| |
| |
| |
Jacques Vriens
door Marten Heijs
Jacques Vriens is op 26 maart 1946 in 's-Hertogenbosch geboren. Op zijn zesde verhuisde hij naar Helmond, waar zijn ouders een hotel begonnen. Toen hij zestien was, scheidden zijn ouders en ging hij met zijn moeder in Amsterdam wonen. In deze stad volgde hij de kweekschool, waarna hij in 1969 het onderwijs in ging. Hij was (hoofd)onderwijzer aan diverse scholen, om in 1984 uiteindelijk directeur te worden van de openbare basisschool De Kleine Kapitein in het Brabantse Bakel. Sinds 1993 is hij fulltime schrijver.
In 1976 publiceerde Vriens zijn eerste jeugdboek, Die rotschool met die fijne klas. Sindsdien heeft hij meer dan 75 boeken geschreven, aanvankelijk hoofdzakelijk voor kleuters en kinderen vanaf tien jaar, later ook voor kinderen van andere leeftijden. Verder schreef hij toneelstukken, werkte hij enige tijd mee aan kinderprogramma's voor de televisie en maakte hij luisterboeken van zijn eigen werk.
Vriens heeft zich niet alleen als schrijver maar ook op andere manieren ingezet voor de jeugdliteratuur. Hij was van 1973 tot 1975 lid van de griffeljury en publiceerde in onderwijsvakbladen over kinderboeken en leesbevordering. Tegenwoordig beoordeelt hij manuscripten voor zijn uitgever, adviseert hij beginnende auteurs en spreekt hij regelmatig op onderwijzersopleidingen. Vriens woont in Zuid-Limburg, dat samen met Brabant het decor voor de meeste van zijn boeken vormt.
Zijn werk is verschillende malen bekroond. Twee maal kreeg hij een Zilveren Griffel: in 1979 voor Zondagmorgen en in 1991 voor Tinus-in-de-
| |
| |
war. Het sprookjesboek Grootmoeder, wat heb je grote oren.... werd in 1997 onderscheiden met de Kinderboekwinkelprijs. De Prijs van de Nederlandse Kinderjury ontving Vriens voor Tommie en Lotje lopen weg (1987), En de groeten van groep acht (1995), Meester Jaap (1997), Achtste-groepers huilen niet (2000) en Meester Jaap maakt er een puinhoop van (2003). In 2001 werd Vriens Ridder in de orde van de Nederlandse Leeuw, wat hij als een bekroning van zijn werk als schrijver én onderwijzer beschouwt.
| |
Werk
In interviews heeft Jacques Vriens vaak gezegd dat hij geen fantasieverhalen kan schrijven. Met zijn boeken moet hij naar eigen zeggen ‘dicht bij huis blijven’. In de eerste jaren van zijn schrijverschap resulteerde dat vooral in verhalen over de kleuterwereld en het leven in de bovenbouw van een basisschool. Later verbreedde zijn oeuvre zich. Zo bewerkte hij sprookjes, schreef hij verhalen rond de verschillende feestdagen en volgde er een serie boeken rond het familiehotel De Korenwolf. Op basis van verhalen van streekgenoten schreef hij geëngageerde historische jeugdromans, waaronder Weg uit de Peel (1997), dat een beeld geeft van de honger en armoede op de Brabantse veengronden omstreeks 1900.
Het werk van Vriens is traditioneel van opzet en geschreven in een sobere en wat alledaagse stijl, zodat de boeken vlot lezen. In woordkeus en thematiek zoekt Vriens de aansluiting bij zijn lezers, zonder modieus te worden. De karaktertekening van hoofdpersonen en talrijke bijfiguren is meestal rudimentair, waardoor veel personages wat flets blijven.
In zijn werk getuigt Vriens van een optimistische levensvisie, waarin redelijkheid, tolerantie en begrip de sleutel zijn tot het oplossen van kleine en grote vraagstukken. De hoofdpersonen in Vriens' boeken zijn actief en ondernemend en gaan samen met vriendjes en vriendinnetjes de problemen die hun wereld binnendringen, te lijf. Het zijn kinderen die graag serieus genomen willen worden. Hun tegenspelers zijn meestal kortzichtige of bevooroordeelde kinderen of volwassenen.
