| |
| |
| |
Sylvia Weve
door Joke Bellemans
Sylvia Weve is op 28 mei 1954 in Utrecht geboren. Ze groeide op in Roosendaal, waar ze boven de bank woonde waarvan haar vader directeur was. Hij bracht regelmatig stapels eenzijdig bedrukt papier mee naar huis waarop zij zich kon uitleven. Vooral haar moeder, die op de kunstacademie had gezeten, stimuleerde haar.
Tijdens de tekenlessen op school was ze minder gelukkig. De leraren vonden haar tekeningen slordig en onuitgewerkt. Terwijl andere kinderen soms drie lessen over één tekening deden, maakte zij er vijf per les. Ondanks deze negatieve ervaringen koos ze na de middelbare school in 1971 voor de opleiding grafische vormgeving aan de kunstacademie in Arnhem. Daar kreeg ze les van Friso Henstra, die ze als docent heel inspirerend vond. Vanaf 1987 gaf ze zelf zo'n zeven jaar lang één dag in de week les in Arnhem.
Nadat ze in 1976 was afgestudeerd, lukte het haar niet om als grafisch vormgeefster aan de slag te komen. Daarom beproefde ze haar geluk als illustratrice. Voor het weekblad Libelle mocht ze wekelijks een tekening maken bij een kort verhaal. Hoewel deze opdracht haar niet erg aansprak omdat ze er nauwelijks eigen ideeën in kwijt kon, was ze blij werk te hebben. Later vond ze werk dat ze wel leuk vond: illustraties maken voor de Blauw Geruite Kiel, de kinderkrant van Vrij Nederland. Zo leerde ze Rindert Kromhout kennen, met wie ze vooral in de beginjaren veel heeft samengewerkt. Ze tekende ook voor kindertijdschriften als Okki, Taptoe, Jippo, Ezelsoor en St. Kitts van de Bovenwindse.
Sylvia Weve kreeg twee maal een Zilveren Penseel. In 1984 voor haar illustraties in Oma, waar blijft de taart?
| |
| |
Uit Het grote boek van Merel van Rindert Kromhout
van Veronica Hazelhoff en in 1991 voor haar illustraties in Het bad van de zandloper van Rindert Kromhout. Op 25 oktober 1996 ontving ze de Prof. Piprijs voor illustratie ( f 15.000,-), die haar door het Amsterdamse Fonds voor de Kunst was toegekend voor haar expressieve, assertieve en journalistieke tekenstijl.
| |
Werk
Het eerste kinderboek waarin illustraties van Sylvia Weve werden opgenomen, is Een noom op school (1980) van Corrie Hafkamp. Vrij snel daarna volgde Het Grote Luisterleesboek (1981), waarin ook werk van andere illustratoren is te zien. En Peter was de vlieg (1981) is het eerste boek van Rindert Kromhout dat ze mocht illustreren. Er was een goede wisselwerking tussen Weve en Kromhout. Mede daardoor verliep het werken aan de vijf boeken over de kleuter Merel voorspoedig. Ze verschenen tussen 1983 en 1986 en werden gebundeld in Het Grote boek van Merel (1991).
Het boek dat Sylvia Weve het meest na aan het hart ligt, is De bloeddorstige badmeester (1983) van Hans Dorrestijn. Deze bundel met de engste liedjes sinds Piet de Smeerpoets was een kolfje naar haar hand. Ook aan het illustreren van de verhalenbundels Duivelse verhalen (1994), Waar verteld!? (1996) en Magische tekens (1997) beleefde ze veel plezier. Met stift en pastelkrijt maakte ze voor elke bundel zo'n tiental bladzijvullende illustraties in zwart-wit, afgewisseld met kleine pentekeningetjes.
Sylvia Weve heeft een vlotte, expressieve tekenstijl. Met dikke en dunne schetsmatige lijnen, vlekken en vlakken probeert ze zonder al te veel details zo veel mogelijk te zeggen. Voor de zwart-wit illustraties gebruikt ze meestal oost-indische inkt en kroontjespennen die met een schuurpapiertje stomp zijn gemaakt. Ook werkt ze wel met fineliners en viltstiften. Een enkele keer gebruikt ze materialen als (pastel)krijt en lipstick. Voor de illustraties in Dingen van Daan (1991) van Wim Daniëls heeft ze uitsluitend met krijt gewerkt. Daardoor hebben deze tekeningen een heel aparte sfeer.
