| |
| |
| |
Anne Westerduin
door Jan van Coillie
Anne Westerduin is op 19 september 1945 in Oostende geboren. Ze komt uit een artistieke familie. Haar vader, afkomstig uit Scheveningen, was glazenier. Als kind al was ze dol op tekenen. Ze volgde een opleiding tot lerares plastische kunsten in Brugge en werkte enige tijd op een reclamebureau. In de drukkerij van dat bureau leerde ze alles over druktechnieken. Inmiddels was ze begonnen te schilderen, ze exposeerde in binnen- en buitenland. Toen ze moeder werd, ontstond bij haar de behoefte kinderboeken te illustreren. Ze debuteerde in 1987 met illustraties voor Jij, Maiken toch van Margareta Strömstedt.
In 2001 illustreerde ze haar honderdste boek, Betti Spaghetti van Marc De Bel. Ze werkt ook voor educatieve tijdschriften van de uitgeverijen Averbode, De Eenhoorn en De Sikkel. In 1996 kreeg ze een Boekenpauw voor haar illustraties in Een koekje voor Blekkie, dat ook internationaal veel succes had.
| |
Werk
‘Expressief’ is de term die de tekenstijl van Anne Westerduin het beste typeert. Met enkele lijnen, vegen of borstelstreken weet ze een figuur neer te zetten of een sfeer op te roepen. Ze vindt het belangrijk dat het ‘klikt’ met de auteur. Zo werkt ze geregeld samen met Wally De Doncker, Betty Elias, Brigitte Minne, Ron Langenus en Jaak Dreesen. Haar belangrijkste voorbeelden zijn Rita Van Bilsen, Tomi Ungerer, Dick Bruna en Fiep Westendorp.
In haar werk is een duidelijke ontwikkeling waar te nemen. Op haar eerste omslagtekeningen vallen de onwezenlijke gezichten met starende ogen op. Raspoetin (1988, Guy Didelez) typeerde ze als een echte griezel. Opmerkelijk zijn haar gedurfde composities, met uitgesneden vlakken en strepen. Op de omslag van Een muur van hitte (1989, Jaak Dreesen) loopt het
| |
| |
Omslag Een muur van hitte
stuur van een auto over in de rug van een dromerige jongen, met achter hem het gezicht van zijn vader die in de verte staart.
Een eerste stijlverandering kondigde zich aan in haar illustraties voor De meester is een schat (1991) van Bettie Elias. De gezichten van de figuren zijn abstracter en expressiever dan in haar eerdere werk. De nieuwe stijl is duidelijk aanwezig in Dapper zijn, hoe doe je dat? (1993) van Annelies Tock. Op de omslag is een mollig kereltje te zien met piekhaar en een enorme mond. Hij loopt in een onstuimig groen veld met boven hem een onrustige wolkenhemel. De prent is een en al beweging. De dynamiek is nog opvallender in Mijn broer is een orkaan (1994) van Kolet Janssen, waarin de beweeglijkheid samengaat met een vertedering die heel precies de bijzondere band uitdrukt tussen Hannah en haar autistische broer. Doordat een decor ontbreekt, gaat alle aandacht naar de personages. Met een vergelijkbare combinatie van expressiviteit en tederheid bracht ze in Een opa met gaatjes (1996) van Wally De Doncker de demente opa in beeld.
Haar eerste fullcolour prentenboek was meteen raak. Een koekje voor Blekkie (1995), met tekst van Agnes Verboven, viel op door het gewaagde kleurgebruik met veel zwart en expressieve borstelstreken. Voor dit boek gebruikte Westerduin olieverf, in haar volgende boeken vooral acrylverf, soms in combinatie met pentekeningen. Deze laatste techniek hanteerde ze onder meer in Alle eendjes zwemmen in het water (1996, Agnes Verboven), waarmee ze bewees ook dieren een expressief uiterlijk te kunnen geven.
