| |
| |
| |
Ab Visser
door Marcus van der Heide
Ab Visser werd geboren in Groningen op 13 februari 1913, maar zijn vader gaf hem bij de burgerlijke stand aan als geboren op de veertiende februari, omdat het geboortejaar ook al op 13 eindigde. Hij was de jongste van vijf kinderen in een gezin van hervormde huize. Zijn vader, evenals zijn moeder van Friese afkomst, was aanvankelijk schipper en later brugwachter in Groningen. Na de ambachtsschool bezocht Ab Visser de Hervormde Kweekschool in de Folkingestraat. Hij zakte twee maal voor het eindexamen en besloot op 22-jarige leeftijd van de pen te gaan leven.
Als jong-protestant - zoals de beweging van christelijke auteurs en dichters voor de oorlog werd genoemd - publiceerde Visser poëzie in bladen als Opwaartse Wegen, De Werkplaats en Vriend des Huizes. Ook zijn romandebuut De mensch wikt... (1938) ademt nog een christelijke signatuur.
Tijdens de oorlog ontmoette hij Edith Bongers, met wie hij op 1 november 1945 in het huwelijk trad. Eind dat jaar vestigde het paar zich in Amsterdam. In deze periode openbaarden zich bij Visser de eerste tekenen van een ernstige gewrichtsontsteking van de wervelkolom, de zogeheten ziekte van Bechterew. Een warmer klimaat bood verlichting: tussen 1947 en 1953 verbleven de echtgenoten jaarlijks een aantal maanden in Cagnes-sur-Mer, in het zuidoosten van Frankrijk. In dezelfde periode maakten ze reizen naar Algerije, Portugal, Italië en Marokko.
In 1958 kreeg Ab Visser in Groningen de Hendrik de Vries-prijs, de enige onderscheiding die hem ooit is toegekend. Als brood- en zodoende
| |
| |
veelschrijver was hij specialist in het schrijven van korte verhalen en feuilletons die in tientallen dag-, week- en maandbladen verschenen. Om financieel het hoofd boven water te houden, recenseerde hij voor verschillende kranten, waaronder Het Vaderland (1953-1962), Het Vrije Volk (1955-1958) en De Telegraaf (1958-1970). Onder het pseudoniem Carel J. Bicker besprak hij voor Het Vrije Volk in de jaren zestig detectives. Visser was een onvermoeibaar strijder voor dit ‘stiefkind van de literatuur’. Zelf schreef hij ook een aantal detectives. Met publicaties als Kaïn sloeg Abel (1963) en De mythe van de Mafia (1974) begaf hij zich op het theoretische vlak van dit genre.
In 1980 scheidde hij officieel van Edith Bongers. Begin jaren zestig was hij al gaan samenwonen met de vertaalster en latere schrijfster van detectives, Margreet Hirs.
Zijn gezondheid liet steeds meer te wensen over. Op 9 mei 1982 stierf hij in het Prinsengrachtziekenhuis in Amsterdam.
| |
Werk
De veertien jeugdboeken die Ab Visser schreef, nemen binnen zijn oeuvre van ruim zeventig titels procentueel een belangrijke plaats in. Na zijn romandebuut De mensch wikt... (1938) vervolgde hij zijn oeuvre met Paarden op transport (1939), een jongensboek dat zich afspeelt kort na de Eerste Wereldoorlog. Voor de couleur locale laat Visser het verhaal in Groningen beginnen: ‘Daar heb je de overweg, waar je over moet naar 't Sterrebos. Je kunt nog net de vage omtrekken van een paar torens zien verdwijnen in de natte, nevelige atmosfeer. Groningen ligt achter hen.’ Het reisdoel is Riga, hoofdstad van Letland, waar honderd paarden afgeleverd moeten worden. In Polen kapen veedieven de trein, maar de jonge klerk Willem, hoofdpersoon in het boek, weet te ontsnappen en voor redding te zorgen. Het laatste deel van de reis gaat te voet, omdat de rails verwoest zijn. Het (christelijk) gebed en belijden ontbreken niet in dit boek.
