| |
| |
| |
Edward van de Vendel
door Wilma van der Pennen
Edward van de Vendel is op 1 augustus 1964 geboren in Leerdam, als oudste van drie kinderen in een onderwijzersgezin. Hij groeide op in Beesd. Zijn vader was hoofd van een school, zijn moeder werkte eerst als kleuterleidster en later als remedial teacher. Van de Vendel besloot na de middelbare school in het voetspoor van zijn ouders te treden en naar de Pedagogische Academie te gaan. Na vijf jaar in het onderwijs te hebben gewerkt, richtte hij samen met een aantal collega's een eigen school op, waarvan hij directeur werd. Zij bedachten zelf welke vakken ze wilden geven en waarom. De school groeide snel en het management nam veel tijd in beslag. Na vier jaar veranderde Van de Vendel van baan en werkte hij weer een aantal jaren als onderwijzer in het Drentse De Groeve en in Zuidlaren, tot hij in 2001 fulltime schrijver werd.
Al op de middelbare school schreef hij liedjes en nam hij deel aan het schoolcabaret. Tijdens zijn studie maakte hij kennis met moderne jeugdpoëzie. Zijn eerste gedichten publiceerde hij in ‘De Blauw Geruite Kiel’, de jeugdbijlage van Vrij Nederland. In 1996 verscheen zijn eerste gedichtenbundel, Betrap me, waarvoor Hanneke van der Hoeven de illustraties maakte. Samen kwamen ze in 1998 met Gijsbrecht, een bewerking van Gysbreght van Aemstel van Joost van den Vondel. Daarna volgden poëzie, proza en non-fictieboeken elkaar in hoog tempo op. Hij vertaalt - overwegend prentenboeken - uit het Frans, Duits en Engels.
Het werk van Van de Vendel is vaak bekroond. Gouden Zoenen wa- | |
| |
ren er in 1999 voor Gijsbrecht, in 2000 voor De dagen van de bluegrassliefde en in 2007 voor het vervolg daarop, Ons derde lichaam. Hij mocht zes keer een Zilveren Griffel in ontvangst nemen: in 2001 voor Dom Konijn, in 2008 voor Eén miljoen vlinders, in 2009 voor Opa laat zijn tenen zien, in 2010 voor Fluit zoals je bent, een bloemlezing met poëzie, en in 2011 voor Hoera voor Superguppie!. Superguppie leverde hem in 2004 niet alleen een Zilveren Griffel, maar ook de Woutertje Pieterse Prijs op. Voor De gelukvinder kreeg Van de Vendel in 2009 de Glazen Globe en in 2010 de Jenny Smelik-ibby prijs.
| |
Werk
Van de Vendel heeft in korte tijd een rijk en gevarieerd oeuvre opgebouwd. Hij schrijft teksten voor prentenboeken, gedichten voor kinderen en jongeren, liedjes en soms poëzie voor volwassenen; hij stelde een aantal bloemlezingen samen en publiceerde fictie voor diverse leeftijden en boeken voor het leesonderwijs. Slik gerust een krijtje in! (2002) en Ajax wint altijd (2009) zijn informatieve boeken over respectievelijk school en voetbal, Van de Vendels favoriete sport.
Een terugkerend thema in zowel zijn poëzie als proza is de zoektocht naar de identiteit. Deze thematiek is nadrukkelijk aanwezig in De dagen van de bluegrassliefde (1999), Ons derde lichaam en de bij deze jeugdromans behorende poëziebundel Chatbox: De gedichten van Tycho Zeling (beide 2006). Tycho ontdekt in het eerste verhaal zijn homoseksualiteit tijdens een verblijf in Amerika. In het vervolg probeert hij de afwijzing van zijn eerste grote liefde, de Noor Oliver, te verwerken. Tycho schrijft gedichten, die zijn gebundeld in Chatbox.
