| |
| |
| |
Fiep Westendorp
door Margreet van Wijk-Sluyterman
Sophia Maria Westendorp is geboren op 17 december 1916 in Zaltbommel. Daar behaalde ze op zestienjarige leeftijd haar einddiploma hbs. Ze ging daarna in Den Bosch naar de Koninklijke School voor Kunst, Techniek en Ambacht. Nadat ze daar haar diploma had gehaald, werd ze meteen toegelaten tot de hoogste klas van de Academie voor Beeldende Kunsten in Rotterdam, waar ze zowel de dag- als de avondcursussen volgde, en in het begin van de jaren veertig haar diploma haalde. Tijdens de oorlog ging ze terug naar haar ouders in Zaltbommel en maakte ze de evacuatie van de stad mee. In 1946 verhuisde ze naar Amsterdam, waar ze nog steeds woont.
De eerste illustraties van Fiep Westendorp verschenen in het jongerenblad Ruim Baan en in Vrij Nederland. Ze illustreerde boeken van Henriëtte van Eyk, Heinrich Heine, Charlotte Brontë, I.S. Toergenjev en F. Bordewijk.
Toen na de Tweede Wereldoorlog humor, satire en genres zoals de cartoon in de belangstelling kwamen, kreeg ook Westendorp de kans zich op dat terrein te begeven. Ze werkte mee aan het satirische blad Mandril met onder anderen Carmiggelt. Voor Het Parool illustreerde ze de vrouwenrubriek en later ook de kinderrubriek. In deze krant verscheen voor het eerst Jip en Janneke (1952-1957), waarmee de samenwerking met Annie M.G. Schmidt begon, die voor hen beiden zo belangrijk is geworden. Dat de samenwerking met Annie Schmidt altijd zo goed is gegaan, verklaart Fiep Westendorp door het feit, dat ze eenzelfde soort humor hebben
| |
| |
en zich allebei (nog steeds) onzeker voelen, en daarom belang hechten aan de mening van de ander over hun eigen werk.
Voor kranten en tijdschriften bleef ze werken. De verhalen over Pim en Pom van Mies Bouhuys verschenen voor het eerst in grote provinciale dagbladen. Pluk van de Petteflet en Otje van Annie M.G. Schmidt begonnen als vervolgverhaal in Margriet. Eind jaren zeventig en begin jaren tachtig verschenen verhalen van Annie Schmidt met haar tekeningen in Bobo.
Fiep Westendorp illustreerde ook school- en leerboeken. Naast illustratiewerk kreeg ze veel andere opdrachten. Ze maakte in 1962 tekeningen voor de muren van de kinderkamer van het passagiersschip de ‘Rotterdam’. In 1969 werd haar ontwerp uitgekozen voor een wenskaartje van Unicef. Een tekening van haar hand werd opgenomen in de kalender van Unicef voor 1970.
Westendorp was lid van de Grafische Kunst Federatie in Amsterdam. Werk van haar werd tentoongesteld in Galerie Clemar in Den Haag (1978), op de tentoonstelling van Lankamp en Brinkman in Amsterdam in 1980, en verder in Enschede en Arnhem, in het Singer Museum in Laren in 1989, en op een overzichtstentoonstelling van werk van Annie M.G. Schmidt in het Letterkundig Museum in Den Haag (1991).
| |
Werk
In haar tekeningen zoekt Fiep Westendorp altijd naar het bijzondere en het humoristische van situaties en figuren en dan vooral in houdingen: ‘Ik ben geïnteresseerd in houdingen’ (Margriet, 1969). Ze vindt dat de figuurtjes die ze tekent karakters moeten zijn: ‘Ik deformeer en chargeer, maar het zijn wel karakters’ (De Volkskrant, 1977). Daardoor hebben de figuren van Westendorp een eigen karakteristieke vorm gekregen. Toen Jip en Janneke in Het Parool verschenen, heeft Fiep Westendorp gekozen voor silhouetten, omdat de plaatjes in de krant als lijncliché op goedkoop papier gedrukt moesten worden. Later realiseerde ze zich pas goed, hoeveel beperkingen die vorm met zich meebracht en beschouwde ze dat ook weer als een puzzel die ze moest oplossen (Trouw, 1990).
