| |
| |
| |
Lydia Verbeeck
door Jet Marchau
Lydia Verbeeck is op 27 maart 1948 geboren in Aartselaar, België. Na het behalen van het onderwijzersdiploma gaf ze enkele jaren les. Op zestienjarige leeftijd debuteerde ze bij de Vlaamse radio met een luisterspel voor de jeugd. Tijdens haar onderwijsloopbaan probeerde ze de leerstof geschiedenis met eigen verhalen aantrekkelijker te maken. Deze vertellingen verschenen later in de reeks Historische Verhalen van uitgeverij De Sikkel, in de Vlaamse Filmpje van uitgeverij Averbode en in het tijdschrift Historisch Kompas.
Nadat ze in 1985 een cursus scenarioschrijven had gevolgd, waagde ze haar kans op het terrein van film en televisie. In 1986 won ze met Omtrent Marleen de Sabamprijs voor oorspronkelijk televisiedrama en twee jaar later de Hendrik Conscienceprijs van de Marnixring voor het televisiescenario Een zelfstandige vrouw. Ondertussen was ze ook actief als jeugdauteur. In 1986 sleepte ze met het kinderboek Zeg maar Mattias de debutantenprijs van de stad Knokke in de wacht.
In 1990 verruilde ze het onderwijs voor het fulltime schrijverschap. Lydia Verbeeck werkt voornamelijk als scenariste van soaps, drama, thrillers en jongerenproducties voor radio en tv.
| |
Werk
Lydia Verbeeck schrijft ontspannende verhalen met veel ruimte voor humor. Eigen ervaringen vult ze aan met fantasie. Een originele invalshoek, levensechte en ondernemende personages en een eigentijds taalgebruik kenmerken haar werk. Uit haar debuut Zeg maar Mattias (1987) blijkt de interesse voor de filmwereld die ze had leren kennen. De dertienjarige Pamela droomt van
| |
| |
een filmcarrière en doet auditie voor een jongensrol. Dat leidt zowel op de set als thuis tot misverstanden.
In de verhalen die volgden, spelen spanning en detective-elementen een belangrijke rol. In Het spoor van Egbert (1987) is Ellen de enige erfgename van haar oom Egbert, een helderziende. Vreemde ervaringen zetten haar op het spoor van eigen innerlijke krachten en een niet opgeloste moord. De fantasierijke Kim, hoofdpersoon in Mop krijgt op z'n kop (1990), bindt met haar vriendjes de strijd aan tegen huisbewaarder ‘Mop’, die hun huisdieren laat verdwijnen. In hun kinderlijke onbezonnenheid laten ze zich zelf door Mop meetronen en ontdekken de mens achter de brompot en vermeende ontvoerder. In Jelle en de snoepmaffia (1996) gaat Jelle achter de ontvoerders van zijn vader aan, een wereldvreemde cactusschilder. Een verliefde huishoudster met een alerte hond, een anti-snoepactivist, een belastingsambtenaar en een overgrootvader geflankeerd door twee boeven zorgen in dit verhaal voor een vrolijke chaos. In de detective Rock voor twee (1994) leidt de ontvoering van de adolescenten Arne en Joris, specialisten in het playbacken van een Britse popgroep, naar drugssmokkel. Parodiërende humor houdt het verhaal lichtvoetig. Dat is ook het geval in het misdaadverhaal De ogen van Loena Boena (2001). Het weesmeisje Gertie, even doortastend als eerdere personages van Verbeeck, wordt door haar tantes - twee karikaturale inbrekers - ingezet om de ogen van een Egyptische mummie te stelen. Wanneer de goudeerlijke Gertie de situatie doorziet, helpt ze een politie-inspecteur haar tantes te ontmaskeren. Net als in vroegere verhalen van Verbeeck doorkruisen onverwachte personages het verhaal en stapelen de groteske situaties zich op.
Dieper graaft Verbeeck in Mijn zoon is een geranium (1991) en in Oostende enkele reis (2002). Emoties krijgen in deze verhalen meer aandacht. In Mijn zoon is een geranium groeit de eenzelvige Michiel als een geranium vast aan de vloer van zijn kamer. Volgens een ijlings erbij gehaalde professor lijdt hij aan het heremietsyndroom. Michiel is tevreden met zijn situatie, hij hoeft zich nu immers niet als stoere jongen te gedragen. Zijn ouders zoeken koortsachtig naar een oplossing, maar vergeten de oorzaken te peilen. Ineke, die toevallig langskomt, herkent Michiels probleem en slaagt erin hem uit zijn cocon te halen. In Oostende enkele reis zoekt de levenslustige Evi vriendschap bij de bejaarde buurvouw Jossy; thuis krijgt ze geen gehoor. Om aan de bemoeizucht van Jossy's dochter te ontsnappen, gaat Evi met de licht dementerende buurvrouw op reis. De twee belanden in allerlei komische situaties die hun schreeuw om aandacht luid doet opklinken.
