| |
| |
| |
Helen van Vliet
door Joke Bellemans
Helen van Vliet is op 24 juni 1963 in Den Haag geboren. Ze behoorde tot de eerste lichting vwo-leerlingen die tekenen als eindexamenvak kon kiezen. Na de middelbare school ging ze in Tilburg studeren aan de Academie voor Beeldende Vorming, waar ze les kreeg van onder anderen René Daniëls en Paul de Nooyer. Hoewel ze vooral geïnteresseerd was in de creatieve kant van haar studie, volgde ze op aandringen van haar ouders ook lessen didactiek. Ze had daar veel profijt van toen ze vanaf 1996 vijf jaar les gaf aan aankomende illustratoren op de Willem de Kooning Academie in Rotterdam.
Aanvankelijk werkte ze als vrij kunstenaar, maar na enig tijd besloot ze ook te gaan illustreren. In de praktijk bleek dat beide niet te combineren waren en koos ze voor het illustreren. Thé Tjong-Khing en Sylvia Weve zag ze als haar grote voorbeelden. In het begin kreeg ze vooral opdrachten van reclamebureaus en kranten en tijdschriften als Okki, Taptoe, Hello You, Metro, Algemeen Dagblad en Psychologie. Door regelmatig de Kinderboekenbeurs in Bologna te bezoeken volgt ze de ontwikkelingen in de kinderboekenwereld. Veel kinderen kennen haar illustraties van de verhalen van Ben Kuipers over Inge in Sesamstraat.
In 1998 won ze met haar illustraties voor Het grote moment van Middas Dekkers de prijs in de categorie Boek van de bno-expositie (Beroepsorganisatie Nederlandse Ontwerpers). Drie jaar later kreeg ze deze prijs opnieuw, nu voor haar tekeningen in Onweer in je hoofd van Cariet Leeuwis.
| |
Werk
Aanvankelijk werkte Helen van Vliet alleen met pen en ecoline. Al snel had ze een herkenbare stijl: zwierige, onregelmatige lijnen met veel krullen. Soms werkte ze in de nat-in-nat techniek, ze gaf accenten door lijnen en
| |
| |
Uit De dromenzaaier van Henny Fortuin
vlekjes te laten uitlopen. Haar figuren uit deze periode hebben soms een wat karikaturaal aanzien: lange armen die eindigen in dunne polsen met kleine handen, grote snorren, stevige kuiten, hoog opgestoken haar, heel hoge hakken, enzovoort. Op deze manier gaf ze het karakter en de stemming van de figuren een extra accent.
Voor Job en Diede (1991) van Ben Kuipers maakte ze uitsluitend lijntekeningen met de pen. In vergelijking met haar latere werk was haar stijl toen nog tamelijk onzeker. Naarmate ze langer illustreerde werden haar illustraties pittiger, gedurfder. Dat was goed te zien toen ze broer en zus opnieuw in beeld bracht in Diede en Job (1994). De lijnen zijn duidelijk met meer vaart op het papier gezet, hier en daar onderbroken, uitgeveegd en aangevuld met schaduwen die zijn aangebracht met penseel.
Van Vliet heeft een heel eigen kleurenpalet. In het begin werkte ze met wat gedekte kleuren, maar al spoedig koos ze voor felle, pittige tinten waarbij één kleur de overhand heeft, met name bij omslagen. Groen is de kleur bij Mijn vriendin is een heks (2001) van Wim Burkunk en Mieke Geurts, rood bij Nachtgeluiden (1999) en blauw bij De dromenzaaier (2001), beide van Henny Fortuin.
Ook wat perspectief betreft kreeg de illustratrice in de loop der jaren steeds meer durf. In het prentenboek Nachtgeluiden (1999) van Henny Fortuin werkte ze met vogel-en kikkerperspectief. Hierdoor komt de angst voor het onzichtbare in het donker sterk naar voren. Pauline ziet er heel klein en machteloos uit in het grote bed wanneer het lijkt alsof we vanuit een hoogte schuin op haar neerkijken. Wanneer we vanaf de grond kijken en alleen haar benen zien, kunnen we goed aanvoelen dat ze bang is, er kan immers wat engs onder het bed verstopt zitten... Van Vliet werkte in dit boek veel met grote kleurvlakken waarin verschillende tinten van één kleur golvend in elkaar overvloeien. Die zijn aangebracht met grove penseelstreken en zachte contouren.
| |
| |
4. Uit Nachtgeluiden van Henny Fortuin & Helen van Vliet
| |
| |
Droom en werkelijkheid liggen hier zichtbaar in elkaars verlengde.