Westendorp styleert ook de stofbehandeling: stoffen van kleding, dekens of gordijnen tekent zij als lapjes voor een wandkleed, zonder veel plooien. Door dit procédé ligt de nadruk op het platte vlak en wordt het perspectief enigszins onderdrukt.
Voor de compositie van de tekeningen houdt ze rekening met hun plaats op de pagina. Veel aandacht geeft ze aan details die van belang zijn in het verhaal. Daarnaast bedenkt ze ook veel humoristische details die iets toevoegen aan de tekst. Fiep Westendorp tekent meestal uit het hoofd. Al-
| |
| |
Uit Rijmpjes en versjes uit de nieuwe oude doos van Han G. Hoekstra
| |
| |
leen voor technische zaken, zoals brommers en motoren bestudeert ze foto's en goede voorbeelden.
Aanvankelijk was ze voor haar illustraties aangewezen op lijnclichés met een steunkleur, waarvoor twee drukgangen nodig waren. Vanaf de jaren zeventig kon ze de nieuwe technische mogelijkheden toepassen voor het werken in kleur. Ze gebruikt zachte, warme en heldere - maar nooit felle - kleuren, met verschillende tinten van één kleur.
Door haar brede opleiding, waarin ook ontwerpen en vormgegeven elementen waren, heeft Fiep Westendorp altijd opvallend goede omslagen getekend bij haar boeken. Vooren achterkant van de band, waarin de afbeelding doorloopt, vormen één geheel. De letters staan op een plaats die past binnen de compositie van de tekening en het kleurgebruik sluit aan bij de illustraties in de tekst.
‘Illustreren is gewoon een vak,’ zei Fiep Westendorp in Elsevier (1990). Ze heeft altijd zoveel opdrachten gekregen, dat ze maar weinig tijd over had voor vrij werk. Aan deadlines heeft ze een hekel, omdat die haar werk tekort dreigen te doen.
Ze vindt het van groot belang, dat kinderen plezier hebben in de tekeningen en dat ze door de illustraties ook gevoel voor kwaliteit krijgen. Voor de fantasie van de lezers moet ruimte blijven: ‘Ik wil de fantasie van de kinderen niet al te zeer verdringen met mijn tekeningen’ (nrc Handelsblad, 1989). Daarom ook heeft ze nooit de ouders van Jip en Janneke getekend. De jonge lezers moeten hun eigen ouders erbij kunnen denken. Details moeten wel kloppen. Daar zijn kinderen heel gevoelig voor. Heel belangrijk is voor Westendorp, dat je niet het hoogtepunt van het verhaal tekent. De tekening moet naar iets toewerken, maar niet de spanning breken.
Als van boeken met haar illustraties nieuwe drukken verschenen, kreeg Westendorp de kans om nieuwe plaatjes te tekenen. In Trouw (1990) merkt ze op, dat de kinderen in haar plaatjes eigentijds gekleed moeten zijn. Daarom heeft ze gedateerde details in kleding en omgeving van de figuren aangepast. Maar ook in haar manier van tekenen zijn duidelijk veranderingen te zien.
| |
Ontwikkeling
Haar eerste illustraties bij werk van onder anderen Clara Eggink (1941) en Heinrich Heine (1946) zijn pentekeningen met vloeiende lijnen en fijne arceringen, die de vlakken vullen. Daardoor doen de afbeeldingen donker aan. In de gezichten van de illustraties bij Jane Eyre van Ch. Brontë (1947) is haar eigen stijl al te herkennen. Het ‘chargeren en deformeren’ is zichtbaar in Sneeuw van Henriëtte van Eyk (1946). Het zijn heel lichte tekeningen, waarin de omtrekken nauwelijks ingevuld zijn.
| |
| |
De zwarte en lichtblauwe lijnen lopen langs en soms zelfs door de tekst heen, wat zeker in die tijd een ongebruikelijke vormgeving was.