Een ander kenmerk van Van de Vendels werk is dat hij daarin laat zien goed te weten wat er in kinderen omgaat. Een voorbeeld daarvan levert hij met De duif die niet kon duiken (2011). Zoals een kind op een gegeven moment moet afzwemmen, zo moet een duif afduiken: van de dakgoot springen, terechtkomen naast een tafeltje met etenswaren en terugkeren met een stukje brood of ander voedsel. De duif in dit verhaal durft dat niet en hem wacht niets dan de hoon van andere duiven: ‘Dit ging om groter worden. Dit ging om niet achterblijven. Dit ging om de rest van zijn leven gegiechel achter zijn kont - of niet.’
Kenmerkend is ook zijn beeldentaal. Van de Vendel verstaat de kunst verrassende en moderne beelden te gebruiken die toegankelijk en prikkelend zijn. In zijn gedichten streeft hij een terugkerende structuur na: ‘Ik probeer gedichten te schrijven met een eerste zin als sterke drempel en een inzicht aan het eind, gevangen in een nieuw en helder beeld.’ Zijn poëzie is wel vergeleken met die van andere Blauw Geruite Kiel-dichters, zoals Remco Ekkers en Ted van Lieshout, door wie hij zegt geïnspi- | |
| |
reerd te zijn. Hun jeugdpoëzie maakte hem duidelijk dat gedichten voor kinderen waarde kunnen hebben op zich, en geen boodschap hoeven te dienen. Van de Vendel gebruikt vaak een vrije versvorm en is op zijn hoede voor eenzijdig gebruik van eindrijm: ‘Eindrijm is maar een eerste uiterlijke definiëring van poëzie. Er komen vaak rare, slap bedachte dingen uit.’ Hij hanteert rijm vooral als een hulpmiddel voor zichzelf waarmee hij bij het schrijven nieuwe wendingen bedenkt. Het rijm in zijn poëzie onderscheidt zich doordat het meestal op onverwachte plaatsen opduikt.
| |
Poëzie
De zoektocht naar de identiteit en de pijn van het volwassen worden was al aanwezig in Van de Vendels debuutbundel, Betrap me (1996). In de keuze van zijn onderwerpen sluit de auteur aan bij de directe belevingswereld van de beoogde lezers, ongeveer 11-jarigen: een dode poes of cavia, oma, softbal, staartdelingen en voor het eerst verkering vragen. De verschillende ik-figuren proberen allemaal grip te krijgen op de wereld en zichzelf. Dat blijkt bijvoorbeeld uit de beginregels van ‘Verre wieg’: ‘In de Waarheid Willen Weten/ ben ik Wereldkampioen.’ Het titelgedicht gaat over stiekem heel lang in bed blijven lezen, met de radio nog aan. Dat is leuk, maar nog leuker is het als vader je komt betrappen: een waagstuk dus: het leven is een spannende ‘cursus durven’. Voor iets oudere lezers verschenen Bijna alle sleutels (1998), waarin Van de Vendel het groeiconflict nadrukkelijker dan in zijn debuutbundel uitwerkt, en Aanhalingsteken (2000) dat vier in thematiek en toegankelijkheid uiteenlopende hoofdstukken bevat. Er zijn gedichten over grootouders, over schilderijen van grote meesters als Vermeer en Manet, naast zes ‘Insectensport’-gedichten en een reeks homo-erotische gedichten.
Na deze bundels lijkt de auteur zich toe te leggen op poëzie voor jonge kinderen. Veel succes had hij met de vier bundels over Superguppie (2003-2010), gedichten die qua onderwerp dicht bij huis blijven maar bijzonder worden door de poetische beeldtaal. De gedichten zijn geschreven vanuit het standpunt van het kind en de beelden die de auteur gebruikt, sluiten aan bij de kinderlijke verbeelding en getuigen van een eigen invalshoek. Zo vergelijkt Van de Vendel in de eerste bundel de toetsen van een piano met een breed gebit en is het heerlijk slapen onder een ‘dekbed-envelop’. De speelsheid van de bundels wordt volgens poëziekenner Jan van Coillie benadrukt door de verrassende rijmen, het lichtvoetige ritme en het gebruik van de spreektaal. Ook de illustraties dragen volgens hem bij aan de speelsheid. Dat onderkende ook de jury van de Woutertje Pieterse Prijs, die in 2004 deze onderscheiding toekende aan zowel de auteur van de eerste bun-
| |
| |
Illustratie van Fleur van der Weel uit Superguppie
del, als aan de illustratrice, Fleur van der Weel.