Van Vliet heeft een voorkeur voor het illustreren van boeken waarin gevoelens een belangrijke rol spelen. Eenzaamheid, boosheid, jaloezie, onzekerheid, maar ook dolle pret vindt ze een uitdaging om weer te geven. Ze werkte voor verschillende leeftijdscategorieën. Voor kleuters illustreerde ze de al eerder genoemde boeken over Job en Diede, voor de daar op volgende leeftijdsgroep onder meer de boeken van Betty Sluyzer over ‘de buitenboordclub’, waarin zich kinderen met brillen, beugels en hoorapparaten hebben verenigd.
Voor de bovenbouw van de basisschool illustreerde ze veel boeken in series voor jongeren die moeite met lezen hebben. Zoals Waar is Hamid? (1998) van Els de Groen, over een Turkse jongen die illegaal in ons land is en uitgezet dreigt te worden. Of Het is de bassist! (1996) van Robbert Jan Swiers over een tienermeisje dat smoorverliefd is op de bassist van een beroemde popgroep. Ook andere boeken voor deze leeftijdsgroep illustreerde ze, waaronder verschillende verhalen van Henny Fortuin: De opdracht (1993), De reis van de dwerg (1999) en De dromenzaaier (2001). Dit laatste boek speelt in de zestiende eeuw in Italië. Sette verkoopt tegen beter weten in zijn ziel aan de duivel, in ruil voor succes met een eigen marionettentheater. Wanneer na een tijdje het succes zijn glans verliest, wil Sette zijn ziel terug,
Uit Onweer in je hoofd van Cariet Leeuwis
maar de duivel kent geen genade. De donkere, grijze, paginavullende illustraties met een wilde lijnvoering benadrukken de gevoelens van beklemming en onmacht.
Omstreeks 2000 ging Van Vliet met ander materiaal werken en ontwikkelde daarmee een nieuwe stijl. Voor de kleurillustraties schilderde ze met acrylverf en gouache, een techniek die ze combineerde met het tekenen met een soort contékrijt. Dat krijt paste ze, naast inkt en potlood, ook toe in haar tekeningen in zwart-wit. Ze gebruikte weinig details en liet erg veel wit, wat een ruimtelijk effect geeft. De figuren en voorwerpen zijn robuuster. Een goed voorbeeld is Onweer in je hoofd (2000) van Cariet Leeuwis. Daarin krijgen de gevoelens van boosheid en onmacht van Olga die net verhuisd is en haar draai niet kan vinden, een extra
| |
| |
dimensie door in de zwart-wit illustraties gebruik te maken van harde, donkere, krasserige lijnen in combinatie met grijze vlakken waar soms de structuur van het papier doorheen schemert.
Ook de vijf boeken van Carry Slee die ze in 2002 van nieuwe illustraties voorzag, hebben deze stijlkenmerken. Een ander voorbeeld is Nee! (2001) van Odiel Reef, dat handelt over Martijn, een jongen van negen die besluit zelfmoord te plegen, een onderwerp dat in kinderboeken tot dan toe nauwelijks aan de orde was gekomen. De gevoelens van twijfel, verdriet, maar ook warmte en gezelligheid vertaalde Helen van Vliet in zwart-wit tekeningen met een krachtige lijnvoering.
Helen van Vliet heeft ook veel kinderboeken geïllustreerd die weliswaar verhalend zijn, maar in de eerste plaats een informatief karakter hebben. Hieronder valt de serie ‘De ziekenboeg’ van Christine Kliphuis, waarin steeds in elk deel een ziekte of aandoening wordt belicht. Aan de hand van deze serie, waarvan het eerste deel in 1992 verscheen, is goed te volgen hoe Van Vliets stijl van illustreren zich ontwikkeld heeft.
Het grote moment (1997) van Midas Dekkers gaat over de geboorte van dieren en staat boordevol ontroerende illustraties, waarbij de illustratrice de realiteit in haar eigen stijl vertaald heeft. De humor van Dekkers werkt door in de illustraties.
| |
Waardering
Aanvankelijk was er nauwelijks aandacht voor het werk van Helen van Vliet. Gaandeweg veranderde dat. Met name Erick Kila van de Haagsche Courant was vaak vol lof over haar werk. Naar aanleiding van Nachtgeluiden (1999) schreef hij: ‘Toch vertellen de prenten van Helen van Vliet het meest indringend het verhaal van de nachtangsten’; en: ‘Het gebruik van verf heeft de eigenheid van Van Vliets werk niet geschaad. Het is intrigerender geworden.’ Andere recensenten waren ook enthousiast over Nachtgeluiden, zoals Robert Sanne van de SBD Westelijk Noord-Brabant: ‘Onze tip voor de Gouden Penseel en een must voor iedere liefhebber van mooie prentenboeken!’
