| |
| |
| |
Nannie van Wehl
door Janneke van der Veer
Nannie van Wehl werd op 12 november 1880 als Susanna Jacoba Adriana Reys in Den Haag geboren. Haar vader, afkomstig uit een onderofficiersmilieu, was gymnastiek- en schermleraar; een man die door hard werken en visie een goede positie wist op te bouwen. Nannie was de oudste van vier kinderen en had twee broers en één zus. Het gezin Reys was redelijk welgesteld; de vier kinderen kregen een uitstekende opleiding. Hoewel ze vaak ziek was, lijkt Nannie van Wehl een onbezorgde jeugd te hebben gehad. Toch voelde ze zich blijkens een dagboek dat ze later voor haar kinderen schreef, niet erg gelukkig. Al op jonge leeftijd schreef ze kleine voorvallen op, die vooral te maken hadden met haar elf jaar jongere ‘kleine broertje’. ‘Zoo leerde ik de vreugde van het schrijven kennen,’ vertelde ze later in een interview met De Haagsche Vrouwenkroniek.
Ze volgde een opleiding tot onderwijzeres en behaalde de hoofdakte en de akten Frans, Nuttige Handwerken en Vrije en Orde-oefeningen. Op de Gemeentelijke Normaalschool in Den Haag kreeg ze les van Jan Ligthart, die haar aanmoedigde in haar wens schrijfster te worden. In het door Ligthart in 1899 opgerichte tijdschrift School en Leven, weekblad voor opvoeding en onderwijs in school en huisgezin, verscheen in 1901 onder de naam Susanna haar eerste bijdrage, getiteld ‘Terug naar een mooi plekje’.
In 1905 vertrok ze naar Rotterdam, waar ze eerst onderwijzeres en later waarnemend hoofd aan een openbare meisjesschool voor uitgebreid lager onderwijs was. In 1908 trouwde ze met de civiel ingenieur C.M. (Kees) Lugten. Het echtpaar Lugten-Reys kreeg twee kinderen, Susanna en Kees. Het gezin woonde in Rotterdam; in de zomermaanden verbleef de schrijfster meestal met haar kinderen in hun tweede huis in Bilthoven.
| |
| |
In 1905 verscheen haar eerste meisjesboek De Boschjes-club, waarna in een vlot tempo vele andere titels volgden. Ze maakte daarbij gebruik van het pseudoniem Nannie van Wehl, dat volgens D.L. Daalder in Wormcruyt met Suycker ontleend is aan een vriendin en aan een geliefde vakantieplaats in de Gelderse Achterhoek. Dit wordt overigens niet bevestigd door andere bronnen, zoals het familiearchief. Over het gebruiken van een pseudoniem zei de schrijfster in het interview met De Haagsche Vrouwenkroniek dat ze in haar debuut zo veel ‘lieflijke en droevige herinneringen uit haar eigen jeugd’ had verwerkt dat ‘het haar ondragelijk zou zijn geweest, als anderen haar daarover aangesproken hadden.’
Op het gebied van de jeugdliteratuur was ze ook actief als redactrice van de Juliana-Bibliotheek van uitgeverij Ten Brink in Meppel. Daarnaast verleende ze als recensente en redactrice medewerking aan diverse tijdschriften. Zo zijn onder het pseudoniem Nannie van Wehl in een groot aantal kindertijdschriften, waaronder Voor 't jonge volkje, Onze meisjeswereld, Het jonge Holland, Droom en Daad en Zonneschijn, bijdragen van haar opgenomen - zowel verhalen als recensies van kinderboeken. In tal van tijdschriften voor volwassenen, zoals De Haagsche Vrouwenkroniek, Leven en Werken, De Vrouw en haar Huis en Eigen haard, verschenen onder haar eigen naam S. Lugten-Reys, en onder de pseudoniemen Nannie van Wehl, Susanna en Mater Conata, artikelen over pedagogische en emancipatorische onderwerpen, boekbesprekingen en columns.
Nannie van Wehl leidde een actief en productief leven, waarin ze huwelijk, gezin en werk wist te combineren, mede dankzij het feit dat ze door een goede financiële positie de mogelijkheid had voldoende (huishoudelijk) personeel aan te trekken. Ze was energiek, hield van hard werken en geloofde in haar eigen talenten. Ze voelde zich geroepen kennis en inzichten aan anderen over te dragen; wat dat betreft was ze een echte ‘schooljuffrouw’. Ondanks het feit dat haar werk belangrijk voor haar was, wilde ze toch in de eerste plaats een goede echtgenote en moeder zijn. Ze hechtte aan een eerlijke en kameraadschappelijke sfeer en stimuleerde haar kinderen tot een veelzijdige ontplooiing van hun talenten, zowel op intellectueel gebied als in sport en vriendschappen.
