| |
| |
| |
A.C.C. de Vletter
door Jacques Vos
Antony Cornelis Christiaan de Vletter werd op 17 september 1866 in Scheveningen geboren. Zoals veel van zijn familieleden werd hij onderwijzer: in 1886 werd hij benoemd aan een lagere school in Den Haag. Tot aan zijn pensionering in 1931 zou hij werkzaam blijven bij het lager onderwijs. Ook zijn vrouw, Wilhelmina van Heffen, was uit het onderwijs afkomstig.
In 1893 debuteerde hij als schrijver van kinderboeken met In de vacantie, spoedig gevolgd door In dagen van spanning (1896) en Max en Leo. De lotgevallen van een jongen en een hond (1896). Er zouden nog ongeveer vijftig kinderboeken volgen.
De Vletter heeft ook veel korte verhalen voor kinderen geschreven. Deze werden onder meer gepubliceerd in het destijds bekende kindertijdschrift Voor 't jonge volkje. Toen de redacteur van dit blad, P. Louwerse, in 1908 plotseling overleed, volgde De Vletter hem op. Hij kreeg daarvoor verlof van de wethouder van onderwijs in Den Haag. Na een jaar gaf hij het redacteurschap weer op: het onderwijs was hem toch te dierbaar. S. Abramsz, bekend door zijn kinderversjes, volgde hem op. De Vletter bleef wel meewerken aan het tijdschrift.
Gedurende ongeveer acht jaar was De Vletter redacteur van het kindertijdschrift Jong Leven, een blad dat een bijdrage wilde leveren aan de morele vorming van de lezers, en dat een duidelijk moralistischer karakter had dan Voor 't jonge volkje.
De Vletter was overtuigd lid van de Blauwe Knoop, een vereniging voor drankbestrijding. Dit blijkt uit zijn bijdragen aan Jong Leven, zijn medewerking aan het blad van de genoemde vereniging, De Blauwe Vaan, en uit een van zijn bekendste kinderboeken, Paljas (1901).
De Vletter had een grote passie voor toneel. In 1899 richtte hij samen met zijn broer Antoine de toneelvereniging Kunst En Anders Niets op. Voor dit gezelschap regisseerde en schreef hij toneelstukken. Ook heeft hij zelf op de planken gestaan.
A.C.C. de Vletter is op 9 november 1935 in Den Haag overleden.
| |
Werk
De Vletter was wat we tegenwoordig een veelschrijver zouden noemen: meer dan vijftig kinderboeken, ongeveer zevenhonderd korte verhalen voor kinderen, een aantal romans voor volwassenen, toneelteksten voor zowel volwassenen als kinderen en re- | |
| |
dactionele bijdragen aan diverse tijdschriften.
Met een korte onderbreking van een jaar combineerde hij het schrijverschap met zijn lesgevende taak op lagere scholen. Hij behoort tot de generatie van schrijvende schoolmeesters aan het begin van deze eeuw, waartoe ook Kieviet en Been gerekend kunnen worden. De Vletter had invloed op een latere schrijver-schoolmeester: Leonard Roggeveen. Net als de genoemde collega's betrok De Vletter zijn leerlingen bij zijn schrijfwerk: hij las de boeken die hij onder handen had, aan hen voor.
Zijn aanpak maakte dat hij bijna elk jaar een kinderboek kon laten verschijnen. Op basis van enkele aantekeningen schreef hij in gemiddeld drie weken een boek. Hierbij baseerde hij zich nogal eens op eigen ervaringen. Zo stond voor de belangrijkste persoon uit Paljas een van zijn leerlingen model, verwerkte hij veel reisindrukken in zijn boeken en leerde hij de leefwereld van de h.b.s.'ers die in veel van zijn verhalen voorkomen, kennen door de vrienden van zijn broer.