Met Opa laat zijn tenen zien (2008) en Draken met stekkers (2010) boort Van de Vendel een nieuw genre aan: stripgedichten, die geschreven zijn met het oogmerk ze in stripvorm te publiceren. Elke dubbele pagina van beide bundels bevat een strip van Floor de Goede, waarin de dichtregels geplaatst zijn. Het zijn toegankelijke, verhalende gedichten met overwegend korte zinnen. Voor onervaren lezers kan deze vorm een stimulans zijn, omdat die poëzie concreter maakt. Zelf zegt Van de Vendel daarover: ‘Veel kinderen denken (-) dat poëzie streng en ingewikkeld is. Poëzie is juist geweldig, maar je moet het ontdoen van zijn suffe imago. Ook de vorm moet aansluiten bij wat kinderen en jongeren leuk vinden.’ (7Days, 2010)
Van de Vendel heeft ook als bloemlezer van poëzie naam gemaakt. In 2004 publiceerde hij Al mijn later is met jou, in 2009 Fluit zoals je bent. De eerste bundel verscheen oorspronkelijk in een uitgebreidere versie in Duitsland en werd samengesteld door illustratrice Rotraut Susanne Berner. Van de Vendel vertaalde een aantal gedichten uit deze bundel en voegde er een aantal aan toe van Nederlanders en Vlamingen. Voor iets jongere lezers is Fluit zoals je bent, met gedichten over dieren van onder anderen Annie M.G. Schmidt, Karel Eykman, Remco Ekkers en Rudy Kousbroek.
Voor Gijsbrecht maakte Van de Vendel gebruik van het originele toneelstuk Gysbreght van Aemstel (1736) van Joost van den Vondel. In de vorm van een prozagedicht wordt verslag gedaan van de belegering van Amsterdam in het begin van de veertiende eeuw, maar de focus ligt in deze moderne bewerking op de psychologische ontwikkeling die
| |
| |
Gijsbrecht doormaakt. Na een zware strijd komt Gijsbrecht tot het inzicht dat wie vlucht en voor zijn gezin kiest, wie zichzelf vragen durft te stellen en niet bang is om te verliezen, niet minder eervol is dan een traditionele held. Aan het slot van het verhaal verbreedt de auteur het ‘volwassen’ perspectief en krijgt Gijsbrechts zoon Veenerick een belangrijke rol. In de epiloog vraagt hij aan zijn moeder: ‘Word ik ook een held?’
| |
Prentenboeken
Kenmerkend voor de prentenboeken, soms met versjes of tekst op rijm, is het gebruik van herhalingen die ritme brengen in de tekst en van aansprekende vergelijkingen en omkeringen, die voor de nodige humor zorgen. Van de Vendel schrijft de tekst meestal zonder te weten wie het boek gaat illustreren. Soms is de illustrator wel bekend en laat de auteur zich door diens werk inspireren. Dat was bijvoorbeeld het geval bij De duif die niet kon duiken, waar de illustraties van debuterend illustrator Alain Verster hem aanzetten tot het schrijven over vogels.