Hoewel Nannie van Wehl duidelijk geëmancipeerd was, propageerde zij in haar boeken geen feministische ideeën. In Wij zijn jong! (1907) wordt bijvoorbeeld de mogelijk al te intellectuele ontwikkeling van een van de meisjes scherp in de gaten gehouden, opdat zij geen ‘vrije vrouw’ zou worden. In hetzelfde boek is een passage te vinden tegen het vrouwenkiesrecht, waarvoor in die tijd gestreden werd.
Uiterlijk leek Nannie van Wehl enigszins op koningin Wilhelmina, een gelijkenis waar ze altijd heel trots op is geweest. Aan het eind van haar leven
| |
| |
was ze niet meer zo productief. Ongetwijfeld hebben de ziekte en dood van haar dochter, het bombardement van Rotterdam en de Duitse bezetting daarmee te maken. Na een periode van afnemende gezondheid overleed Nannie van Wehl op 15 april 1944 in Rotterdam.
| |
Werk
Vanaf 1905 schreef Nannie van Wehl talloze meisjesboeken en enkele kinderboeken; ook werkte ze mee aan diverse ‘vertelselboeken’ voor jonge kinderen waarin verhalen van verschillende auteurs opgenomen werden. Haar werk behoort niet tot een duidelijke godsdienstige richting; in de vakliteratuur worden haar boeken als ‘neutraal’ getypeerd. Het bekendst werd ze door haar meisjesboeken, ook het genre dat zij het liefst beoefende. In tal van boeken verwerkte zij jeugdherinneringen, bijvoorbeeld in De verhalen van mijn jongen (1922). Diverse boeken, waaronder De Boschjes-club, De Tante van het Duinveld (1906), De Buren (1907), Wij zijn jong! en Do en Lo Verster (1910), zijn gesitueerd in gegoede kringen in en rond Den Haag, het milieu waarin zij zelf opgroeide. Ze geven een beeld van de zeden en gewoonten omstreeks de eeuwwisseling in deze kringen: grote huizen, veel personeel, lekkernijen en veel uitjes. Ook haar liefde voor de natuur rond de stad - de Scheveningse Bosjes en de duinen - komt in deze boeken tot uitdrukking.
Nog andere autobiografische elementen zijn in de meisjesboeken aan te wijzen. In Constance trok van huis tot huis (1917) is het jonge gezin van Oom Ties en Tante Lies, bij wie Constance tijdens de afwezigheid van haar ouders lange tijd logeert, een afspiegeling van het gezin Lugten. De jeugd van haar echtgenoot in Hellevoetsluis is beschreven in Aan den waterkant (1909). In De geschiedenis van een kleinen jongen (1921) is het gedachtegoed van haar vader, een voorvechter van gymnastiek, met name heilgymnastiek, verwerkt.
Ook verschillende thema's van haar boeken zijn op jeugdervaringen gebaseerd, hoewel Nannie van Wehl er vaak een andere, aan de fantasie ontsproten wending aan gaf. Veel voorkomende, al dan niet in relatie tot elkaar staande onderwerpen zijn examens, hard werken en ziekte, bijvoorbeeld in De Boschjes-club, De Tante van het Duinveld en Het moeielijke begin (1906). In het laatstgenoemde boek staan de belevenissen centraal van een club vrienden en vriendinnen die hard werken voor examens en overgangen. Op de drempel naar volwassenheid moet een prestatie worden geleverd. Sommigen worden daarin belemmerd door ziekte, zoals Leo Falckenaer, een van de hoofdpersonen in Het moeielijke begin, voor wie geen genezing meer mogelijk is.
Ook een hechte band tussen broers en zussen, evenals sterke vriendschappelijke relaties komen veel voor in de verhalen, waarbij vaak sprake is van
| |
| |
Illustratie van L.W.R. Wenckebach uit De Boschjes-club
een ouderloos of eenoudergezin. Dat geldt bijvoorbeeld voor Wij zijn jong!, waarin Marianne en Piet, de oudste kinderen van het ouderloze gezin Hoogendijk, ondanks tegenwerking van de familie de verantwoordelijkheid op zich hebben genomen voor de jongere broers en zusjes. Bij het bevriende gezin Van Zutfen wordt een groot deel van de zorg ook gedragen door de twee oudste kinderen; de moeder is namelijk het overlijden van haar man nooit te boven gekomen. De twee gezinnen steunen elkaar met raad en daad, maar hebben ook veel (muzikaal) plezier met elkaar. Net als in Het moeielijke begin is in dit verhaal sprake van ontluikende liefdesrelaties. Nannie van Wehl legt echter niet de nadruk op de heftige gevoelens van verliefdheid, maar op de kameraadschap en de zorg voor elkaar.