In het tijdschrift School en Leven heeft De Vletter uiteengezet aan welke criteria goede kinderboeken moeten voldoen. Volgens hem gaat het kinderen in de eerste plaats om spannende handelingen, pakkende dialogen en om beschrijvingen die ‘in een dramatische of lachwekkende handeling zijn weggewerkt’. Ook moet een schrijver van kinderboeken gebruik maken van eenvoudige zinnen en gemakkelijke woorden en aansluiten bij de leefwereld van de kinderen. Daarbij was het zeker niet af te keuren, de jonge lezers met behulp van verhalen enigszins te vormen, op te voeden. De Vletter duidde deze opvoedkundige functie van boeken aan met ‘paedagogische korrels’. Nadere beschouwing van zijn werk laat zien dat het niet altijd bij korrels bleef. Eigenlijk bevat elk kinderboek van De Vletter in meer of mindere mate moralistische tendensen. In veel van zijn verhalen maakt hij het belang van waarden als vriendschap, oprechtheid en respect voor mensen en dieren duidelijk.
Alcoholgebruik is voor De Vletter de grote boosdoener. Dit is hèt thema van Paljas, maar het komt ook voor in zijn andere werk, zij het iets minder expliciet. In Paljas figureren verschillende drinkers: de vader van Jacob Schiferi (door zijn klasgenoten ‘Paljas’ genoemd), de fabrieksdirecteur Eduard die zijn bedrijf niet meer kan leiden en Louis, de neef van Eduard, wiens drankgebruik leidt tot de dood van zijn moeder. Ook Belze, een vriend van Jacob, drinkt stevig. Hij weet zich met hulp van anderen aan zijn verslaving te ontworstelen.
In De lange midvoor van T.T.T. (1925) nemen de prestaties van de voetballers merkbaar af doordat ze na een gewone wedstrijd nogal eens ‘jool’ gaan maken, en nog erger: wanneer ze voor de wedstrijd in de kleedkamer een borreltje drinken. Dat je ook zonder alcohol
| |
| |
veel jool kan hebben, laat De Vletter zien aan de hand van de personen uit de boeken die tot de bekende ‘Zeven jongens’-serie behoren. Als ze uitgaan en plezier hebben, drinken de jongens braaf spuitwater.
Veel van de boeken van De Vletter spelen zich af in de vakantie waarin een aantal jongens met elkaar allerlei avonturen beleven: de boeken over ‘De zeven’, maar bijvoorbeeld ook Dertien jongens en 'n plek wit zand (1926).
Een tweede groep boeken bezit duidelijke, vaak overduidelijke moralistische tendensen. Hiertoe behoren behalve de al eerder genoemde Paljas en De lange midvoor van T.T.T. ook De zusjes van Paljas (1905) en Spoorloos verdwenen (1926).
Verder heeft De Vletter een aantal historische verhalen geschreven, zoals De stad van karton (1921) en fantasieverhalen, waaronder Pipper valt door de aarde (1912). In dit laatste boek is de invloed van Jules Verne merkbaar. Pipper en zijn vriend Frits (bijgenaamd ‘Ukkie’) bouwen een capsule waarmee Pipper door een tunnel een tocht naar de andere kant van de aarde maakt.
| |
Zeven jongens en 'n ouwe schuit
Dit is het eerste boek over zeven vrienden die met elkaar op vakantie gaan, in dit geval met de niet al te moderne boot van meneer Trappers. Het verhaal vertoont de structuur die we ook in de vervolgdelen aantreffen: de jongens maken ieder voor zich een plan voor de vakantie. Een van de plannen wordt
Illustratie uit Zeven jongens en 'n ouwe schuit
uitgekozen, maar de jongens moeten eerst allerlei problemen oplossen voordat ze kunnen vertrekken. Natuurlijk worden de problemen altijd opgelost en dan kan de avontuurlijke vakantie beginnen. Bovendien is er in elk boek wel plaats voor een aantal pedagogische intermezzo's.
Op hun eerste tocht ontmoeten ze onder meer een knecht die weggelopen is van zijn wrede baas die, als hij dronken is, dieren en kleine meisjes slaat (de knecht heeft zijn baas neergeslagen maar zal zich vrijwillig bij de politie aanmelden), een zielig hondje dat uiteindelijk sterft, en twee boeven die hun schuit willen stelen. Ook bezoeken ze in Duitsland een schuttersfeest
| |
| |
waar door de deelnemers veel gedronken wordt.