Dezelfde doorlopende, ononderbroken lijnen en getekende ogen en monden vinden we in de plaatjes voor Het verloren schaap van Han G. Hoekstra (1947). De figuren hebben brede, iets afgeplatte gezichten, zoals ook de eerste silhouetjes van Jip en Janneke (1953).
In De Rode Ponnie van Mies Bouhuys (1956) zijn de lijnen scherper en de afbeeldingen meer gestyleerd. Ogen, neuzen en monden zijn summier, maar trefzeker aangeduid, niet meer dan nodig is om de uitdrukking te suggereren die de tekst oproept.
Nog verder gestyleerd zijn de figuren in de platen voor Kroezebetje van Annie Schmidt uit 1966, met hun spichtige armen en benen. Het is vooral ook de houding van mensen, kinderen en dieren die bij draagt aan de uitdrukking van hun stemmingen en gevoelens. De deftige mannen met lange titels zijn echte Westendorp-karikaturen, zoals die ook ruim vertegenwoordigd zijn in Pluk van de Petteflet (1971). De ruimte in de plaatjes wordt steeds meer gevuld met humo-
Uit Kroezebetje van Annie M.G. Schmidt
| |
| |
Uit Pluk van de Petteflet van Annie M.G. Schmidt
ristische details en leuke vondsten.
De nieuwe uitgave in groot formaat van de Rijmpjes en versjes uit de nieuwe doos van Han Hoekstra (1976) beschouwt Westendorp zelf als een van haar meest geslaagde boeken, want ze kreeg hierin niet alleen veel vrijheid voor de tekeningen, maar ook voor het ontwerp van het boek, voor de verdeling van de platen over de pagina's. Samen met de graficus Joost van de Woestijne kon ze er een jaar aan werken.
In vergelijking met de lijntekeningen in de oude uitgave bezitten de nieuwe zwart-wit tekeningen meer nuances van grijs, waardoor ze meer sfeer oproepen, zoals in ‘Het jongetje dat van de maan at’. De kinderen zijn anders gekleed, maar vooral ook heel anders getekend. De figuurtjes zijn neergezet met scherpe, rechte lijnen; ogen en monden worden niet precies getekend, maar met een stipje of een streepje weergegeven. ‘De kinderen van de Rozenstraat’ zijn brutaler en uitdagender geworden. Zowel in de illustraties als in het bandontwerp heeft zij paars-blauw als basiskleur gekozen, waarbij in de andere kleuren iets blauw is gemengd. Deze eenheid in kleurstelling van zowel de illustraties als de band geeft een eenheid in de opzet van het boek, zoals ook toegepast bij de nieuwe uitgave van Jip en Janneke.
Toen in 1977 alle verhalen in één band van groot formaat bijeengebracht werden, is een groot deel van de zwart-wit tekeningen vernieuwd. Omdat ze door de haast van de uitgever niet voldoende tijd meer kreeg,
| |
| |
Uit Jip en Janneke van Annie M.G. Schmidt
moest een aantal oude plaatjes gehandhaafd blijven. Pas in de afzonderlijke uitgaven van de verschillende boeken, die vanaf 1984 verschenen, heeft ze alle tekeningen kunnen vernieuwen. Daarnaast heeft Westendorp nieuwe kleurenplaten getekend, die ook - met nog meer tekeningen in kleur - verschenen bij de in Bobo gepubliceerde verhalen (1976-1980).
De silhouetjes hebben in de kleurplaten niet meer de functie die ze vroeger hadden in de zwart-wit illustraties voor de krant. Toch zijn ze gehandhaafd, omdat het beeld van Jip en Janneke daardoor bepaald wordt. Veel van de volwassen personen zijn echter niet meer als silhouet afgebeeld.
Jip en Janneke verschillen duidelijk van de eerste illustraties. De gezichten zijn ronder, de wipneusjes vallen nog meer op bij de bolle wangen, en door hun opgetrokken schoudertjes zijn hun nekjes bijna onzichtbaar. Het kanten schortje van Janneke is vervangen en Jip draagt een T-shirt.