Het thema vriendschap is ook verwerkt in De Buren, waarin het gezellige gezin Verbeek zich ontfermt over het moederloze Franse buurgezin waarvan de vader ziek is. Na diens overlijden wordt de oudste jongen door vader en moeder Verbeek geadopteerd; hij hoeft daardoor niet met een oom mee naar Frankrijk en kan in de buurt van zijn broertjes blijven.
Indië en het verlangen naar Indië is een onderwerp dat Nannie van Wehl heeft uitgewerkt in onder andere De Tante van het Duinveld, waarin Marie, de oudste dochter van het gezin Boelen, heimwee heeft naar haar verre geboorteland. Heimwee naar Indië komt ook voor in Do en Lo Verster, dat zich gedeeltelijk afspeelt in het Huis der Eenzame kinderen, een groot tehuis voor kinderen wier ouders in Indië zijn. Passend in de tijd en in de door Nannie van Wehl beschreven milieus is dat in veel verhalen plannen worden gemaakt om na het behalen van een examen in Indië een toekomst op te bouwen. De schrijfster kende deze situatie van nabij, uit familie- en vriendenkring.
Een heel ander thema komt aan de orde in Meisjesjaren, dat drie verhalen bevat. Twee daarvan hebben als thema eenzaamheid en wanhoop die tot verbittering en uiteindelijk zelfmoord lei- | |
| |
den. Het is de vraag of Nannie van Wehl deze verhalen geschreven heeft voor opgroeiende meisjes; te meer daar de stijl duidelijk verschilt van veel van haar andere meisjesboeken. In het algemeen is de stijl in haar boeken vlot en makkelijk leesbaar. Dialogen en gedetailleerde beschrijvingen - met mogelijk historische waarde - van straten, straatlevens en routes wisselen elkaar af. In Meisjesjaren is de stijl beschouwender, ernstiger. Hetzelfde geldt voor De geschiedenis van een kleinen jongen, ook een verhalenbundel.
Ziekte en dood zijn meestal met grote gevoeligheid beschreven, bijvoorbeeld in De Boschjes-club, waarin Jo na een ernstig ongeluk ten slotte sterft. De beschrijving van zijn sterfbed en van het verdriet van zijn ouders, broers, zusjes en vriendin Wanda zal menige lezer hebben ontroerd. Op sommige plaatsen is een enigszins opgewonden of al te sentimentele toon aanwijsbaar.
De schrijfster is soms nadrukkelijk aanwezig in het verhaal, bijvoorbeeld wanneer zij haar mening geeft over iets of vertelt over een situatie in het verleden. Zo waarschuwt zij in De Tante van het Duinveld tegen het vol bouwen van de natuurgronden rond Den Haag, waarbij zij de stad voorstelt als ‘een vraatzuchtig dier’.
Voor jonge kinderen schreef Nannie van Wehl, met name aan het eind van haar leven, ook sprookjesachtige verhalen, waarvan er enkele gebundeld zijn, onder andere in Het boek met de verhalen van Suusje (1917), dat zij voor haar dochter schreef. Ook vertaalde en bewerkte ze aan het eind van haar leven drie buitenlandse boeken: De grote taak van Emmeline (1937) van Elise Singmaster, De negerhut van Oom Tom (1938) van Harriet Beecher Stowe en God gaf, God nam, zijn naam zij geloofd (1939) van Kate Douglas Wiggin.
| |
Waardering
De citaten uit recensies achter in verschillende meisjesboeken van Nannie van Wehl wekken de indruk dat haar werk in het algemeen positief beoordeeld werd. Van sommige titels zijn uitgebreide besprekingen te vinden in tijdschriften als School en Leven en Het Kind. De wijze waarop Nannie van Wehl het thema vriendschap uitwerkte in haar verhalen, en de frisse, gevoelige stijl werden geroemd. Zo schreef Jacqueline Reyneke van Stuwe in De Haagsche Vrouwenkroniek over Constance trok van huis tot huis: ‘De gevoelige ondertoon, die door alle gebeurtenissen telkens even doorklinkt, geeft juist genoeg ernst om door de jeugd begrepen en gewaardeerd te worden.’ Marie Ligthart schreef in School en Leven over De Tante van het Duinveld: ‘Geen flauw geflirt, geen laffe verliefderigheid, geen aanstellerige coquetterie of geheimdoenerij ontsiert er den prettigen omgang of stoort er den gezelligen geest. Ze leven en werken, stoeien en schertsen met elkaar in ongedwongen jeugdige vriendschap, naar de ingeboren behoefte van gezonde, normale menschenkinderen.’