Aan het eind valt een van de jongens (Hein) onder grote hilariteit in het water.
Tussen de avonturen door richt De Vletter zich nogal eens direct tot zijn lezers, om de spanning op te bouwen (vooruitwijzingen) en om (soms moralistisch) commentaar op de gebeurtenissen te geven.
Zeven jongens en 'n ouwe schuit had veel succes. Het werd vaak herdrukt (in 1981 verscheen nog een pocketuitgave) en in 1940 verfilmd. Bovendien was het de start van een succesvolle serie over de zeven jongens. Na het zesde deel, Hein past op de dubbeltjes (1916) was De Vletter wat uitgekeken op de serie. Na aandringen van zijn uitgever begon hij aan een vervolgserie waarin de zonen van Hein en zijn vrienden een rol spelen. Deze serie zou uiteindelijk gaan bestaan uit zeven delen.
| |
De lange midvoor van T.T.T.
Wijn Olten komt uit Indië naar Nederland om in Delft voor ingenieur te gaan studeren. Hij neemt zijn intrek in een pension in Den Haag waar nog meer ‘Indische kinderen’ logeren. Mede door zijn lengte kan Wijn heel hard lopen.
Op een zondag gaat hij met een aantal vrienden naar de voetbalwedstrijd tussen het deftige H.B.S. en het gewonere T.T.T. Hij raakt zo onder de indruk dat hij zelf ook bij T.T.T. wil gaan voetballen. Meneer Gedemey, de pensionhouder, wil geen toestemming geven: na een wedstrijd wordt er gefeest en ‘Dan drinken de heeren te veel, dan gebeuren er lelijke dingen!’ Ook zijn vader geeft geen toestemming: Wijns studie zou wel eens in het gedrang kunnen komen. Eerst moet hij maar eens laten zien of hij kan studeren.
Nadat hij in één keer zijn propedeutisch examen heeft gehaald, mag hij lid worden van T.T.T. Al heel snel speelt hij in het eerste elftal. T.T.T. wordt dankzij Wijn kampioen. Zijn spel blijft niet onopgemerkt bij de N.V.B.: hij wordt uitgenodigd voor het Nederlands elftal.
Maar... waar zijn vader al bang voor was, gebeurt: Wijn doet mee aan de fuiven en verwaarloost zijn studie. Gelukkig komt hij bijtijds tot inkeer. In een wedstrijd tegen R.V.V. wordt zijn vriend zo ernstig geblesseerd dat hij nooit meer zal kunnen voetballen. Deze gebeurtenis vormt voor Wijn en zijn vriend de aanleiding een nieuwe voetbalbond op te richten. Alleen clubs die netjes voetballen, mogen lid worden van deze bond. Ruw spel wordt niet getolereerd, daarom mogen alleen hoog gekwalificeerde scheidsrechters wedstrijden fluiten.
Wijn kent niet alleen in de sport succes. Hij studeert af, krijgt een prachtige baan bij Philips, trouwt met Mieke en wordt vader van twee zonen en een dochter.
Meer dan in de boeken over de zeven jongens, gaat De Vletter in dit
| |
| |
verhaal op de moralistische toer: op een bepaalde manier sport beoefenen leidt tot alcoholgebruik, verwaarlozing van de studie en tot ander afkeurenswaardig gedrag.
Ook is in het verhaal over Wijn de grote liefde van De Vletter voor het toneel merkbaar. Zo geeft hij een uitgebreide beschrijving van een revue die bij een jubileum van T.T.T. door de leden wordt opgevoerd.
| |
Waardering
Het schijnt dat De Vletter zich vooral een toneelschrijver voelde. Zijn toneelstukken kenden destijds een redelijk succes, maar dit bleef beperkt tot het amateurtoneel. Zijn romans voor volwassenen zijn geheel vergeten.
