapprijs voor zijn complete oeuvre.
Hij woont reeds jarenlang met zijn vrouw in Den Haag.
| |
Werk
Voor Piet Wijn op twintigjarige leeftijd met Verowin begon, had hij al enige ervaring opgedaan met andere strips voor Tom Poes Weekblad, zoals De Zwarte Hertog, De Moorse Tovenaar en Manuello y Gonza.
Verowin geldt als de voorloper van Aram. Beide stripfiguren zijn ridders en hun avonturen zijn in een niet nauwkeurig omschreven periode van de Middeleeuwen geplaatst, net als die van Prins Valiant (Harold Foster). De vorm is ook aan Prins Valiant ontleend: de tekst is niet in balloons geplaatst, maar in blokken, waarin ook dialogen staan. Het taalgebruik in Verowin doet archaïsch aan.
Uit de lange reeks Aram-stripverhalen blijkt dat Piet Wijn zich het beste thuisvoelt in een sprookjesachtige sfeer. Oorspronkelijk is Aram opgezet op aandrang van Marten Toonder,
| |
| |
die in de gaten had dat er naast Eric de Noorman van Hans Kresse ruimte was voor een andere held.
Is het magische in de Aram-verhalen dreigend en hard, in Puk en Poppedijn is het lieflijk en feeëriek. Heksen zijn aardig en behulpzaam, elfjes zijn heel lieflijk en aardmannetjes zijn enigszins boosaardig. Doordat het christelijke weekblad De Spiegel het abonnee-aantal zag dalen, moest de strip gewijzigd worden. Toen het blad ter ziele was, werd de serie voortgezet in Prinses. Toen Piet Wijn de strip voor de tweede maal moest veranderen, verplaatste hij de hele familie per ruimte(tijd)schip naar onze tijd. Dit was het einde van de Puk en Poppedijn-stripverhalen, die bekend stonden om de fantastische inkleuring in romantische pasteltinten van Wim Lensen. Bij een grote brand in de Toonder Studio's in Nederhorst de Berg zijn alle originelen verbrand.
Had Piet Wijn in 1955 met de stripversie van Johan Fabricius' De scheepsjongens van Bontekoe en in 1961 met de strip Dick Durfal reeds laten zien een band te hebben met de Gouden Eeuw, in 1977 verscheen in Tina: Gloria van Goes, De lotgevallen van een kapersdochter, dat eveneens in de zeventiende eeuw speelt. Paul Deckers slaagde erin een perfect stripscenario te schrijven voor Piet Wijn: het samengaan van romantiek en sprookjesachtige elementen. Omdat trollen en kapers niet in de belevingswereld van Tina-lezeressen voorkwamen, werd de strip na vijf episodes gestopt.
Hoewel de stripfiguur Douwe Dabbert oorspronkelijk voor het kleuterblad Bobo was ontworpen, werd deze mollige kabouter in een gewijzigde opzet een van de succesvolste niet-Disneystrips in Donald Duck. Douwe weet zich evenals Puk en Poppedijn omringd door een sprookjeswereld. Wijn noemt de Douwe Dabbert-verhalen geen sprookjes. Sprookjes zijn symbolische vertellingen, terwijl de personages uit Douwe Dabbert karikaturen
Douwe Dabbert in De valse heelmeester
| |
| |
blijven. Hoewel de decors onmiskenbaar de invloed van Marten Toonder uitstralen, zijn tekstschrijver Thom Roep en Piet Wijn erin geslaagd in de strip één figuur de hoofdrol te laten spelen, terwijl de Toonder-strips allerlei bijfiguren kennen, die regelmatig terugkomen. De avonturen van Douwe Dabbert verschijnen in diverse talen.
Het is geen wonder dat in het werk van Piet Wijn de invloed van Toonder merkbaar blijft. Voor Tom Poes schetste hij een aantal stripverhalen, van 1961 tot 1971 tekende hij Koning Hollewijn, van 1962 tot 1972 tekende hij Kappie en vanaf 1969 tot zijn ziekte in 1988 maakte hij dagelijks de strip Panda.