De illustraties in Sneeuw in de zomer (1999) werden door Erick Kila ‘juweeltjes van verfijning’ genoemd. In zijn recensie over De reis van de dwerg (1999) schreef hij: ‘Ze [de lezers vanaf elf jaar] worden trouwens extra betoverd door de potloodillustraties van Helen van Vliet. Haar potloodtekeningen omvatten en versterken het lange verhaal op een subtiele manier.’
Ook voor haar illustraties in nonfictionboeken kreeg de illustratrice waardering. Bregje Boonstra noteerde over Het politiek-boek: ‘De grappige, zwierige tekeningen van Helen van Vliet maken dat kinderen niet direct zullen terugdeinzen voor het idee van een nuttig, informatief boek.’ (De Groene Amsterdammer) Over Het grote moment schreef Marja Boonstra in de Leeuwar-
| |
| |
der Courant: ‘De even zwierige en humoristische tekeningen van Helen van Vliet maken het boek nog smakelijker.’
| |
Bibliografie
Geïllustreerd door Helen van Vliet
|
Ben Kuipers, Job en Diede. Amsterdam, Sjaloom, 1991. |
Pam Conrad, Nog even negen. Amsterdam, Ploegsma, 1992. |
Christine Kliphuis, Het oor van Leonoor. Amsterdam, Sjaloom, 1992. (De ziekenboeg) |
Jos Lammers, De opa die een beetje rammelde. Amsterdam, Sjaloom, 1992. |
Jos Lammers, Vrijen met jezelf. Amsterdam, Van Goor, 1992. |
Henny Fortuin, De opdracht. Amsterdam, Ploegsma, 1993. |
Liesbeth van der Jagt, In de file. Amsterdam, Meulenhoff Educatief 1993. (Spoorzoekers) |
Christine Kliphuis, IJs voor Mathijs. Amsterdam, Sjaloom, 1993. (De ziekenboeg) |
Ben Kuipers, Diede en Job. Amsterdam, Sjaloom, 1994. |
Bas van Lier, Politiekboek. Amsterdam, Ploegsma, 1994. (Herzien in 1998) |
Selma Niewold (samenstelling), Verhalen in nachtblauw. Amsterdam, Ploegsma, 1994. |
Marian van der Heiden, Het land achter de vele deuren. Amsterdam, Ploegsma, 1995. |
Robbert Jan Swiers, Schimmelkaas en koude thee. Tilburg, Zwijsen. 1995. (Bizon) |
[Diverse auteurs], Winterspinsels. Ploegsma, 1995. |
Jacques Vriens, Vieze Nol. Tilburg, Zwijsen, 1995. (Salto) |
Mieke Julien, Aap en Eva. Amsterdam, Piramide, 1996. |
Christine Kliphuis, De darm van Harm. Amsterdam, Sjaloom, 1996. (De ziekenboeg) |
Jos Lammers, Praatjes voor twee. Amsterdam, Ploegsma, 1996. |
Betty Sluyzer, De buitenboordclub. Houten, Van Holkema & Warendorf, 1996. |
Robbert Jan Swiers, Het is de bassist! Tilburg, Zwijsen, 1996. (Zoeklicht) |
Midas Dekkers, Het grote moment. Amsterdam, Piramide, 1997. (Oorspronkelijke uitgave met foto's verscheen bij Meulenhoff Jeugd in 1989.) |
Piet Duizer, Het waterboek. Amsterdam, Ploegsma, 1997. |
Els de Groen, Speurtocht naar Jessica. Tilburg, Zwijsen, 1997. (Zoeklicht) |
Mieke Julien, Eva en de poezenflat. Amsterdam, Piramide, 1997. |
Hans Petermeijer, Wie krijgt de hoofdrol? Tilburg, Zwijsen, 1997. (Zoeklicht) |
Alma Post, Gewoon met z'n drieën. Amsterdam, Altamira, 1997. |
Betty Sluyzer, Mag ik meedoen? Houten, Van Holkema & Warendorf, 1997. |
Lieneke Dijkzeul, Een kameel met heimwee. Tilburg, Zwijsen, 1998. (Bolleboos) |