Haar tekeningen wekken de indruk alsof ze uit de losse pols op papier zijn gezet. Toch maakt ze een heleboel schetsen voordat ze tevreden is. Ten- | |
| |
einde het spontane karakter te behouden, maakt ze een tekening waar ze redelijk tevreden over is nooit helemaal over ‘in het net’. Over de delen die haar niet bevallen plakt ze een stukje papier waarop ze een verbetering tekent; of ze werkt de minder geslaagde delen weg met witte verf. Daardoor lijken de originele tekeningen vaak op patchwork. In de loop der jaren is ze steeds bedrevener geworden, ze hoeft dit knip-en-plakwerk minder vaak toe te passen. Als ze aan het werk is, staat de tv aan omdat ze niet tegen stilte kan.
Voor de illustraties in kleur gebruikt ze in eerste instantie ook stompgemaakte kroontjespennen met oost-indische inkt. De tekeningen kleurt ze in met een viltstift waar ze soms aan de achterkant het dopje vanaf heeft gehaald, zodat ze grotere vlakken kan inkleuren. Soms gebruikt ze ook krijt, zoals voor het omslag van Naar Nebraska (1991) van Veronica Hazelhoff.
Voor het omslag van Wespeneiland (1999) van Abbing & Van Cleeff combineerde ze verschillende technieken. Eerst kreukelde ze wit papier dat ze onder het kopieerapparaat legde. Vervolgens knipte ze het papier in stukjes, kleurde de snippers in en maakte er een collage mee waarbij ze tekende om de illustratie af te werken. Meestal gebruikt ze heldere kleuren, tenzij de tekst om een andere benadering vraagt.
Sylvia Weve is vooral goed in het weergeven van emoties zoals woede, angst en pret. Ook dromerige, verwarde
Uit De bloeddorstige badmeester van Hans Dorrestijn
of verdrietige mensen en dieren geeft ze vaardig een passend aanzien. Voor illustraties met veel details, zoals bijvoorbeeld straattaferelen voelt ze zich niet in de wieg gelegd.
Het illustreren van kinderboeken wisselt ze af met andere opdrachten. Zo werkte ze voor kranten en tijdschriften als Elsevier, Opzij, Viva, de Volkskrant en nrc Handelsblad. Veel succes oogstte ze in de jaren tachtig met een serie boekomslagen voor uitgeverij Meulenhoff die tot stand kwamen met gebruik van het in die tijd nieuwe computer-medium Paintbox. Voor de PTT ontwierp ze in 1996 een aantal postzegels.
| |
Waardering
Sylvia Weve is vescheidene malen geïnterviewd, maar zelden uitsluitend als illustrator van kinderboeken. In een vraaggesprek met Geke Helle zegt ze: ‘Sommige kinde- | |
| |
ren vinden mijn tekeningen stom, maar wel grappig, dat komt er altijd achteraan’. Max Verbeek liet aan leerlingen van twee brugklassen vier boeken zien en vroeg ze welk boek ze zouden willen lezen als ze moesten afgaan op de omslagillustratie. De conclusie: ‘Sylvia Weve heeft [-] met haar omslag van Bozo's droom van Trude de Jong haar doel bereikt’.
Diverse schrijvers toonden zich zeer tevreden met de illustraties van Sylvia Weve. Karel Eykman in Mijn favoriete illustratie (1994): ‘Er zijn illustrators die uiterst geestig en grappig tekenen en er zijn er die prachtig gevoelig en ontroerend werken. Bij Sylvia zie je beide kanten tegelijk in een tekening en omdat ik datzelfde telkens weer in mijn gedichten en liedjes probeer te doen, sluit het zo mooi aan’.
In recensies wordt het werk van Sylvia Weve bijna altijd kort (of helemaal niet!) besproken; meestal in positieve zin. In veel gevallen merkt de recensent op dat de illustraties de tekst goed aanvullen, soms ook dat tekst en illustraties elkaar versterken, een enkele keer dat de illustraties de tekst overtreffen. Rindert Kromhout in 1985 in de Volkskrant naar aanleiding van Roos van Erik Lotichius: ‘In nog grotere mate dan Quentin Blake weet zij met niet meer dan een paar trefzekere lijnen haar tekeningen een enorme expressieve kracht te geven. De illustraties in Roos (1984), zwarte pentekeningen die zijn ingekleurd met grijs viltstift, zijn een stuk rustiger, minder chaotisch, dan de illustraties in haar eerste boeken. Een winstpunt. De tekst is minder mooi’.