De tegenstellingen worden vaak overbrugd door een onderwijzer of ouder die de kinderen in hun waarde laat, begrip kweekt en uiteindelijk een luchtige draai aan problemen weet te geven. Ook onderwerpen als sociale ongelijkheid, dood, drugs, drank, verliefdheid en seksualiteit maakt Vriens hanteerbaar door ze in een sociaal perspectief te plaatsen. Ernstig zijn de boeken vaak wel, zwaar worden ze nooit, dankzij de relativerende grapjes.
Dat kinderen en dus ook kleuters zich bij grote problemen betrokken kunnen voelen, staat volgens Vriens buiten kijf. In het verhaal ‘Sponsen’ uit de bundel Tommie en Lotje; lieve en stoute verhalen voor kleuters (1986)
| |
| |
gaan Tommie en Lotje na het zien van een documentaire over derdewereldlanden bij hun vriendjes langs om eten in te zamelen. Het eten wordt in een envelop gestopt en gepost met het opschrift ‘foor de armu landu’. Hun moeder legt hun uit dat ze op die manier weinig bijdragen aan de oplossing van het hongerprobleem, maar ze hebben wel inzicht gekregen in de kwestie en hun betrokkenheid wordt geprezen.
Vriens geeft de machtsverhouding tussen kind en volwassene genuanceerd weer. Het gezag van de volwassene is nooit vanzelfsprekend, maar wordt steeds binnen het perspectief van het verhaal geplaatst. Brutaliteit en ondeugendheid zijn geen geïsoleerde karaktertrekken, maar vloeien voort uit een situatie. Pas na beoordeling daarvan kan de reactie van het kind beoordeeld worden. Daaruit blijkt vaak dat de ouder maar weinig grond heeft om het kind te straffen; de vader of moeder is altijd bereid om het ongelijk toe te geven. Ook laat Vriens graag zien dat de eigen wil van het kind sterker is dan het gezag van de ouders: op het moment dat de ouder denkt dat het kind gehoorzaamt, smeedt het alweer nieuwe plannen om kleren in de koelkast te stoppen of als postbode oude liefdesbrieven van vader en moeder te bezorgen, in de sneeuw te spelen of het leven van een knorrige eenzame buurman op te vrolijken.
Illustratie van Annet Schaap uit Achtste-groepers huilen niet
| |
| |
Ook in zijn verhalen over het leven op school is Vriens steeds op zoek naar nuance en relativering. Hij beschrijft de schoolkinderen in herkenbare klassensituaties, met al hun vriendschappen, verliefdheden, stekeligheden en plagerijen. Ook meer serieuze onderwerpen als ziekte, cultuurverschillen en echtscheiding komen aan bod. Typerend is het verhaal ‘Meester Jaap wordt oma’ uit de bundel Meester Jaap (1996). Als Fatima uit groep 7 op een dag met een hoofddoekje op school komt en daar om uitgelachen wordt, legt meester Jaap de betekenis van het hoofddoekje uit, kweekt begrip en strijkt de plooien glad door alle kinderen een hoofddeksel naar keuze te laten dragen. Op een zelfde lichtvoetige manier schrijft Vriens over de confrontatie met een exhibitionist, de komst van een strenge invaljuf en niveauverschillen tussen de kinderen.
In boeken als Een bende in de bovenbouw (1988) en Achtste-groepers huilen niet (1999) werkt hij zijn thema's verder uit. In het eerste boek verliest de machtsstrijd in een schoolklas zijn onschuld. De jonge en onervaren onderwijzer begrijpt pas als de zaak escaleert wat er aan de hand is. Hij veroordeelt niet, maar kweekt begrip door de kinderen te laten zien waarmee zij bezig zijn. Zo weet hij de harmonie in de klas te herstellen. Achtstegroepers huilen niet gaat over de ziekte en dood van Akkie. Vriens beschrijft hoe de altijd grappige Juf Ina, die oplossingen voor alle problemen weet, nu met lege handen lijkt te staan. Akkie blijft ondertussen volop bij het schoolleven betrokken. Ze bemoeit zich zelfs vanuit het ziekenhuis met een schoolavond en gaat uiteindelijk zelfs nog mee op kamp. Door de natuurlijke omgang met haar ziekte en naderende dood wordt haar overlijden hanteerbaar voor haar klasgenoten én voor de lezers.