Ballingschap in St. Tropez (1940) verplaatst de lezer naar de zeventiende eeuw. Gysbert Derksz., 16 jaar, bedreven in het kaartlezen en door zijn grootvader onderwezen in de talen, monstert aan op ‘De Keten’, een schip van de voc. Onder de kust van Spanje valt het vaartuig ten prooi aan piraten. De bemanning sneuvelt, op de kapitein, de stuurman en Gysbert na. Ze worden gevangengezet op het château in de piratenstad St. Tropez. Gysbert komt om zijn talenkennis in dienst van de graaf. Als hij een kind van de verdrinkingsdood redt, wordt hij een held. Gysbert krijgt meer bewegingsvrijheid en sluit vriendschap met leeftijdgenoten. De graaf vertrouwt hem toe dat hij zelf ook een gevangene van de piratenadmiraal is. Wanneer Michiel de Ruyter St. Tropez met een bezoek vereert, hijst de
| |
| |
graaf dan ook de witte vlag. Uiteindelijk keert Gysbert als enig overgeblevene van ‘De Keten’ terug in Holland. Het boek werd in 1961 opnieuw uitgebracht. Het is het enige jeugdboek van Visser waarvan een vertaling verscheen: Gefangene der Piraten (1966).
In 1941 volgde het meisjesboek Agneta in de tros van 't grote leger. Dit christelijke verhaal schildert morele conflicten binnen een Groningse patriciërsfamilie. De deugdzame Agneta neemt als marketentster deel aan Napoleons fatale veldtocht naar Rusland. Het boek werd goed verkocht en kreeg meteen een tweede druk.
Tijdens de oorlog schreef Visser Vlucht naar Engeland, dat uitkwam in 1947. In hetzelfde jaar verscheen Het verdronken rijk, waarin het mythische Atlantis wordt gelokaliseerd in het Amazonegebied. Hieraan vooraf ging Zwarte lading (1946), een verhaal over de slavenhandel. Het werd als jeugdboek alom afgekeurd omdat het aanstootgevend zou zijn. Met De avonturen van ‘De Meerman’ (1948), waarin kamperende jongens een diefstal oplossen, sloot Visser zijn eerste reeks jeugdboeken af.
Na de oorlog verschenen in diverse (dag)bladen kindergedichten. Bovendien werd Visser vaste medewerker van het christelijk maandblad voor de jeugd Vrij en Blij, waarin hij vooral verhalen voor kleuters publiceerde.
In navolging van de bekende rijmprentenboeken van Clinge Doorenbos liet hij in 1949 twee bundels kinderversjes het licht zien: Grote broer en Piet bij de wilde dieren. Johanna Bottema maakte de prenten bij deze driestrofische dierenversjes.
In zijn jeugdboeken uit de jaren vijftig voert Visser de entourage van zijn buitenlandse reizen ten tonele. Geblokkeerd in de bergen (1951) speelt in het Atlasgebergte van Marokko en De rode grot (1954) in Portugal. In Haven in zicht (1953) laat Visser alle grote havensteden die hij ooit bezocht, de revue passeren. Hij eindigt deze reeks jeugdboeken met een roman voor oudere meisjes, Een ander geluk (1954).
Het is niet duidelijk waarom Visser met het schrijven van jeugdboeken is gestopt. Wel ging zijn interesse steeds meer uit naar het bestuderen en recenseren van detectives. Voor het lees- en literatuurboek Doelbewust lezen (1973) van Ekkel en Zoetbrood schreef hij ‘De geschiedenis van de detectiveroman’, een samenvattend artikel dat opgenomen werd in de delen voor mavo en havo. Met zijn studie Wie is de dader; de misdaadliteratuur van Edgar Allan Poe tot heden (1972) drong hij verder door tot het voortgezet onderwijs.
In Leven van de pen (1965) bundelde Visser een aantal korte prozastukken uit de vele honderden die hij in de loop van zijn leven heeft geschreven. Twee hoofdstukken wijdt hij aan het jeugdboek. In ‘Zij zoeken een schat’, over het jongensboek, stelt hij
| |
| |
dat met de boeken van Miep Diekmann en An Rutgers van der Loeff-Basenau de Dick Trommen en Pietje Bells van vroeger ‘normale, levende kinderen’ zijn geworden, die zelfs naar ‘een schat van een vrouw’ kunnen zoeken. ‘De werkelijkheid is anders’ gaat over het meisjesboek, waarin vroeger de ideale moeder en het ideale kind de polen waren (eigenlijk niet realistisch). De werkelijkheid is anders (1962) van Leonore de Vries en Sarabande (1947) van Mary Noothoven van Goor luiden volgens Visser het realisme in: in het eerste boek staat een gewoon meisje voor de keuze haar joodse jongen te volgen naar Israël, terwijl het tweede boek overtuigend een meisjesvriendschap beschrijft.
| |
Vlucht naar Engeland
Dit jongensboek speelt voor een groot deel op de hbs. De vrienden Dick en Henk krijgen in de derde klas te maken met de Jeugdstormer en nsb-jongen Hans Dorhout. Een andere tegenstrever is ‘de Aap’, een geschiedenisleraar die ‘fout’ is. Ook is een rol weggelegd voor Doortje, op wie Dick en Hans beiden verliefd zijn. Hans wil haar bovendien lid van de Jeugdstorm maken.