Wendy de Graaf toonde zich niet zo enthousiast over de omslagillustratie van Wespeneiland van het schrijversduo Abbing & Van Cleeff. ‘De omslag had wat mij betreft wel iets uitnodigender en minder schematisch gemogen. Nu komt de sfeer in het boek naar mijn smaak totaal niet overeen met de buitenkant.’
| |
Bibliografie
Keuze uit de door Sylvia Weve geïllustreerde kinderboeken
|
Corrie Hafkamp, Een noom op school. Tilburg, Zwijsen, 1980. |
Rindert Kromhout van der Meer, En Peter was de vlieg. Utrecht/Aartselaar, Bruna, 1981. |
Karel Eykman, Wie verliefd is gaat voor en andere liedjes. Amsterdam, De Harmonie, 1982. |
Frank Herzen, Heer Gosbert en de draak. Tilburg, Zwijsen, 1982. |
Henk van Kerkwijk, De jacht op het suikeren bruidspaar. Tilburg, Zwijsen, 1982. |
Rindert Kromhout van der Meer, Moet je horen met je oren. Amsterdam, Querido, 1982. |
Rindert Kromhout van der Meer, Zullen we deze dan maar houden? Utrecht, Sjaloom, 1982. |
Anke de Vries, Samen in een nest. Tilburg, Zwijsen, 1982. |
Hans Dorrestijn, De bloeddorstige badmeester en andere griezels voor kinderen. Amsterdam, Bert Bakker, 1983. |
Karel Eykman, Liefdesverdriet. Amsterdam, De Harmonie, 1983. |
Veronica Hazelhoff, Oma, waar blijft de taart? Utrecht, Sjaloom, 1983. |
Frank Herzen, De strijd om de gouden schaats. Tilburg. Zwijsen, 1983. |
| |
| |
Rindert Kromhout, Ouders ontsnapt! Utrecht, Sjaloom, 1983. |
Rindert Kromhout, Een spartelende speelgoedhond. Amsterdam, Querido, 1983. |
Paul van Loon, Boven op tante Agaat. Tilburg, Zwijsen, 1983. |
Marilyn Sachs, Veronica Ganz. Amsterdam, Querido, 1983. |
Jacques Weijters, Het beeld van de tovenaar. Tilburg, Zwijsen, 1983. |
Rindert Kromhout, Een olifant op schoot. Amsterdam, Querido, 1984. |
Erik Lotichius, Roos. Groningen, Meulenhoff, 1984. |
An Walgreen, Ik en mijn ZX Spectrum: Basic voor kinderen. Groningen, Wolters-Noordhoff, 1984. |
Erik Lotichius, Roos ontdekt de wereld, de belevenissen van een bobtail. Groningen, Meulenhoff, 1985. |
Trude de Jong, Bozo's droom. Utrecht, Sjaloom, 1986. |
Rindert Kromhout, Tijgers in de tuin. Amsterdam, Querido, 1986. |
Veronica Hazelhoff, Ster! Utrecht, Sjaloom, 1987. |
Rindert Kromhout, Wat moet dat daar! Amsterdam, Querido, 1987. |
Karel Eykman, Sneeuwwitje en de zeven krakers. Amsterdam, De Harmonie, 1988. |
Rindert Kromhout, Beestachtig. Amsterdam, Querido, 1988. |
Karel Eykman, Lastige portretten. Amsterdam, De Harmonie, 1989. |
Rindert Kromhout, Het bad van de zandloper. Amsterdam, Querido, 1990. |
Wim Daniëls, Dingen van Daan. Haarlem, Holland, 1991. |
Rindert Kromhout, Het grote boek van Merel. Amsterdam, Querido, 1991. |
Christel Jansen, Aardappels met stokjes. Bloemendaal, Gottmer/Amsterdam, Vluchtelingen-Werk, 1992. |
Rindert Kromhout, Het kleine boek van Merel. Amsterdam, Querido, 1993. |
Ted van Lieshout, Toen oma weg was. Tilburg, Zwijsen, 1993. |
Rogier Proper, Beertje Bonzibor heeft een zacht vel. Amsterdam, Leopold, 1993. |
Rogier Proper, Beertje Bonzibor leert rugzwemmen. Amsterdam, Leopold, 1994. |
Dolf Verroen, Het beest van Bas. Tilburg, Zwijsen, 1994. |
Anke de Vries, Durf-je-wel, durf-je-niet. Tilburg, Zwijsen, 1994. |
Dolf Verroen, Juf doe niet zo suf. Tilburg, Zwijsen, 1994. |
Karel Eykman, Mijn hoofd in de wolken. Amsterdam, De Harmonie, 1994. |
Duivelse verhalen. Amsterdam, Leopold, 1994. |