| |
| |
Bij Het moeielijke begin maakte Marie Ligthart enkele kanttekeningen. Na lovende woorden over sfeer- en karaktertekening en ‘de leuke, gezellige, losse toon, die Nannie van Wehl zoozeer eigen is en het lezen van dit boek tot een genot maakt’, bekritiseerde zij het feit dat de schrijfster de hoofdpersonen zo weinig mededogen met de zwakkeren in de samenleving laat hebben. ‘Ze denken slechts aan zich zelven, werken voor zich zelven, leven voor zich zelven. Wat buiten hun eigen kring gaat, interesseert hen niet.’ Dit meegevoel trof Marie Ligthart overigens wel aan in De Buren.
De vlotte schrijfstijl die Marie Ligthart waardeerde, ondervond ook kritiek. Nienke van Hichtum schreef bijvoorbeeld in Het Kind over Vooruitgestuurd (1909): ‘[-] ik voel zoo duidelijk, wat er aan aanleg en aan kracht in deze jonge schrijfster zit, als ze maar eens geheel zichzelf gaf in haar werk, in plaats van, als een schrijvend medium, haar pennetje over 't papier te laten huppelen als een wild, ongebreideld paardje.’
In de vakliteratuur wordt het werk van Nannie van Wehl gematigd positief beoordeeld. Het Lectuur-Repertorium vermeldt: ‘Schreef neutrale, behoorlijke meisjesboeken, naar de sfeer vooral berekend op lezeressen uit de betere stand; vlotte, maar vrij oppervlakkige lectuur.’ D.L. Daalder in Wormcruyt met Suycker: ‘Inderdaad, haar kinderverhalen, meestal voor meisjes bestemd, hebben naast paedagogische tendenz, een frisheid en charme, die nog altijd bekoort. Het is geen groot werk, het kan niet in één adem genoemd worden met Afke's Tiental, het staat achter bij School-Idyllen, De gouden kris of Roswitha, maar het is gul en spontaan en heeft blijvende waarde.’
| |
Bibliografie
Keuze uit haar jeugdboeken
|
De Boschjes-club. Met illustraties van L.W.R. Wenckebach. Amsterdam, L.J. Veen, [1905]. Ook verschenen met illustraties van Nans van Leeuwen: Den Haag, G.B. van Goor Zonen's U.M. N.V., derde druk, [1932]. |
De Tante van het Duinveld. Met illustraties van C. Rovers. Amsterdam, L.J. Veen, [1906]. |
Het moeielijke begin. Amsterdam, L.J. Veen, [1906]. Ook verschenen als Het moeilijke begin. Met illustraties van Willy Sluiter, Amsterdam, L.J. Veen, 2e druk, [1915]. |
De Buren. Met illustraties van C. Rovers, Amsterdam, L.J. Veen, [1907]. |
Wij zijn jong! Amsterdam, L.J. Veen, [1907]. |
Meisjesjaren. Amsterdam, L.J. Veen, [1908]. |
Aan den waterkant. Met illustraties van Henri de Vries. Amsterdam, Van Holkema & Warendorf, 1909. (Oranje-Bibliotheek voor jongens en meisjes) |
Vooruitgestuurd. Met illustraties van G. van Doorn. Amsterdam, L.J. Veen, [1909]. |
De kleinkinderen van mevrouw Beukema. Met illustraties van C.J. Rovers. Dordrecht, C. Morks Czn, [1910]. |
Do en Lo Verster. Met illustraties van Louis Raemaekers. Arnhem, H. ten Brink, [1910]. (Julianabibliotheek) |
De Schillekinderen en andere verhalen. Met illustraties van Frs. van Noorden. Nijmegen, Robijns & Co's Drukkerij, [1916]. |
Constance trok van huis tot huis. Met illustraties van Enna F. Nieuwenhuis. Arnhem, H. ten Brink, [1917]. |
| |
| |
Het boek met de verhalen van Suusje. Voor kinderen van 4-8 jaar. Met illustraties van Willem Ardenberg. Arnhem, H. ten Brink, [1917]. |
De vriendschap van Bertha en Beata. Met illustraties van Frida Langeler. Amsterdam, L.J. Veen, [1918]. |