In Otje van Annie M.G. Schmidt (1980) krijgt Westendorp volop de gelegenheid om humoristische situa- | |
| |
ties te tekenen, met veel details, overvolle kamers en rommelige keukens. Over de illustraties merkt Anne de Vries op: ‘In de tekeningen krijgen Otje en haar vader minder gezicht dan in de tekst. De karikaturen van de bijfiguren zijn wel geheel op hun plaats’ (nrc Handelsblad, 1970). Maar Fiep Westendorp voegt veel toe aan de tekst. Mariska Hammerstein schrijft (De Volkskrant, 1981): ‘De tekeningen doen meer dan de tekst onderstrepen. Door toevoegingen van veel details en dankzij bepaalde uitdrukkingen in de houdingen en gezichten levert Fiep Westendorp een wezenlijke bedrage aan het succes van Otje’.
Naar het inzicht van Bregje Boonstra (nrc Handelsblad, 1988) en Joyce Kammer (Haagsche Courant, 1989) hebben de nieuwe gekleurde tekeningen bij Tante Patent (1988) toch iets ingeboet aan zeggingskracht, vergeleken met de oude zwart-wit tekeningen bij de oorspronkelijke strip. Murk Salverda daarentegen vindt de nieuwe versie overtuigender: ‘De kleurplaatjes zijn komisch, fraai en expressief, ze zijn tekstgetrouw en vervallen nergens in overdrijvingen,’ schrijft hij in Altijd Acht gebleven, het schrijversprentenboek over Annie M.G. Schmidt. De artikelen in dit boek over de illustraties bij het werk van Annie M.G. Schmidt bevatten onder andere een uitvoerige beschrijving van de drukgeschiedenis van de verschillende boeken. Ook daarin komt duidelijk naar voren, hoe Westendorp haar tekeningen steeds vernieuwde in stijl en aanpaste aan de tijd.
Voor Jorrie en Snorrie van Annie M.G. Schmidt (Kinderboekenweekgeschenk 1990) maakte Westendorp zwart-wit tekeningen met veel fijne lijntjes en grijstonen. De platen zijn helemaal vol getekend; de trein puilt uit van de vele passagiers die met hun lange, in scherpe lijnen getekende gezichten karakteristieke Westendorp-figuren zijn.
| |
Waardering
De boeken die Westendorp illustreerde worden veel gekocht en in bibliotheken vaak uitgeleend, zodat haar figuren overal bekend zijn. Veel van de verhalen, vooral die van Annie M.G. Schmidt zijn onverbrekelijk verbonden met de afbeeldingen van Fiep Westendorp.
Hoewel de kritiek haar tekeningen soms te scherp en te karikaturaal vindt, heeft toch de positieve waardering de overhand; vooral vanwege de humor en de originele vondsten in haar werk.