Mariska Hammerstein, De allerergste hik. Tilburg, Zwijsen, 1995. |
Chris Donner, Brieven van mijn broertje. Amsterdam, Querido, 1995. |
Ted Hughes, Hoe walvis een walvis werd: meer verhalen uit de vroege wereld. Amsterdam, Querido, 1995 |
Rogier Proper en Brian Meyers, Jakkes! sprookjes van Gert Verderrie. Amsterdam, Leopold, 1995. |
Dolf Verroen, Een juf om op te eten. Tilburg, Zwijsen, 1995. |
Veronica Hazelhoff, Lieve Liza. Amsterdam, Averroés, 1995. |
Veronica Hazelhoff, Liza al-aziza. Amsterdam, Averroés, 1995. |
Rindert Kromhout, Het piepkleine boek van Merel. Amsterdam, Querido, 1995. |
Jos van Hest en Saskia van der Valk (samenst.), Feestverhalen. Haarlem, Gottmer, 1996. |
Selma Noort, Geen grappen dit keer. Tilburg, Zwijsen, 1996. |
Chris Donner, Kijk, zo wordt je rijk. Amsterdam, Querido, 1996. |
Waar verteld!? Vreemde verhalen van vroeger en nu. Amsterdam, Leopold, 1996. |
Bies van Ede, En de winnaar is... Tilburg, Zwijsen, 1997. |
Magische tekens: als je ze ontcijfert krijg je een verhaal. Amsterdam, Leopold, 1997. |
Bies van Ede, Piep plet twiet. Tilburg, Zwijsen, 1997. |
Edward van de Vendel, Bijna alle sleutels. Amsterdam, Querido, 1998. |
Rindert Kromhout, Meester Max en de minimonsters. Amsterdam, Leopold, 1998. |
Rindert Kromhout, Super Duck valt aan. Tilburg, Zwijsen, 1998. |
Jos van Hest en Saskia van der Valk (samenstelling), Verjaardags VerHalen. Haarlem, Gottmer, 1998. |
| |
| |
Kinderboeken waarvoor Sylvia Weve de omslagillustratie maakte
|
Veronica Hazelhoff, In Sara's huis. Amsterdam, Querido, 1989. |
Veronica Hazelhoff, Mooie dagen. Amsterdam, Querido, 1990. |
Veronica Hazelhoff, Naar Nebraska. Amsterdam, Querido, 1991. |
Karel Eykman, Link! Amsterdam, De Harmonie, 1991. |
Carolyn Coman, Wat Jimmy die nacht zag. Amsterdam, Querido, 1998. |
Abbing & Van Cleeff, Wespeneiland. Amsterdam, Leopold, 1999. |
Over Sylvia Weve
|
Dokumentatiemap auteurs en illustratoren van jeugdboeken. Knipselkrant jeugdliteratuur, jaargang 15 (1991), nr. 16. Den Haag, NBLC. |
Geke Helle, Sylvia Weve. In: Kinderverzorging/Jeugdverzorging, jaargang 25 (1984), nr. 3, blz. 15-19, |
Margot Klompmaker, Mijn stijl is uit onkunde ontstaan. In: Leidsch Dagblad, 10-10-1984. |
Margot Klompmaker, Dynamiek moet uit de tekening springen. In: Utrechts Nieuwsblad, 9-10-1984. |
Rindert Kromhout, Dierenverhalen vaak verlucht met treffende tekeningen. In: de Volkskrant, 16-2-1985. |
Max Verbeek, Goed gelezen, uit de C-kast, boeken voor lezers van 12 tot 16 jaar. In: Leesgoed, jaargang 14 (1987), nr. 1, blz. 81. |
Ineke Jungschleger, Wat is er nu mannelijk of vrouwelijk aan een tekening? In: de Volkskrant, 10-10-1987. (Interview met Sylvia Weve, Mance Post en Angela de Vrede) |
Marije de Jong, Ik teken liever kwaaie mensen dan troetelbeertjes. In: Viva, 9-9-1988. |
Aukje Holtrop, Ik was zo verlegen dat ik zelfs geen brood durfde te halen bij de bakker. In: Primeur, 9-7-1992. |
Patrick van den Hanenberg, Kwaaie koppen en rimpels lekker om te tekenen. In: de Volkskrant, 17-4-1993. |
Mijn favoriete illustratie. Den Haag, Nederlands Letterkundig Museum en Documentatiecentrum/Amsterdam, Querido, 1994. |
Cornald Maas, Lekker vlezig is fijn. In: de Volkskrant, 25-10-1996 |
Wendy de Graaff, Goed gelezen voor 8 tot 12 jaar. In: Leesgoed, jaargang 26 (1999), nr. 2, blz. 91. |
51 Lexicon jeugdliteratuur
oktober 1999
|
|