De geschiedenis van een kleinen jongen. Haarlem, J.W. Boissevain & Co., [1921]. |
De verhalen van mijn jongen. Met illustraties van Jeanne Faure. Arnhem, H. ten Brink, [1922]. |
Het schoolfeest. Vertellingen voor jongens en meisjes door Henri Dietz, Cath. van Rennes, A.C. Kuiper, Agatha Snellen, Aletta Hoog, M. Schilthuis-Brugsma, Felicie Jehu, Nannie van Wehl e.a. Met illustraties van Nettie Heyligers, C. damen, A. Tinbergen, Miep de Feyter. Amsterdam, L.J. Veen, [1930]. (Ons thuis-serie) |
Holle bolle Gijs. Vertellingen voor jongens en meisjes van 6-8 jaar door Felicie Jehu, Nannie van Wehl, Agatha Snellen, E. Hess-Binger e.a. Met illustraties van Nettie Heyligers, Miep de Feyter, Jo van Kampen. Amsterdam, L.J. Veen, [1935]. |
De grote taak van Emmeline [door Elise Singmaster]. Uit het Amerikaans naverteld door Nannie van Wehl. Met illustraties van Gabi Wirth, Rotterdam. A. Voorhoeve vh J.M. Bredée, [1937]. |
Over Nannie van Wehl
|
Thérèse Hoven, Een Boekenpraatje. In: Onze Meisjeswereld. Tijdschrift voor meisjes van 12-16 jaar. Den Haag, Drukkerij en Uitgevers-Mij. ‘Voorburg’, 3e jaargang (1906), nr. 28, blz. 353-354. |
Marie Ligthart, Drie boeken van Nannie van Wehl I. De Tante van het Duinveld. In: School en Leven, jaargang 8 (1907), nr. 48. |
Marie Ligthart, Drie boeken van Nannie van Wehl II. Het moeilijke Begin. In: School en Leven, jaargang 8 (1907), nr. 50. |
Marie Ligthart, Drie boeken van Nannie van Wehl III. De Buren. In: School en Leven, jaargang 8 (1907), nr. 51. |
N. van Hichtum. Voor de ‘Rijpere Jeugd’. In: Het Kind, 18-6-1910. |
Marie Ligthart, Twee boeken door Nannie van Wehl I. Vooruitgestuurd. In: School en Leven, jaargang 11 (1910), nr. 20. |
Marie Ligthart, twee boeken van Nannie van Wehl II. Aan den waterkant. In: School en Leven, jaargang 11 (1910), nr. 20. |
Jacqueline Reyneke van Stuwe, Bij Susanna Lugten-Reys. In: De Haagsche Vrouwenkroniek, 3e jaargang, 11 maart 1916. |
Jacqueline Reyneke van Stuwe, Constance trok van huis tot huis. In: De Haagsche Vrouwenkroniek, 4e jaargang, 24-11-1917. |
Jacqueline Reyneke van Stuwe, Het boek met de verhalen van Suusje. In: De Haagsche Vrouwenkroniek, 4e jaargang, 24-11-1917. |
Leonard Roggeveen, Aan welke eisen moet een goed kinderboek voldoen? In: Het Kind. Veertiendaags blad voor ouders en opvoeders, 40e jaargang (1939), blz. 84 e.v. |
D.L. Daalder, Wormcruyt met Suycker. Historisch-critisch overzicht van de Nederlandse kinderliteratuur met illustraties en portretten. Amsterdam, De Arbeiderspers, 1950. |
Joris Baers en Paul Hardy (red.), Lectuur-Repertorium. Antwerpen, Algemeen Secretariaat voor Katholieke Boekerijen, Vlaamsche Boekcentrale en Nederland's Boekhuis. Tilbrug, 1954, deel III, blz. 2914-2915. |
D.H. Couvee en Anje H. Boswijk, Vrouwen vooruit! De weg naar gelijke rechten. Den Haag, Bert Bakker/Daamen N.V., 1962, blz. 186-187. (Ooievaar 139/140) |
M. Rietveld-van Wingerden, Jeugdtijdschriften in Nederland en Vlaanderen 1757-1942. Leiden, 1995. |
Toos Zuurveen, Van Zedenleer tot Bruintje Beer. Kind, kindbeeld en kinderboek door de eeuwen. Kampen, Uitgeverij Roorda/Zalsman grafische bedrijven, 1996, blz. 387 en 707. |
47 Lexicon jeugdliteratuur
juni 1998
|
|