| |
Bibliografie
Keuze uit de door Fiep Westendorp geïllustreerde boeken voor volwassenen
|
Clara Eggink, De vrouw en de cormorant (1941), F. Bordewijk, Veuve Vesuvius (1946), Heinrich Heine, Het boek Le Grand (1946), Emile
|
| |
| |
Brontë, Jane Eyre (147), I.S. Toergenjev, Eerste liefde (1947), Henriëtte van Eyk, Van huis tot huis (1949). Annie M.G. Schmidt, Van schuitje varen tot van Schendel (1954), Martie Verdenius, Babysittersboekje (1964), Nederlands om prettiger te leven. Leren praten (1974) |
Keuze uit de door Fiep Westendorp geïllustreerde jeugdboeken
|
Henriëtte van Eyk, Sneeuw. Amsterdam, De Bezige Bij, 1946. |
Han Hoekstra, Het verloren schaap. Amsterdam, Meulenhoff, [1947]. |
Jeltse Kuipers, De vertelling van de klok. Amsterdam, De Arbeiderspers, [1947]. |
Clare Lennart, Prinsesje Mimosa. Utrecht, Bruna, 1951. |
Han G. Hoekstra, Rijmpjes en versjes uit de nieuwe doos. Amsterdam, Meulenhoff, 1952. |
Han G. Hoekstra, Versjes uit de grabbelton. Amsterdam Meulenhoff, 1953. |
Annie M.G. Schmidt, Jip en Janneke. Amsterdam, De Arbeiderspers, 1953. Daarna verschenen nog zeven boekjes over Jip en Janneke: Degroe-ten van Jip en Janneke (1954); Hop maar Jip en Jan-ne-ke (1955); Daar gaan Jip en Jan-ne-ke (1956); Een zoentje van Jip en Jan-ne-ke (1957); Goed zo Jip en Jan-ne-ke (1958); Pas op Jip en Jan-ne-ke (1959); E-ventjes lachen, Jip en Jan-ne-ke (1960). |
Wim Hora Adema, Rooie Freekie. Amsterdam, Allert de Lange, 1953. |
Wim Hora Adema, 't Slechte kerstrapport. Amsterdam, De Arbeiderspers, [1954]. |
Mies Bouhuys, Rakker de Mees en andere verhalen. Amsterdam, Holland, [1955]. (Serie Bonte Boekjes nr. 4) |
Harriët Laurey, Tovertje Konijn en Haasje Repje. Haarlem, Holland, 1956. (Serie Bonte Boekjes nr. 5). |
Mies Bouhuys, De rode ponnie. Amsterdam, Holland, [1956]. (Serie Bonte Boekjes, nr. 8) |
Wim Hora Adema, De rode engel. 's Gravenhage, Stols, 1957. |
W. van der Molen. Van een aap, een kat en een orgeltjesman. Amsterdam, Holland [1957]. (Serie Bonte boekjes nr. 12) |
Annie M.G. Schmidt, Drie Stoutertjes. Amsterdam. Persil, 1958. (8 deeltjes) |
Annie M.G. Schmidt, Prelientje. Amsterdam, Persil 1958. (8 deeltjes) |
Mies Bouhuys, Pim en Pom. Amsterdam, Holland, [1958]. (Serie Bonte Boekjes, 13) |
R. Graham, De vliegende wasmand. Hoorn, Reinalda, [1959]. |
Mies Bouhuys, Pim en Pom: Nieuwe verhalen. Amsterdam, De Bezige Bij, 1959. |
Annie M.G. Schmidt, Woelewippie onderweg. IJmuiden, Vermande, 1960. (In opdracht van de verkeerspolitie in Rotterdam.) |
H. Broekhuizen, Kleuterdeuntjes. Liedjes uit het radioprogramma ‘Kleutertje Luister’. Haarlem, De Toorts, 1961. |
Annie M.G. Schmidt, Ibbeltje, een muzikaal verhaal. Met muziek van Cor Lemaire. Vaassen, Venz, 1961. |
Annie M.G. Schmidt, Pluis en Poezeltje. Jutphaas, Persil, 1963. (6 deeltjes) |
Thea Beckman, Bertus en het wonderkrijtje. Amsterdam, Kris Kras, 1964. |
Annie M.G. Schmidt, Spiegeltjes rondreis. Amsterdam, De Arbeiderspers, 1964. (Tegelijkertijd uitgegeven als reclameboekjes voor de KLM.) |
Annie M.G. Schmidt, Kroezebetje. Amsterdam. De Arbeiderspers, 1966. (Aanvankelijk reclameboekje voor Textielfabrieken.) |
Mies Bouhuys, Pim en Pom de praatjesmakers. Amsterdam, De Arbeiderspers, 1967. (Serie ABC voor de Jeugd) |