Op hun tocht naar de boer om een mud tarwe in de wacht te slepen, ontdekken Dick en Henk in het riet een oude praam, die bij nadere beschouwing een hol met kisten (munitie?) blijkt te zijn. In hun stadswijk is ‘de Pijl’, een beruchte nsb'er, komen wonen die al gauw gemene zaak met ‘de Aap’ maakt en veel mensen aangeeft. Doortje heeft een broer, Freek, die bij de w.a., de weerbaarheidsafdeling van de nsb dient. Dick is daarom nogal sceptisch over haar. Theo, een broer van Dick die in de illegaliteit zit, vraagt Dick bij Doortje thuis de boel in de gaten te houden. Wanneer Dick en Hans een handgemeen krijgen om Doortje, valt uit Dicks jaszak een opgevouwen papier met ‘Vrij Ned...’, nog net leesbaar. Hans weet het te bemachtigen en brieft de zaak door aan de Aap, die de Pijl inschakelt. De Pijl is extra gekant tegen Dick, omdat die hem een keer een Jodenster op zijn rug heeft geprikt en zo door de stad heeft laten lopen. Duidelijk is dat broer Theo iets te maken heeft met Vrij Nederland. Hij wordt opgepakt.
Wanneer ook dominee Walraven, de vader van Henk, na een felle anti-Duitse preek door de Pijl wordt aangegeven en in kamp Amersfoort belandt, besluit Dick om de Pijl uit de weg te ruimen. Gewapend met het pistool van zijn broer dringt hij diens huis binnen, maar hij wordt door de Pijl overmeesterd en opgesloten in een kast. Dick schiet het slot van de deur kapot en duikt onder in de oude praam die hij heeft ontdekt.
De consternatie op school is groot als Dick niet meer komt opdagen. Doortje geeft Hans openlijk de schuld van Dicks verdwijning. Ze waarschuwt
| |
| |
Illustratie van Hans Borrebach uit Vlucht naar Engeland
Henk, die naar Dick op zoek wil gaan, dit niet te doen omdat hij al dagen geschaduwd wordt. Dat heeft ze gehoord van haar broer Freek.
Een paar dagen later staat Dick in het onderduikhol tegenover Freek, die - als vermomde spion onder nsb'-ers functionerend - met twee Engelse piloten aankomt. De illegaliteit ruimt de Pijl uit de weg en bevrijdt Theo. Een groen geverfde ‘weermachtsauto’ brengt de piloten en Dick en Theo naar Friesland. Daar worden ze op een van de meren opgepikt door een watervliegtuig dat hen naar Engeland brengt.
Vlucht naar Engeland werd in 1981 herdrukt bij Van Goor Jeugdboeken (j/m 10 e.o.).
| |
Waardering
Sjoerd Leiker besteedt in zijn bespreking van de verhalenbundel Galg en rad (1946) ook aandacht aan de eerste kinderboeken van Visser. Hij keurt de ‘mensverbeeldingen [-], boemannen die Visser opzettelijk voor kinderen bedacht’ af: ‘Zijn jongste kinderboek Zwarte lading (1946) is voor paedagogen, die kinderlectuur kiezen, misschien iets te afstotend door de vreselijke “wrekers Christi”, die er in voorkomen en die mensen aan kruishouten slaan, maar zijn boeken Paarden op transport, Agneta en Ballingschap in St. Tropez geven van de tijdmonsters, de boeven die transporteurs overvallen, van Napoleon en van de zeerovers uit de 17de eeuw
| |
| |
net genoeg om kinderen af te schrikken en tot de conclusie te laten komen dat die monsters slecht zijn. Goed en kwaad zijn voor Visser begrippen met een even eenvoudige als degelijke inhoud.’
Ook Van Weesep wijst in zijn recensie van Zwarte lading op de negatieve kant van het verhaal. Hij probeert er een verklaring voor te geven: ‘Ab Visser kent de geestelijke krachten die het leven waard maken geleefd te worden, Agneta bewijst dat [-]. Maar negatieve krachten maken in Zwarte lading na de eerste goede helft het boek volstrekt onaanvaardbaar, ja gevaarlijk voor elk jong karakter en aanstotelijk ten opzichte van het meest heilige symbool der Christenheid: het kruis. Het lijkt of Ab Vissers gevoelige natuur soms geheel uit het lood geslagen is door en na deze vreselijke oorlogsjaren. Hij is gevoelig, Ab Visser, er vaart door dit boek iets, ja veel, van de duistere geesteskrachten, die deze oorlog monsterlijk verwekten. In Agneta ook, maar daar waren ze gelouterd, hier woeden ze in de tweede helft soms onbeperkt. De gezonde spanning houdt op.’