Annie van Gansewinkel, De Superhoofdprijs. Tilburg, Zwijsen, 1998. (Bolleboos) |
Els de Groen, Waar is Hamid? Tilburg, Zwijsen, 1998. (Zoeklicht) |
Vivian den Hollander, die zit! Tilburg, Zwijsen, 1998. (Spetter) |
Mieke Julien, Eva en de wolf. Amsterdam, Piramide, 1998. |
Hans Petermeijer, Klaar voor de start. Tilburg, Zwijsen, 1998. (Zoeklicht) |
Nicolette Smabers, Vries mij maar in. Tilburg, Zwijsen, 1998. (Leesleeuw) |
Karel Eykman, Op wie ben jij? Rotterdam, ILCO, 1999. (Herdruk: Amsterdam, De Harmonie, 2002.) |
Karel Eykman, Rondje Rotjeknor. Amsterdam, De Harmonie (i.s.m. Boekhandel v/h Van Gennep, Rotterdam), 1999. |
Henny Fortuin, Nachtgeluiden. Amsterdam, Ploegsma, 1999. |
Henny Fortuin, De reis van de dwerg. Amsterdam, Ploegsma, 1999. |
Christine Kliphuis, De kop van Jop. Amsterdam, Sjaloom, 1999. (De ziekenboeg) |
Cariet Leeuwis, Sneeuw in de zomer. Amsterdam, Sjaloom, 1999. |
Lydia Rood, Zomer zonder Andy. Tilburg, Zwijsen, 1999. (Zoeklicht) |
| |
| |
Robbert Jan Swiers, Spierpijn. Dronten, Maretak, 1999. (Sprinter) |
Christine Kliphuis, De epilepsie van Annemarie. Amsterdam, Sjaloom, 2000. (De ziekenboeg) |
Cariet Leeuwis, Onweer in je hoofd. Amsterdam, Sjaloom, 2000. |
Robbert Jan Swiers, Lang leve de Dwarsstraat. Tilburg, Zwijsen, 2000. (Bolleboos) |
Wim Burkunk en Mieke Geurts, Mijn vriendin is een heks. Tilburg, Zwijsen, 2001. (Zoeklicht) |
Henny Fortuin, De dromenzaaier. Amsterdam, Ploegsma, 2001. |
Marian van der Heiden, Het vervloekte huis. Amsterdam, Ploegsma, 2001. |
Henk van Kerkwijk, Scooter! Tilburg, Zwijsen, 2001. (Leesleeuw) |
Erick Kila, De woordenklok. Amsterdam, Sjaloom, 2001. |
Odiel Reef, Nee! Amsterdam, Sjaloom, 2001. |
Sieneke de Rooij, Een boom vol familie. Haarlem, Gottmer, 2001. |
Robbert Jan Swiers, De dubbelganger. Assen, Maretak, 2001. (De Nieuwe Maretak) |
Tseard Veenstra, Spoorloos. Dronten, Maretak, 2001. (Sprinter) |
Syl van Duyn, Mijn zus is een flussemus. Amsterdam, Van Goor, 2002. |
Carry Slee, Confetti conflict. Amsterdam, Prometheus, 2002. (Heruitgave) |
Carry Slee, Geklutste geheimen met slagroom toe. Amsterdam, Prometheus, 2002. (Heruitgave) |
Carry Slee, Kilometers cola en knetterende ruzie. Amsterdam, Prometheus, 2002. (Heruitgave) |
Carry Slee, Link. Amsterdam, Prometheus, 2002. (Bevat Het bliksemeiland en Vervalst, met nieuwe illustraties.) |
Carry Slee, Verdriet met mayonaise. Amsterdam, Prometheus, 2002. (Heruitgave) |
Heleen Vissinga, Beschermengel. Assen, Maretak, 2002. |
Over Helen van Vliet
|
Bregje Boonstra, MACHT, Huis-tuin-en keukenpolitiek. In: De Groene Amsterdammer, 27-4-1994. |
Marja Boonstra, Een kip heeft een navel. In: Leeuwarder Courant, 26-6-1998. |
Erick Kila, Mooie stijl, weinig inhoud. In: Haagsche Courant, 3-4-1999. |
Erick Kila, Nachtangst. Haagsche Courant, 30-10-1999. |
Robbert Sanne, Leestoppers! SBD Westelijk Noord-Brabant, april 2000. |
Erick Kila, Magie & soap. In: Haagsche Courant, 9-9-2000. |
61 Lexicon jeugdliteratuur
februari 2003
|
|