Ernstiger van toon en met nog
| |
| |
Illustratie van Tine Vercruysse uit Oostende enkele reis
meer ruimte voor emoties is De achterblijvers (2003). Opnieuw neemt een nuchtere en bijdehante hoofdpersoon, voor het eerst een ik-verteller, de touwtjes in handen. Verbeeck toont zich hier een auteur met meer zin voor diepgang dan haar vroegere, lichtvoetige werk deed vermoeden.
| |
De achterblijvers
Het verhaal vindt zijn oorsprong in een familiekroniek van het gezin De Belser. Dit arme boerengezin telde in 1923 acht kinderen. Vier ervan emigreren in dat jaar met hun ouders naar Canada. De rest wordt tijdelijk bij familie en vrienden ondergebracht. Lenie en Chelle komen eerst terecht op de boerderij van hun norse grootvader, vrolijke oom Karel en vreemde tante Johanna. Na de dood van oom Karel volgt een dooltocht langs diverse familieleden. De twaalfjarige ik-persoon Lenie zet de gebeurtenissen nuchter op een rijtje. Korte passages verraden haar onderdrukte gevoelens van angst, ongeloof en woede tegenover haar moeder, die hen in de steek liet. Ook de andere achtergebleven kinderen zijn in hun alledaagse handelen treffend beschreven: de negenjarige Chelle die zijn plaats moet vinden tussen spel en het harde werk op de boerderij, de levendige Martha en de kleine Julia die zich nog het best aanpast. Na drie jaar vertrekken ook de achterblijvers naar Canada. Hun tocht beslaat amper een derde van het boek. In dit ogenschijnlijk nuchtere verhaal bleef ruimte voor beheerste gevoelens en voor humor.
| |
Waardering
Al bij de eerste boeken van Lydia Verbeeck wezen de recensenten op de realistische, levendig
| |
| |
beschreven karakters, de vlotte schrijfstijl en de natuurlijke dialogen. De kinderjury waardeerde de eigentijdse personages en de grappige aanpak. De boeken van Verbeeck zijn geen hoogvliegers, menen de critici, maar plot en uitwerking van de verhalen zijn origineel en humoristisch. Lektuurgids loofde de realistische karakters in Het spoor van Egbert, maar betreurde de korte uitwerking, waardoor het verhaal te oppervlakkig bleef. Jeugdboekengids meent dat Verbeeck in Mijn zoon is een geranium niet de juiste balans vond tussen het fijngevoelige menselijke en het groteske. Toch is het verhaal dankzij de knappe ideeën en leuk uitgewerkte fragmenten het lezen waard. Minder positief is Leesidee Jeugdliteratuur over Jelle en de snoepmaffia, dat vanwege te vele onverwachte gebeurtenissen een goede verhaallijn mist. De vlotte schrijfstijl maakt het vrijblijvende gefantaseer niet goed, meent de recensent. Vergelijkbare kritiek kreeg Slimmie, een ‘saai verhaal met een onduidelijke plot en een verwarrend slot’, aldus Anita Wuestenberg in Leesidee Jeugdliteratuur. Hoewel ook in Rock voor twee te veel toeval de verhaallijn ontsiert, kreeg dit boek als ontspannende detective in Jeugdboekengids en Lektuurgids meer krediet. Leesidee en bibnet gaven Oostende enkele reis en De ogen van Loena Boena het etiket van pretentieloze en wat voorspelbare verhaaltjes. Wikky Ang wees in Leeswelp op de didactische waarde van De vliegende spin, waarin anders zijn geen beletsel voor vriendschap vormt.
| |
Bibliografie
Jeugdboeken
|
Zeg maar Mattias. Leuven, Davidsfonds, 1987. |
Het spoor van Egbert. Leuven, Davidsfonds, 1989. |
Mop krijgt op z'n kop. Met illustraties van Paul de Becker. Leuven, Davidsfonds, 1990. |
Mijn zoon is een geranium. Leuven, Davidsfonds/Infodok, 1991. |
Rock voor twee. Antwerpen, Standaard Uitgeverij, 1994. |
Jelle en de snoepmaffia. Met illustraties van An Candaele. Antwerpen, Standaard Uitgeverij, 1996. |
Afslaan bij de tweede wolk. Met illustraties van Liset van Laer. Kampen, Kok Educatief, 1996. |
Afslaan bij de tweede wolk. Kampen, Kok Educatief, Klipper, 1996. (Luisterboek om mee te lezen op AVI-niveau 5, bestaande uit 2 cd's.) |
Slimmie. Met illustraties van Irma Smeets. Antwerpen, Standaard Uitgeverij, 1999. |
De ogen van Loena Boena. Met illustraties van An De Bode. Wielsbeke, De Eenhoorn, 2001. |
Oostende enkele reis. Met illustraties Tine Vercruysse. Wielsbeke, De Eenhoorn, 2002. |
Kaak en co. Met illustraties van Liset van Laer. Assen, Maretak, 2002. |
De labradors. Met illustraties van Elly Hees. Assen, Maretak, 2003. |
De achterblijvers. Wielsbeke, De Eenhoorn, 2003. |
De vliegende spin. Met illustraties van Peter Nuyten. Assen, Maretak, 2004. |
Over Lydia Verbeeck
|
Etienne Claeys, Aangenaam... Lydia Verbeeck. Documentatiemappen van Vlaamse Jeugdauteurs. Schelle, VBC, jaargang 13 (1995), nr. 2. (Met aanvullingen.) |
| |
| |
[Anoniem], De ogen van Loena Boena. In: Nederlandse Bibliotheekdienst, 31-5-2001. |
SSI, Boechoutse schrijft jeugdroman over verscheurend afscheid. In: Gazet van Antwerpen, 4-11-2003. |
Els van Steenberghe, De literaire maretak. In: Leesidee Jeugdliteratuur, jaargang 9 (2003), nr. 4, blz. 144. [Over De labradors] |
Winny Ang, De vliegende spin. In: Leeswelp, jaargang 10 (2004), nr. 5, blz. 196. |
Websites
|
Marijke Umans, Oostende enkele reis. Op: Pluizuit, www.archief.pluizuit.be. |
Vanessa Joosen, De ogen van Loena Boena. Op: www.bib.vlaanderen.be. |
72 Lexicon jeugdliteratuur
oktober 2006
|
|