Zwarte lading valt in het Lectuur-Repertorium onder het morele IV = Lectuur voor volwassenen alleen (circa 18 jaar en ouder): ‘Veronderstelt zedelijke voorlichting en vorming’.
D.L. Daalder noemt in Wormkruyt met suycker (1950), zijn boek over de Nederlandse kinderliteratuur, Ab Visser slechts één keer, in positieve zin: ‘als schrijvers van jongensboeken, meestal met avontuurlijk karakter, kwamen op de voorgrond Hans de la Rive Box, Marcel Artz, beiden niet altijd met voldoende reserve bij de behandeling van schokkende gebeurtenissen [-]. Beter was het werk van Bert van Rees, van Leclercq [-], K. van der Geest, Tomson en A. Visser: Ballingschap in St. Tropez (1940).’
Het Lektuur-Repertorium (1954) vermeldt Visser als ‘talentvol auteur, wiens werken in literair en in moreel opzicht niet alle evenwaardig zijn. Naast spannende, doch niet immer paedagogisch verantwoorde jongensboeken schreef hij berijmde kleuterverhalen, alsmede goed gecomponeerde novellen en romans met geslaagde sfeer- en milieuweergave’. Het Supplement (1970) vervolgt: ‘bezorgde een bloemlezing griezelverhalen [Boeboeboek, 1958] en schreef in een evenwichtig proza romans en verhalen. Vooral in laatstgenoemd genre legt hij een meesterschap aan de dag. Zijn meisjesroman Een ander geluk is weinig geslaagd.’
Het meisjesboek Agneta in de tros van 't grote leger (1941) werd door Bosch & Keuning in 1949 als roman uitgegeven, met minder succes. Visser schrijft in Leven van de pen (1965): ‘iemand sprak zelfs van een slappe soldatenroman’.
Het Kind, veertiendaags blad voor ouders en opvoeders, signaleert De avonturen van de ‘De Meerman’ (1948) als volgt: ‘Ab Visser is een goede ver- | |
| |
teller en weet spanning te brengen in het verhaal van een paar jongens, die een misdrijf weten te ontmaskeren.’ Vrij en Blij, christelijk maandblad voor de jeugd, noteert in 1949 over dit boek: ‘een spannend verhaal voor jongens, zoals Ab Visser dat schrijven kan. De jongens zoeken de avonturen niet op, maar de avonturen zoeken de jongens. 'n Boek waar je van weg bent, als je er aan begint.’
| |
Bibliografie
Keuze uit het werk voor volwassenen
|
Meubelmaken III, vertellingen uit de ambachtsschool (1937), Na de reis (1946), Millennium (1946), De buurt, Kroniek van jeugdherinneringen (1953), Uitnodiging tot moord (1953), Het achterdeurtje en andere verhalen (1955), Kaïn sloeg Abel; een handleiding voor de detectivelezer (1963), De Chanteur en andere misdaadverhalen (1970), Wie is de dader; de misdaadliteratuur van Edgar Allan Poe tot heden (1972), Tegendraads. Literairkritische analyses (1985, postuum). |
Jeugdboeken
|
Paarden op transport. Met illustraties van Henk Poeder. Meppel, Huisman, 1939. (Neêrlands Jeugdbibliotheek 5). Herdruk: Meppel, A. Roelofs van Goor, 1948, met illustraties van Rein Stuurman. |
Ballingschap in St. Tropez. Met illustraties van Jan Lutz. Nijkerk, G.F. Callenbach, 1940. Herdruk: 1961 als Flevojeugdpocket 1. |
Agneta in de tros van 't grote leger. Met illustraties van LH. 's-Gravenhage, D.A. Daamen, 1941. 3e/4e dr.: Baarn, Bosch & Keuning, 1949. |
Zwarte lading. Met illustraties van Nico Bulder. Assen, Born, 1946. |
Het verdronken rijk. Met illustraties van Dick de Wilde. Haarlem, De Gulden Pers, [1947]. |
Vlucht naar Engeland. Met illustraties van Hans Borrebach. Delft, Delftsche Uitg. Mij., 1947. Herdruk: Amsterdam/Brussel, Van Goor, 1981. |
