ken per jaar. De Rode Ridder moest voor de auteur een toonbeeld van ridderlijkheid zijn, de verpersoonlijking van deugden als edelmoedigheid, hulpvaardigheid en eerlijkheid. Zijn grote voorbeeld was Jan Zonder Vrees, de beroemde hoofdfiguur uit de Vlaamse klassieker van C. de Kinder. Vermeiren steekt zijn opvoedende bedoeling niet onder stoelen of banken. Hij wil ‘mensen voorstellen die eigenlijk beter zijn dan de mens kan zijn’. ‘Een boek moet het kind blijven aanzetten om het goede te doen.’ Johans wapenspreuk is vanaf het begin: ‘Steun voor de armen, hulp in nood.’ De auteur omschrijft zijn held als ‘een 20ste-eeuwse humane katholiek die weliswaar leeft in de vroege middeleeuwen’. Bij zijn steun- en hulpacties wordt de Rode Ridder geholpen door zijn paard Jago en een kleine groep vaste getrouwen, die af en toe wordt uitgebreid. Opvallend is de rol van ridder Rond, die telkens voor een komische noot zorgt.
Naast de ‘eeuwige held’ bepaalt ook de ‘eeuwige kruistocht’ de serie. Zijn ideeën en informatie put de auteur vooral uit de negentiende-eeuwse reeks Les Croissades van de Fransman Michaud. De historische gebeurtenissen fungeren alleen als aanleiding voor de avonturen van de Rode Ridder en zijn vrienden. Ook de omgeving is niet meer dan een vaag decor, of het gebeuren zich nu in Vlaanderen, Antiochië, Constantinopel of Egypte afspeelt.
Illustratie van Karel Verschuere uit De Rode Ridder en de gouden kroon
Vrijwel elk boek is een aaneenschakeling van losse avonturen. Er is zelden één centraal thema. Het accent ligt duidelijk op actie en avontuur. Terugkerende motieven zijn gevechten tussen kruisvaarders en Saracenen, ontvoeringen, hinderlagen, gevangen worden en ontsnappen, verraad, diefstal, redding op het laatste nippertje en het bevrijden van Oosterse prinsessen. De actie wordt niet alleen opgevoerd door de spannende of sensationele gebeurtenissen, maar ook door de talrijke dialo-