Piet Wijn heeft in zijn lange loopbaan als tekenaar bewezen veel stijlen te beheersen. De realistische stijl zoals hij die bijvoorbeeld toepaste in Aram, Gloria van Goes en De scheepsjongens van Bontekoe, en de semi-realistische, zoals in Douwe Dabbert, Annemoon en Puk en Poppedijn. De strips waarin Wijn zijn fantasie mocht laten meespreken, gaan door voor zijn beste. Vrijwel alle Wijnstrips zijn opgezet in oostindische inkt met penseel. Algemeen wordt Wijn gerekend tot de groten van de Nederlandse strip.
| |
Bibliografie
Een keuze uit de boekuitgaven
|
Alleen op de wereld. Naar de roman van Hector Malot. Bayum, De Lijn, 1983. |
Aram (van de eilanden). Totaal negenendertig titels, waarvan vier verhalen door Henk Alleman getekend zijn. Enkele titels: Morgan de magiër, Het zwaard van Palermo, De leeuw van Bashra, De steen van de profeet en De goudschatten van Bagdad. Deze verhalen zijn tussen 1951 en 1960 in vele binnen- en buitenlandse dagbladen gepubliceerd. Een aantal uitgeverijen heeft de verhalen in albums gebundeld. Uitgeverij Skarabee gaf in 1973 en 1974 zes verhalen in drie bundels uit. Uitgeverij Panda gaf tussen 1979 en 1983 veertien titels uit. |
Dick Durfal. Bayum, De Lijn, 1981. |
Douwe Dabbert. In totaal verschenen tot op heden zestien titels op tekst van Thom Roep, bijvoorbeeld: De verwende prinses, De valse heelmeester, De tanden van Casius Gaius, Op het spoor van kwade zaken en De dame in de lijst. De verhalen zijn vanaf 1975 regelmatig gepubliceerd in het stripblad Donald Duck. In Wordt Vervolgd presenteert verscheen de instructieve strip: Douwe Dabbert vertelt hoe een stripverhaal tot stand komt. Almere, De Koning Boekprodukties, 1985. |
Gloria van Goes. Drie delen, op tekst van Paul Deckers. Bayum, De Lijn, 1981-1982. |
Jennifer Scott. Vier delen, op tekst van Andries Brandt. Bayum, De Lijn, 1982-1983. |
Maartje. Drie delen. Haarlem, Oberon B.V., 1982-1984. |
Verowin. Op tekst van Waling Dijkstra. Bayum, De Lijn, 1985. |
Over Piet Wijn
|
Ik vind strips tekenen gewoon leuk. In: Stripschrift, nr. 10 (1969), blz. 10-11. |
Maarten van der Ploeg e.a., Piet Wijn-interview. In: Bommelkoerier, nr. 14 (1974), blz. 4-8. |
Nico Noordermeer, Een virtuoos tekenaar P.C. Wijn. In: Stripschrift, nr. 79 (1975), blz. 22-25. |
| |
| |
Nico Noordermeer, P.C. Wijn-Bibliografie. Harlingen, uitg. Nico Noordermeer, 1976. |
Henk R. Mondria, De makers van de Toonderstrips. In: Bommelbibliografie 1978. Den Haag, Panda, 1977, blz. 224-228. |
Kees en Evelyn Kousemaker (sam.), Wordt Vervolgd. Utrecht, Het Spectrum, 1979, blz. 234. |
Paul Deckers, Gloria van Goes, De lotgevallen van een kapersdochter. In: Gloria van Goes, album 3. Bayum, De Lijn, 1982. |
Franks Keysper, Panda en de meester-striptekenaar. In: Nieuwsblad van het Noorden, 24-8-1984. |
Hans Kuitert, ‘Ik ben maar een striptekenaar.’ In: De Stem, 13-9-1984. |
Strips en de toekomst. Programmaboek van de Strip-3-daagse 1984. Amsterdam, Het Stripschap, 1984, blz. 29. |
Rob van Eijck, Verowin een ridderroman in stripvorm. In: Verowin. Bayum, De Lijn, 1985. |
Pieter van Oudheusden, Piet Wijn: De strip als ambacht. In: Kuifje, nr. 38 (1989), blz. 14-16. |
31 Lexicon jeugdliteratuur
februari 1993
|
|