De avonturen van ‘De Meerman’. Met illustraties van Hein Kray. Assen, Born, [1948]. |
Grote Broer. Met illustraties van Johanna Bottema. Meppel, A. Roelofs van Goor, [1949]. |
Piet bij de wilde dieren. Met illustraties van Johanna Bottema. Meppel, Roelofs van Goor, [1949]. |
Geblokkeerd in de bergen. Met illustraties van J. Ploos van Amstel. Amsterdam, Wereldbibliotheek, [1951]. (Avontuur- en techniekreeks 18.) Ook opgenomen in Tweede Omnibus van Avontuur en Techniek van de Wereldbibliotheek. |
Haven in zicht. Met illustraties van Pim Boxtel. Amsterdam, De Arbeiderspers, 1953. (Arbeiderspers Jeugdserie) |
De rode grot. Met illustraties van G. Douwe. Amsterdam, Bruna, 1954. Roofdruk: Hasselt, Heideland, 1954. |
Een ander geluk. Roman voor oudere meisjes. Met illustraties van Hans Borrebach. Hoorn, West Friesland, 1954. Herdruk 1963 als Witte Raven M 46. |
Drie vrienden op vacantie. Utrecht, De Banier, 1981. |
Over Ab Visser
|
W.L.M.E. van Leeuwen, Drift en bezinning, beknopte geschiedenis der nieuwe Noord-Nederlandse letterkunde. Amsterdam, Wereldbibliotheek [1936]; 1950, 2e herziene, zeer vermeerderde druk. |
H.J. van Weesep, [Over Zwarte lading]. In: Erica, Maandblad van en voor jong Drente, jaargang 1 (1946), nr. 12. |
Sjoerd Leiker, Onbeteugelde fantasie. In: Critisch Bulletin, Maandblad voor letterkundige critiek, jaargang 14 (1947). [Over Galg en rad.] |
Het Kind, Veertiendaags blad voor ouders en
|
| |
| |
opvoeders, jaargang 49 (1949), nr. 11, blz. 30, signalement De avonturen van ‘De Meerman’. |
D.L. Daalder, Wormkruyt met suycker, historisch-critisch overzicht van de Nederlandse kinderliteratuur. Amsterdam, De Arbeiderspers, 1950. |
Lectuur-Repertorium. Antwerpen/Tilburg, Algemeen Secretariaat voor Katholieke Boekerijen, 1952-1978 (3 delen). |
A. Marja, [Over De vlag halfstok]. In: Haags Dagblad 11-8-1956. |
M. M[onsinga], [Over Oostganger]. In: Ontmoeting, jaargang 12 (1958/1959). |
Ab Visser, Leven van de pen. Selectie uit de korte prozastukken. 's-Gravenhage, Kruseman, 1965. |
Drs. M.A. Schenk, Paspoort voor de lezer, Nederlandse en Vlaamse auteurs van nu. Bussum, Van Dishoeck/Van Holkema & Warendorf, 1968. |
Danny de Laet, Fantastische Literatuur in Nederland. In: Fantastische literatuur uit Nederland. Antwerpen, Walter Soethoudt, 1976, blz. 323-325. |
Jan C. Roosendaal, Misdaad in Holland. In: Julian Symons, Moord en doodslag. Utrecht, Het Spectrum, 1976, blz. 255-256. |
M.J.A. v.d. Heide, Bibliografie van 't werk van Albert (Ab) Visser. Almere-Haven, De Goede Rede, 1978. |
Ab Visser, Wat moet ik ermee. Brussel, Elsevier Manteau, 1979. |
Lea Dasberg, Het kinderboek als opvoeder; twee eeuwen pedagogische normen en waarden in het historische kinderboek in Nederland. Assen, Van Gorcum, 1981. |
Hans van Straten, De laatste Casanova. Herinneringen aan Ab Visser. Utrecht, Sjaalmanpers, 1982. |
Kees Thomassen, De Ab Visser Sociëteit. In: Nieuw Letterkundig Magazijn, jaargang 7 (1989), nr. 1, blz. 18-20. |
Marcus van der Heide, 10 jaar Ab Visser Revival, Bussum, Gooibergpers, 1992. |
Marcus van der Heide, Ab Visser en Groningen. Groningen, Openbare Bibliotheek, 1992. |
Wim Zaal, De buitenbeentjes, 36 schrijvers die ik heb gekend. Nieuwegein, Aspekt, 1995. |
82 Lexicon jeugdliteratuur
februari 2010
|
|