Werk
Vrancken schreef tot dusver vier boeken met korte voorleesverhalen waarin zwaardere thema's op een speelse manier worden gebracht. Ze wil de werkelijkheid laten zien zoals die is. Onderwerpen als dementie, dood, seksualiteit, of homoseksualiteit, gaat ze niet uit de weg.
De vier boeken beschrijven alledaagse en dramatische gebeurtenissen uit het leven van de kleine Hannah. In de eerste twee boeken is ze zes jaar oud, in het derde en het vierde boek zeven. Het vaste punt is telkens het contact van Hannah met haar ouders; per deel ontmoet Hannah ook andere personages van belang. De sfeer in het gezin is warm. Kleine botsingen of irritaties worden steeds opgelost. Hannah uit kinderwensen als ‘een nieuwe hond, een gewone vakantie, mama moet gewoon doen, papa moet mee op reis’ die soms wel en soms niet worden gehonoreerd. In elk boek heeft ze ervaringen en ontmoetingen die haar wereld groter maken. Haar stijl is geserreerd en helder.
In Zing maar, Hannah (1995) raakt Hannah's opa letterlijk en figuurlijk de weg kwijt. Hij noemt haar ‘jongedame’, doet soms wel en soms niet lief tegen haar en herkent haar vaak niet meer. Hij doet ook dingen die opa's nooit doen: heel veel chocolaatjes in zijn zak stoppen en idioot vroeg naar bed gaan. Hannah weet wat er gaat gebeuren: opa gaat dood. Daar is ze niet bang voor. Leven en dood zijn voor haar twee bij elkaar behorende zaken. In dit boek lopen lichte en ernstige verhalen door elkaar: verhalen over ondeugendheden als schetensoep eten, vogeltjes die uit hun nest vallen en een hond die zo ziek is dat hij moet worden gevoerd. Door de geenszins ‘zoetzemelige benadering’ waarmee Hannah's ouders de dingen des levens bespreken, krijgt de dementie van opa en zijn dood een plaats in haar leven. Na zijn dood kan ze zelfs begrijpen dat haar moeder van slag is.
In Hannah, kom je dansen? (1997) onderzoekt Hannah vragenderwijs het terrein van de liefde. Hoe gaat tongzoenen in zijn werk? Waarom krijgt ze geen broertje of zusje? Kunnen grote mensen nog verliefd zijn? Waarom heeft mama's vriendin Fien een verdriet-gezicht? Waarom blozen grote mensen als hond Oswald bovenop een ander hondje kruipt? Wat betekent ‘fis wil bie’, en waarom dansen mama en tante Fien daar zo gek bij? Verder rijmt Hannah met dieren: ‘Toch niet moe, blote koe, toch niet slom, blote spin.’
Tsjau, Hannah (1999) begint met het laten ‘inslapen’ van de oude zieke hond Oswald. Het thema is ‘gemis’, de rode draad is de zoektocht van Hannah en haar ouders naar een nieuwe hond. Hannah's vader stelt eisen: ‘niet te groot, niet te klein, niet te oud, niet te jong, niet te duur’. Om het missen