Haar schilderstijl werd in de loop der jaren steeds beweeglijker. Haar personages gaf ze een spichtig voorkomen, met spitse neuzen, dunne armen en benen en piekhaar. De achtergrond beperkte ze tot vlakken vol penseelvegen waaruit af en toe een voorwerp opduikt. Details liet ze weg, verhoudingen vertekende ze en het perspectief gooide ze overboord. Kleuren drukken in haar werk gevoelens uit. Zo gaf ze in
| |
| |
5. Uit De potloodprinses van Brigitte Minne & Anne Westerduin
| |
| |
Uit Slaap als een roos van Jaak Dreesen
Het kleine geheim van Pieter (1998, Bettie Elias) de bange dromen van de hoofdpersoon weer in blauw, bruin en oranje. Zijn schuilplaats kreeg warme groene tinten en de verzoening aan het eind vrolijk geel. De acrylverf bracht ze meteen aan op zwart karton, wat een bijzonder effect geeft. Westerduin beeldt de werkelijkheid niet uit zoals die is, maar zoals de personages die ervaren. Als Pieter in bed geplast heeft en zijn moeder het bed verschoont, doet ze dat zichtbaar met een grote zucht, haar armen gaan bijna om het hele bed heen.
Aan het eind van de jaren negentig tekende en schilderde Anne Westerduin in een hoog tempo en in verschillende genres. In Sinterklaas, luie baas (1999) van Brigitte Minne zette ze eigenzinnig en karikaturaal een gezellige, kale Sint met vlassen baard en badpak neer. Tegenover dit humoristisch geweld staat de poëtische omslagtekening van Bloem in de wind (2000) van Annelies Tock. De abstracte figuur van een indiaanse vrouw wordt doorsneden door een rood kader waaruit een gezicht met een groene hoed naar voren komt.
Hierna experimenteerde ze met witte achtergronden en collages. Haar figuren werden abstracter en ze leek steeds minder lijnen nodig te hebben. De beklemmende sfeer in Nooit meer bang (2001) van Jaak Dreesen riep ze op in verstilde beelden die ze direct aanbracht op het ruwe schilderdoek. Ze greep daarbij terug op de olieverftechniek. ‘Olieverf is minder makkelijk te gebruiken omdat het lang duurt eer het droogt, maar het is vetter, heeft
| |
| |
textuur.’ Ook de zwart-wit illustraties in Slaap als een roos (2002, Jaak Dreesen) zijn van een uiterste eenvoud waarbij vooral de lijnvoering emoties oproept.
Benno en de hommel (2002, Ron Langenus) bracht een synthese van haar kunnen. In dit boek loopt een mollige, ondernemende kleuter rond in een tuin vol beesten. Indrukwekkend is de reusachtige rosse poes. Het boek is een feest van licht en kleur. De dynamiek zet zich voort in de tekst, waarin woorden als ‘zwaaien’ of ‘draaien’ over het blad bewegen en uitroepen groot en vet gedrukt zijn.
| |
Een koekje voor Blekkie
In haar eerste prentenboek, met tekst van Agnes Verboven, toonde Anne Westerduin zich duidelijk meer schilder dan illustrator. Zwierige penseelstreken vervangen de potloodlijnen uit haar tekeningen en geven het boek een eigen dynamiek. Vooral de figuur van Tom - met zijn grote, angstige ogen - trekt de aandacht. Scherp in contrast hiermee is zijn gelukzalige gelaatsuitdrukking als hij bij zijn knuffelolifant zit.