Mies Bouhuys, De Pim en Pomnibus. Amsterdam, De Arbeiderspers, 1969. |
Henriëtte van Eyk, Sinterklaas blijft een zomer over. Hoorn, Westfriesland, [1970]. |
Annie M.G. Schmidt, Pluk van de Petteflet. Amsterdam, Querido, 1971. |
Annie M.G. Schmidt, Floddertje. Amsterdam, Querido, 1973. (Eerder verschenen in 6 deeltjes als reclame-uitgave van Nutricia.) |
Annie M.G. Schmidt, Het fornuis moet weg. Amsterdam, Querido, 1974. |
M. Heijermans, Simon en het sprookje. Utrecht, Het Spectrum, 1976. |
| |
| |
Han G. Hoekstra, Rijmpjes en Versjes uit de nieuwe doos. Amsterdam, Meulenhoff, 1976. |
Annie M.G. Schmidt, Jip en Janneke. Vijf delen in één band. Met vernieuwde illustraties. Amsterdam, Arbeiderspers, 1977. (Tussen 1963 en 1965 afzonderlijk uitgegeven) |
Annie M.G. Schmidt, Het hele schaap Veronica. Amsterdam, Querido, 1978. (4de druk) |
Annie M.G. Schmidt, Otje. Amsterdam, Querido, 1980. |
Mies Bouhuys, Tijd voor Kattekwaad: Nieuwe avonturen van Pim en Pom. Amsterdam, Querido, 1982. |
Annie M.G. Schmidt, Tante Patent. Amsterdam, Querido, 1988. (Vernieuwde uitgave van Het beest met de achternaam.) |
Annie M.G. Schmidt, Uit met juffrouw Knoops. Amsterdam, Querido, 1989. (Vernieuwde uitgave.) |
Annie M.G. Schmidt, Jorrie en Snorrie. Geproduceerd door Querido voor de CPNB; Kinderboekenweekgeschenk, 1990. |
Over Fiep Westendorp
|
Artikelen gemerkt met * zijn opgenomen in de map over Fiep Westendorp in de reeks: Documentatie auteurs en illustratoren van jeugdboeken, knipselkrant Jeugdliteratuur. Den Haag, NBLC. |
* W. Hora Adema, Fiep Westendorp: ‘Een kaart voor de kinderen’. In: Margriet (1969), nr. 35. |
* E.J.M.A. Vermolen, Fiep Westendorp, illustratrice en tekenares. 's Gravenhage, Bureau Boek en Jeugd, 1971. (Monografieën over auteurs en illustratoren van Jeugdliteratuur: serie A. nr. 2.) |
Fiep Westendorp, Stemmen van tekenaars. In: De druiven zijn zoet; bijeengebracht door A. Rutgers van der Loeff-Basenau. Groningen, Wolters-Noordhoff, 1971. |
* R. Gortzak, Fiep Westendorp tekent tien tot twaalf uur per dag. In: De Volkskrant, 14-10-1977. |
Staan er plaatjes in? Catalogus van een tentoonstelling. Amsterdam, Lankamp en Brinkman, maart 1980. (Bewerkt door Dolf en Sarah Verroen voor Reflex, jaargang 1982, nr. 4, Over illustratoren en illustraties.) |
* Karel Eykman, De tekenoma's. In: Vrij Nederland, 11-10-1986, blz. 10-12. |
Truusje Vrooland-Löb, De tekenaars van Annie M.G. Schmidt. In: Bzzlletin, jaargang 17 (1987), nr. 149. (Speciaal nummer over Annie Schmidt.) |
* Bianca Stigter, Indiaantjes in de kerstboom. In: NRC Handelsblad, 6-10-1989. |
* Els Smit, Een leven vol van tekenen. In: Algemeen Dagblad, 23-12-1989. |
Aukje Holtrop, Annie M.G. Schmidt en Fiep Westendorp in de reclame. In: Vrij Nederland, 13-1-1990. |
Cornald Maas, ‘Waterpas is waterpas’. In: Elsevier, oktober 1990. |
Jolan Douwes, Jip en Janneke kunnen moeilijk zoenen. In: Trouw, 4-10-1990. |
Altijd acht gebleven: Over de kinderliteratuur van Annie M.G. Schmidt. Redactie: Tine van Buul, Aukje Holtrop, Murk Salverda (eindredactie) en Erna Staal. Schrijversprentenboek nr. 31. Amsterdam, Querido, 1991. |
28 Lexicon jeugdliteratuur
februari 1992
|
|