In de verhalen over hotel De Korenwolf, zoals De verdwijning van de mislukte barbie (2000) en De ontmaskering van de zingende hotelrat (2004) put Vriens deels uit zijn jeugdherinneringen. Hij beschrijft de rommelige familie van een hotelhouder, met twee veel te drukke ouders en vier vrijgevochten kinderen. De laatsten vinden steun bij hun begripvolle oma, die haar kleinkinderen graag een handje helpt bij hun belevenissen met leeftijdgenootjes, wonderlijke hotelgasten, familieleden en andere weerbarstige volwassenen. In het brievenboek P.S. Ik ben uw dochter (2004) dat Vriens samen met Mirjam Oldenhave schreef, zoekt Sonia uit het tehuis ‘de slettenflat’ contact met haar vader Ties. Het is een eigentijds boek, waarin drinken, blowen en seks de nodige aandacht krijgen.
| |
Tien torens diep
De streekhistorische roman Tien torens diep (2004) speelt aan het eind van de jaren vijftig in een Limburgs mijnwerkersdorpje. De mijnwerkers zijn de hel- | |
| |
den van de twee hoofdpersonen: de gezworen kameraden Stef en Victor. Ze popelen van ongeduld om zelf ook de mijn in te gaan, ondanks het feit dat er veel mijnongelukken gebeuren en ook Victors vader in de mijn is gesneuveld. Stefs opa laat bovendien niet na hen op de gevaren van het ongezonde mijnwerkersleven te wijzen. Met zijn stoflongen is hij er zelf een voorbeeld van. Ondertussen beleven Stef en Victor samen met hun vriendinnetje Wietske allerlei kleine avonturen. Ze begluren een buurman in bad, hebben een geheime vriendenclub en schieten met hun katapult per ongeluk een prijswinnende postduif dood. Aan de onschuld van hun jeugd en het idealiseren van het mijnwerkersbestaan komt een onverwacht en schokkend eind als Stefs grote held, zijn broer Joep, bij een mijnongeluk om het leven komt.
Tien torens diep zal door veel kinderen als spannend en meeslepend worden ervaren, maar het is ook een overladen boek. Dat komt enerzijds doordat de hoofdpersonen met heel veel dramatische gebeurtenissen worden geconfronteerd en anderzijds doordat Vriens de couleur locale baseert op uitgebreide historische informatie. Zo besteedt hij veel aandacht aan mijnbouw, het dorpsleven in de jaren vijftig, katholicisme, sociale ongelijkheid, streektaal en opkomende welvaart. De geëngageerde verhalenverteller en onderwijzer zitten elkaar daarbij duidelijk in de weg. Toch is het ook een echt Vriensboek: vlot en toegankelijk verteld, met in de hoofdrol herkenbare, maar ook wat schetsmatige hoofdpersonen, die dankzij hun onvoorwaardelijke vriendschap tegenslagen weten te overwinnen. In zijn soort roept het herinneringen op aan het werk van Anne de Vries, maar Vriens mist de authenticiteit die het werk van De Vries zo sterk maakte.
| |
Waardering
In interviews heeft Vriens meermalen opgemerkt dat hij er niet op uit is boeken met ‘een literair aureool’ te schrijven. Het gaat hem hoofdzakelijk om het verschaffen van leesplezier. Volgens Vriens gaat er van leesplezier een grotere stimulans tot lezen uit dan van een literaire ervaring. Dat geldt volgens hem zeker voor de minder gemotiveerde lezers.
Wanneer wordt afgegaan op de bekroningen door kinderjury's, kan worden vastgesteld dat Vriens erin is geslaagd dat leesplezier te verschaffen. Ook op het internet wordt vaak de loftrompet over Vriens gestoken. In nieuwsgroepen en op leeslijstenpagina's, waar Vriens tot de meest besproken schrijvers behoort, prijzen scholieren zijn boeken omdat ze ‘spannend, meeslepend, levensecht en met vaart’ geschreven zijn. Volwassen recensenten oordelen wisselend over het werk van Vriens. Al in 1988 merkte Aukje Holtrop in Vrij
| |
| |
Nederland op, dat de wereld in Vriens' boeken net iets te ideaal lijkt. Dergelijke kritiek is Vriens altijd blijven achtervolgen. Ook zijn voorkeur voor een happy end lokt vaak kritiek uit; veel boekbesprekers vinden dat bij Vriens alles wel erg makkelijk weer op zijn pootjes terecht komt.
