Werk
De uit de hoorspelen De jeugd vliegt uit en De jeugd op eigen wieken voortgekomen boeken zijn bestemd voor volwassenen en voor de (oudere) jeugd. Beide series omvatten drie delen; elk deel is een bewerking van één seizoen van ongeveer twintig uitzendingen. De zes delen vormen één doorlopend verhaal over de familie De Wit, een hecht, traditioneel gezin bestaande uit vader, moeder, Nel, Annie, Willem, Gijs, Maartje en Pim. Daarnaast spelen partners, kleinkinderen en vrienden een meer of minder belangrijke rol. De familie krijgt te maken met typische naoorlogse problemen zoals woningnood, emigratie, geloofscrisis bij jongeren en ‘nozem’-gedrag. Verder worden verwikkelingen rondom school, studie, ziekte, dood, relaties, problemen op het werk, een lastige schoonfamilie, enzovoort beschreven. In het nawoord bij het eerste deel van De jeugd vliegt uit (1955) stelt Jan de Vries dat noch het hoorspel noch het boek de pretentie heeft ‘een oplossing te geven voor problemen die zich bij het uitvliegen van de jeugd plegen voor te doen. [-] zowel het hoorspel als ook dit boek is bedoeld als milieuschildering zonder meer.’
Naast de familieverhalen De jeugd vliegt uit en De jeugd op eigen wieken schreef De Vries in samenwerking met Margreet Reiss (1914-2002) zes meisjesboeken over Maartje de Wit, een van de personages uit de genoemde series. Uit het nawoord van de uitgever in Maartje de Wit (1957), het eerste deel van de serie, blijkt dat het boek geschreven is naar aanleiding van de grote populariteit van Maartje in het hoorspel. Tevens licht het nawoord toe hoe de samenwerking tussen Jan de Vries en Margreet Reiss tot stand kwam: ‘Omdat de schrijver er echter van overtuigd is, dat alleen iemand van eigen kunne de juiste mentaliteit van een jong meisje kan aanvoelen, vond hij het noodzakelijk dat een vrouw bij de totstandkoming van “Maartje de Wit” een belangrijke stem in het kapittel had. Grote dank zijn wij daarom verschuldigd aan Margreet Reiss, die tot volle tevredenheid van de schrijver, door haar medewerking “Maartje” zo'n aanvaardbare en levensechte gestalte heeft gegeven.’
Jan de Vries schreef vanuit een positief-christelijke levenshouding. Als de familie De Wit te kampen heeft met moeilijkheden wordt er bijvoorbeeld veel gebeden. Er is duidelijk sprake van een godsvertrouwen. Het geloof komt ook aan de orde wanneer eerst Willem en later Pim te kennen geeft zich van de kerk te willen afkeren. Vader en moeder De Wit hebben het daar erg moeilijk mee. Overigens speelt in de eerste boeken het geloof nadrukkelijker een rol dan in de latere. In de Maartje-serie spelen geloofskwesties alleen op de achtergrond.
De verhalen zijn eenvoudig van opbouw en geschreven in een toegankelijke stijl. Uit de eerste delen van De jeugd vliegt uit blijkt nog duidelijk de herkomst van de verhalen: ze bestaan