Blijkens de vele herdrukken hadden zijn kinderboeken meer succes. Recensenten gebruikten destijds aanduidingen als: spannend, afwisselend, levendig, sprankelend. Positief oordeelde men ook over het opvoedkundig gehalte. Daalder komt tot het samenvattend oordeel: ‘Het feit dat een zo groot aantal boeken een uitgever en dus lezers vond, pleit voor het gehalte van het werk: er is in populaire boeken altijd iets, dat het algemeen-menselijke raakt. Maar dat iets was hier veel; een enkel verhaal mag wat vluchtig zijn en een ander wat gewild-origineel, de boeken van De Vletter behoren tot de goede jongensliteratuur: ze zijn speels en avontuurlijk en ze voeden op zonder te preken.’
In De hele Bibelebontse berg wordt De Vletter slechts zijdelings genoemd. Wel zijn z'n boeken tegenwoordig een gewild verzamelobject.
| |
Bibliografie
Keuze uit de romans voor volwassenen
|
Hanepen (1897), De wereldkampioen (1899). |
Toneelwerk
|
Jaap Chiferi (1904), Zegepraal (1919), Vrouwtje (1912), De vrouw behoort den man! (1914). |
Keuze uit de kinder- en jeugdboeken
|
In dagen van spanning. Met illustraties van J. Zon. Amsterdam, E.L.E. van Dantzig, 1896. |
Paljas. Met illustraties van Joh. Braakensiek. Amsterdam, L.J. Veen, 1901. |
De zusjes van Paljas. Amersfoort, G.J. Slothouwer, 1905. |
Zeven jongens en 'n ouwe schuit. Utrecht, A.W. Bruna, 1905. |
Arendskop. Utrecht, A.W. Bruna, 1909. |
Pipper valt door de aarde. Met illustraties van Frans Lazerom. Utrecht, A.W. Bruna, 1912. |
Zeven jongens in de knel. Utrecht, A.W. Bruna, 1913. |
Hein past op de dubbeltjes. Utrecht, A.W. Bruna, 1916. |
Achttien jongens op 'n ouwe kar. Utrecht, A.W. Bruna, 1918. |
Zeven jongens kruipen in de grond. Utrecht, A.W. Bruna, 1920. |
De stad van karton. Met illustraties van George Wildschut. Utrecht, A.W. Bruna, 1921. |
Wereldkampioen. Amsterdam, L.J. Veen, 1925. |
De lange midvoor van T.T.T. Met illustraties van Jan Lutz. Alkmaar, Kluitman, 1925. |
Dertien jongens en 'n plek wit zand. Met illustraties van S. Delport. Amsterdam, H. Meulenhoff, 1926. |
Tent nummer zeven. Met illustraties van Nans van Leeuwen. Alkmaar, Kluitman, 1928. |
De wapperende vlag. Met illustraties van Frans van Noorden. Alkmaar, Kluitman, 1928. |
| |
| |
Duizendpoot. Met illustraties van Hans Borrebach. 's Gravenhage, G.B. van Goor Zonen's Uitgeversmaatschappij, 1929. |
Op 't vlot. Met illustraties van Herman Moerkerk. Amsterdam, Vroom & Dreesman, 1934. |
Over A.C.C. de Vletter
|
A.C.C. de Vletter, Pipper. In: School en Leven, jaargang 13 (1911-1912), blz. 513-519. |
D.L. Daalder, Wormcruyt met suycker. Historisch-critisch overzicht van de Nederlandse kinderliteratuur. Amsterdam, De Arbeiderspers, 1950. |
Lea Dasberg, Het kinderboek als opvoeder. Assen, Van Gorcum, 1981. |
Anne de Vries, Wat heten goede kinderboeken? Opvattingen over kinderliteratuur in Nederland sinds 1880. Amsterdam, Querido, 1989. |
Nettie Heimeriks en Willem van Toorn (red.), De hele Bibelebontse berg. Amsterdam, Querido, 1989. |
Marjoke Rietveld-van Wingerden, Voor de lieve kleinen. Het jeugdtijdschrift in Nederland 1757-1942. Den Haag, NBLC, 1992. |
Marieken van Eunen, A.C.C. de Vletter. Amsterdam, Vrije Universiteit, 1994. (Doctoraalscriptie). |
50 Lexicon jeugdliteratuur
juni 1999
|
|