Het meest geprezen worden Vriens' boeken voor kleuters en beginnende lezers. De critici loven zijn taalgebruik en het natuurgetrouwe karakter van de boeken. Over het taalgebruik in de verhalen voor oudere kinderen is men minder te spreken. Vriens' behoefte om toegankelijk te schrijven, mondt nu en dan uit in clichématig taalgebruik, vinden sommige recensenten. Ook wordt wel gezegd dat het werk van Vriens het stempel van de authenticiteit mist en dat de karaktertekening van de personages schetsmatig is. Dat veel recensenten Vriens niet als een literair schrijver beschouwen, valt ook af te leiden uit het feit dat zijn boeken in de landelijke pers slechts incidenteel worden besproken. Van de vele tientallen kinderboeken die sinds 1976 verschenen, zijn slechts enkele gerecenseerd. De weinige recensies loven overigens alle de herkenbaarheid en de toegankelijkheid.
| |
Bibliografie
Keuze uit de kinderboeken
|
Die rotschool met die fijne klas. Met illustraties van Mance Post. Bussum, Van Holkema & Warendorf, 1976. |
Ik wil mijn poes terug. Met illustraties van Ivo de Weerd. Bussum, Van Holkema & Warendorf, 1977. (Herdrukt als Poes is weg. Met illustraties van Juliette de Wit. Houten, Van Holkema & Warendorf, 2000.) |
Zondagmorgen. Met illustraties van Ivo de Weerd. Bussum, Van Holkema & Warendorf, 1978. |
Geen schoenen voor Bram. Met illustraties van Ivo de Weerd. Bussum, Van Holkema & Warendorf, 1980. |
Ik wil als vriend... Met illustraties van Ivo de Weerd. Bussum, Van Holkema & Warendorf, 1980. |
Een stelletje mooie vrienden. Met illustraties van Iet je Rijnsburger. Bussum, Van Holkema & Warendorf, 1981. |
Een geheim konijn. Met illustraties van Ivo de Weerd. Tilburg, Zwijsen, 1982. |
Dag, Sinterklaasje. Met illustraties van Dagmar Stam. Bussum, Van Holkema & Warendorf, 1983. |
De zesde tegen het soepie. Met illustraties van Ruud Bruijn. Bussum, Van Holkema & Warendorf, 1984. (Herdrukt als Het achtste groepie tegen het soepie. Bussum, Van Holkema & Warendorf, 1988.) |
De vader-en-moeder-wedstrijd. Met illustraties van Ruud Bruijn. Weesp, Van Holkema & Warendorf, 1985. |
Willem en Dikke Teun. Met illustraties van René Pullens. Haarlem, Oberon, 1985. |
Tommie en Lotje: lieve en stoute verhalen voor kleuters. Met illustraties van Ruud Bruijn. Amsterdam, Van Goor, 1986. |
Zaterdagmorgen - Zondagmorgen. Met illustraties van Ivo de Weerd. Houten, Van Holkema & Warendorf, 1986. |
Tommie en Lotje lopen weg en andere lieve en stoute verhalen. Met illustraties van Ruud Bruijn. Amsterdam, Van Goor, 1987. |
Een bende in de bovenbouw. Met illustraties van
|
| |
| |
Joep Bertrams. Houten, Van Holkema & Warendorf, 1988. |
Drie ei is een paasei. Met illustraties van Dagmar Stam. Houten, Van Holkema & Warendorf, 1989. |
Eindelijk aktie. Amsterdam, Van Goor, 1990. |
Tommie en Lotje vangen een koe en andere lieve en stoute verhalen. Met illustraties van Ruud Bruijn. Amsterdam, Van Goor, 1990. |
Tinus-in-de-war. Met illustraties van Juliette de Wit. Houten, Van Holkema & Warendorf, 1990. |
Bonje in het bonshotel. Met illustraties van Ientje Rijnsburger. Houten, Van Holkema & Warendorf, 1990. |
Ha/Bah* naar school: *doorhalen wat niet gewenst wordt. Met illustraties van Annet Schaap. Houten, Van Holkema & Warendorf, 1991. |
Ik ben ook op jou. Met illustraties van Philip Hopman. Amsterdam, Van Goor, 1992. |
Het raadsel van de regenboog. Met illustraties van Annet Schaap. Amsterdam, Stichting CPNB, 1992. (Kinderboekenweekgeschenk) |