Westerduins expressieve stijl brengt alles in beweging. De enge trap komt als een golvende waterval op Tom afgestormd, maar later, als Blekkie de monsters heeft verjaagd, zijn de treden gladgestreken. Op deze manier zet de illustratrice gevoelens om in beelden.
| |
Waardering
De jury van de Boekenpauw waardeerde Een koekje voor Blekkie met name vanwege van de ‘levendige figuren, van wie de gevoelsuitdrukkingen bijzonder raak zijn getypeerd’. Veel recensenten wezen op de zwierige lijnvoering in haar illustraties. De recensent van het Amerikaanse Kirkus Review typeerde de illustraties in Ducks like to swim als ‘resinous, voluptuously coloured, and full of energy’. Andere critici prezen de wijze waarop Westerduin treffend de sfeer van het verhaal weet op te roepen. Eric Vanthillo roemde het ‘hoog-artistieke gehalte’ van de schilderingen in Nooit meer bang, die ‘zowel de poëzie van de tekst als de psychologie van het verhaal’ versterken. Ria De Schepper vatte in haar bespreking van Vreemd vuur Westerduins stijl samen in de woorden ‘suggestief en eigenzinnig’.
| |
Bibliografie
Keuze uit de door Anne Westerduin geïllustreerde kinderboeken
|
Margareta Strömstedt, Jij, Maiken toch Hasselt, Clavis, 1987. |
Guy Didelez, Raspoetin. Leuven, Davidsfonds, 1988. |
Ed Franck, Vechten om een levend huis. Leuven, Infodok, 1989. |
Jaak Dreesen, Een muur van hitte. Leuven, Davidsfonds, 1989. |
Bettie Elias, De meester is een schat. Mechelen, Bakermet, 1991. |
Annelies Tock, Dapper zijn, hoe doe je dat? Averbode, Altiora, 1993. |
Brigitte Minne, Weet jij wat Bas zegt? Hasselt, Clavis, 1994. |
Kolet Janssen, Mijn broer is een orkaan. Leuven, Davidsfonds/Infodok, 1994. |
| |
| |
Agnes Verboven, Een koekje voor Blekkie. Hasselt, Clavis, 1995. |
Agnes Verboven, Alle eendjes zwemmen in het water. Hasselt, Clavis, 1996. |
Wally de Doncker, Een opa met gaatjes. Leuven, Davidsfonds/Infodok, 1996. |
Guy Didelez, Het pestactieplan. Leuven, Davidsfonds/Infodok, 1997. |
Brigitte Minne, De potloodprinses. Hasselt, Clavis, 1998. |
Bettie Elias, Het kleine geheim van Pieter. Hasselt, Clavis, 1998. |
Sylvia Vanden Heede, Mijn staart eraf als het niet waar is. Tielt, Lannoo, 1999. |
Brigitte Minne, Sinterklaas, luie baas. Medaillon, 1999. |
Annelies Tock, Bloem in de wind. Hasselt, Clavis, 2000. |
Wally de Doncker, Papa ernst, pappa losbol. Leuven, Davidsfonds/Infodok, 2000. |
Marc de Bel, Betti Spaghetti. Leuven, Davidsfonds/Infodok, 2001. |
Jaak Dreesen, Nooit meer bang. Wielsbeke, De Eenhoorn, 2001. |
Ron Langenus, Benno en de hommel. Leuven, Davidsfonds/Infodok, 2002 |
Jaak Dreesen, Slaap als een roos. Averbode, Averbode, 2002. |
Over Anne Westerduin
|
Boekenpauw voor Anne Westerduin. In: Tijdingen. Tijdschrift voor het boekbedrijf, 13-3-1996. |
Ria De Schepper, Vreemd vuur. In: Leesidee Jeugdliteratuur, juni 1997. |
Jan Van Coillie, Tevreden tjilpten de bloemen. In: De Standaard der Letteren, 20-08-1998. |
Wim De Mont, Anne Westerduin, ‘Ik hou niet van platte tekeningen’. In: Tijdingen. Tijdschrift voor het boekbedrijf, augustus/september 2001. |
Eric Vanthillo, Nooit meer bang. In: Klapper, nr. 1, 2002. |
62 Lexicon jeugdliteratuur
juni 2003
|
|