Ik doe niet meer mee en andere verhalen. Met illustraties van Juliette de Wit. Houten, Van Holkema & Warendorf, 1993. |
Tommie en Lotje vinden een schat en andere lieve en stoute verhalen. Met illustraties van Ruud Bruijn. Amsterdam, Van Goor, 1994. |
Napoleon. Met illustraties van Philip Hopman. Amsterdam, Piccolo 1994. |
Napoleon, de stoerste kater van de hele buurt. Met illustraties van Philip Hopman. Amsterdam, Piccolo 1994. |
En de groeten van groep acht. Met illustraties van Mance Post. Houten, Van Holkema & Warendorf, 1994. |
Vieze Nol. Met illustraties van Helen van Vliet. Tilburg, Zwijsen, 1995. |
Menno zet zijn schoenen. Met illustraties van Alex de Wolf. Amsterdam, Van Goor, 1995. |
Meester Jaap. Met illustraties van Annet Schaap. Houten, Van Holkema & Warendorf, 1996. |
Menno sluit weer vrienden. Met illustraties van Alex de Wolf. Amsterdam, Van Goor, 1996. |
Ga jij maar op de gang! Met illustraties van Alex de Wolf. Amsterdam, Van Goor, 1996. |
Grootmoeder, wat heb je grote oren...; klassieke sprookjes opnieuw verteld voor jonge kinderen. Met illustraties van Philip Hopman, The Tjong Khing, Klaas Verplancke en Alex de Wolf. Houten, Van Holkema & Warendorf, 1996. |
Meester Jaap doet het weer. Met illustraties van Annet Schaap. Houten, Van Holkema & Warendorf, 1997. |
Weg uit de Peel. Met illustraties van Henk Kneepkens. Houten, Van Holkema & Warendorf, 1997. |
Meester Jaap gaat nooit verloren. Met illustraties van Annet Schaap. Houten, Van Holkema & Warendorf, 1998. |
Vaders, moeders? Hardgekookte eieren! Met illustraties van Wilbert van der Steen. Houten, Van Holkema & Warendorf, 1998. |
Met Francine Oomen, Allemaal poppenkast. Met illustraties van Alex de Wolf. Houten, Van Holkema & Warendorf, 1998. |
Tommie en Lotje gaan op vakantie. Met illustraties van Harmen van Straaten. Amsterdam, Van Goor, 1999. |
Meester Jaap gaat naar het Kinderboekenmuseum. Met illustraties van Annet Schaap. Houten, Van Holkema & Warendorf, 1999. |
Jij bent een kip. Met illustraties van Henk Kneepkens. Houten, Van Holkema & Warendorf, 1999. |
Achtste-groepers huilen niet. Met illustraties van Annet Schaap. Houten, Van Holkema & Warendorf, 1999. |
De dikke meester Jaap. Met illustraties van Annet Schaap. Houten, Van Holkema & Warendorf, 2000. (Bevat: Meester Jaap; Meester Jaap doet het weer; Meester Jaap gaat nooit verloren.) |
Lieve dikke juffrouw Jans. Met illustraties van Alex de Wolf. Houten, Van Holkema & Warendorf, 2000. |
| |
| |
Het geheim van de verliefde hulpkok. Met illustraties van Annet Schaap. Houten, Van Holkema & Warendorf, 2000. (serie De Korenwolf) |
De verdwijning van de mislukte barbie. Met illustraties van Annet Schaap. Houten, Van Holkema & Warendorf, 2000. (serie De Korenwolf) |
O, mijn lieve Augustijn...; klassieke sprookjes, opnieuw verteld voor jonge kinderen. Met illustraties van Philip Hopman, The Tjong Khing, Klaas Verplancke en Alex de Wolf. Houten, Van Holkema & Warendorf, 2001. |
De school is weg! Met illustraties van Annet Schaap. Houten, Van Holkema & Warendorf, 2001. |
De redding van de zwevende oma. Met illustraties van Annet Schaap. Houten, Van Holkema & Warendorf, 2001. (serie De Korenwolf) |
De vondst van het stiekeme circus. Met illustraties van Annet Schaap. Houten, Van Holkema & Warendorf, 2001. (serie De Korenwolf) |
Meester Jaap maakt er een puinhoop van. Met illustraties van Annet Schaap. Houten, Van Holkema & Warendorf, 2002. |
De jacht op de afgepakte sterren. Met illustraties van Annet Schaap. Houten, Van Holkema & Warendorf, 2001. (serie De Korenwolf) |
Tien torens diep: een verhaal over vriendschap. Met illustraties van Annet Schaap. Houten, Van Holkema & Warendorf, 2004. |
Jelle en de bal. Met illustraties van Suzanne Diederen. Houten, Kitt, 2004. |
Jelle en de luier. Met illustraties van Suzanne Diederen. Houten, Kitt, 2004. |
Met Mirjam Oldenhave, P.S. Ik ben uw dochter. Houten, Van Holkema & Warendorf, 2004. |
De ontmaskering van de zingende hotelrat. Met illustraties van Annet Schaap. Houten, Van Holkema & Warendorf, 2004. (serie De Korenwolf) |
Groep zeven slaat terug. Met illustraties van Annet Schaap. Houten, Van Holkema & Warendorf, 2005. |
De dikke bende van De Korenwolf 1. Met illustraties van Annet Schaap. Houten, Van Holkema & Warendorf, 2005. (Bevat: De verdwijning van de mislukte barbie; Het geheim van de verliefde hulpkok; De redding van de zwevende oma.) |
De dikke bende van De Korenwolf 2. Met illustraties van Annet Schaap. Houten, Van Holkema & Warendorf, 2005. (Bevat: De vondst van het stiekeme circus; De jacht op de afgepakte sterren; De ontmaskering van de zingende hotelrat.) |
Meester Jaap houdt van iedereen (meestal...). Met illustraties van Annet Schaap. Houten, Van Holkema & Warendorf, 2006. |
De ontvoering van de zwarte prinses. Met illustraties van Annet Schaap. Houten, Van Holkema & Warendorf, 2006. (serie De Korenwolf) |
Met Mirjam Oldenhave, P.S. Ik ben verliefd. Houten, Van Holkema & Warendorf, 2007. |
Oorlogsgeheimen. Houten, Van Holkema & Warendorf, 2007. |
Over Jacques Vriens
|
Arno Wamsteeker, Schrijver van de maand. Jacques Vriens. In: KRO schoolradio - Luisterwijzer (1979), nr. 6. |
Lily van der Velde, Jacques Vriens: ‘Ieder boek is een wondertje’. In: Lezerskrant, jaargang 7 (1980), nr. 2. (Interview) |
Guido Troch, Jacques Vriens. In: De Boekengids, jaargang 25 (1983), nr. 1. |
Aukje Holtrop, Een beetje te ideaal: De braafheid van Een bende in de bovenbouw. In: Vrij Nederland, 9-7-1988. |
Joke Linders en Marita de Sterck, Jacques Vriens. In: Nice to meet you: a companion to Dutch & Flemish children's literature. Amsterdam, Dutch Trade Publishers Association; Amsterdam, Flemish Book Trade Association, 1993. |
Joke Linders, Jos Staal, Herman Tromp, Jacques Vos, Het ABC van de jeugdliteratuur; in 250 schrijversportretten van Abkoude naar
|
| |
| |
Zonderland. Groningen, Martinus Nijhoff, 1995. |
Cornald Maas, ‘Gemene rotstreken’ en ‘Wie is op wie’. In: de Volkskrant, 11-2-1995. (Over En de groeten van groep acht, Alex krijgt een baby, Napoleon en Napoleon, de stoerste kater van de hele buurt) |
Selma Niewold, De hele dag in een veenput. In: de Volkskrant, 10-10-1997. (Over Weg uit de Peel en Willem en Dikke Teun) |
Maria de Sterck, Jacques Vriens. In: Schrijver gevonden; encyclopedie van de jeugdliteratuur. Tielt, Lannoo; Den Haag, Biblion, 1999. |
Jacques Vriens, 25 jaar schrijver: van Rotschool tot Korenwolf. Houten, Van Holkema & Warendorf, 2001. |
Truska Bast, Wie stak de school in de fik? In: Het Parool, 3-10-2002. (Over De school is weg!) |
Joke Bellemans-van der Weyst, Lezen over Jacques Vriens. Leidschendam, Biblion 2003. |
Harriët Salm, ‘Een kind kan soms het heft in eigen handen nemen’. In: Trouw, 28-5-2005. (Interview) |
Jeugdliterom
|
Verzamelde recensies en artikelen over Nederlandstalige jeugdliteratuur. De Jeugdliterom is te vinden in iedere openbare bibliotheek |
websites
|
www.jacquesvriens.nl |
www.unieboek.nl |
www.leesplein.nl |
74 Lexicon jeugdliteratuur
juni 2007
|
|