De eerste twee prentenboeken met tekst van Van de Vendel verschenen in 2003, Resus en Het woei. Het eerste (met illustraties van Sylvia Weve) verscheen bij uitgeverij Querido en bevat een poëtische tekst over vriendschap. Het tweede kwam bij De Eenhoorn uit, de Vlaamse uitgeverij waar veel van zijn prentenboeken vervolgens zouden verschijnen. Het was de eerste samenwerking met Sebastiaan Van Doninck, die ook de illustraties verzorgde in onder meer Lied voor een girafje (2004), Hagedissie het bijzonderwonder (2006), Winterhaas (2007) en Welterusten iedereen (2009). Fantasie voert de boventoon in Het woei, waarin de vader op elke vraag waar iets toch gebleven is, antwoordt met ‘weggewaaid’. Als hij in slaap valt in de roeiboot waarmee ze uit varen zijn, fantaseren zijn dochters dat alles weer terug komt waaien. En hun wensdromen worden waar. Origineel uitgewerkt is het onderwerp in Lied voor een girafje, geschreven voor vaders in spe. Vader giraf stelt voor dat het kleintje veilig in mama's buik blijft wonen, en hij zich daar bij hem voegt: ‘O girafje, klein onafje, schuif eens op. Ik moet erbij.’ Welterusten iedereen, met vierregelige versjes, vertelt over de dromen van twintig personages. Het duidelijke rijmschema en het consequente ritme zorgen ervoor dat kleuters de tekst al snel kunnen aanvullen.
Bij De Eenhoorn verschenen diverse prenten- en voorleesboeken, waarbij Van de Vendel samenwerkte met gerenommeerde Vlaamse illustratoren als Carll Cneut, Gerda Dendooven, Ingrid Godon en Isabelle Vandenabeele. Zo maakte hij samen met Dendooven Dom Konijn (2000) en Van de jongen die een eikenhouten stoeltje at (2005). Dom Konijn vertelt over een konijn dat graag wil weten hoe het zit met de dood. De dieren
| |
| |
waaraan hij zijn vraag voorlegt, geven allemaal een ander antwoord. Geeft niets: Dom Konijn kan ondanks alles troost bieden aan Oud Konijn, die afscheid van het leven en van hem neemt en hem daarbij omdoopt tot Slim Konijn. De namen van de dieren - Kaal Kuiken, Droge Pad, Grijze Muis - staan voor verschillende aspecten van het ouder worden. Dit maakt het tot een universeel verhaal over ouder (en wijzer) worden, omgaan met de dood en over troost. Van de jongen die een eikenhouten stoeltje at is een surrealistisch sprookje over liefde.
Samen met Isabelle Vandenabeele bewerkte Van de Vendel op eigenzinnige wijze het bekende sprookje van Roodkapje. Anders dan vaak het geval is, waren de illustraties er voor de tekst. In Rood Rood Roodkapje (2003) wil het meisje graag dat alles rood is. Maar helaas is haar wereldje nogal grijs. Totdat ze op een dag, op weg naar haar grijze oma, in het bos een groot zwart beest tegenkomt. Ze stuurt hem naar oma, en hij peuzelt de oude vrouw met smaak op. Van de Vendel gaat in deze bewerking terug naar de oude, nog ongekuiste versie van het sprookje. Bovendien draait hij de rollen van dader en slachtoffer om. Omkering past hij ook toe in Een griezelmeisje (2006), een prentenboek voor lezers vanaf een jaar of negen. Ook hier maakte Vandenabeele eerst de illustraties; daarbij schreef Van de Vendel de tekst. Het meisje Louise is geen willoos slachtoffer van een lustmoordenaar; de auteur gaat uit van de stelling dat de seksuele verleiding zowel van belager Rotboy als van de vrouw komt.
Het procedé van de omkering wordt ook gevolgd in Kleinvader (2007). In dit prentenboek met illustraties van Ingrid Godon wordt verteld wat opa allemaal kan (eekhoorns helpen bijvoorbeeld), maar het belicht ook een andere kant: de eenzame en verdrietige opa laat zich troosten door zijn kleinkind en is dan voor eventjes ‘Kleinvader’.
| |
Proza
Naast verhalen voor het leesonderwijs publiceert Van de Vendel jeugdromans voor lezers van ongeveer 10-15 jaar. Een voorbeeld van een verhaal voor beginnende lezers is Zootje was hier (2004). Daarin stelt hij de problematiek van vluchtelingen aan de orde, zonder dat deze thematiek het verhaal domineert. Centraal staat de dromerige, fantasierijke Tepper die terugblikt op zijn ontmoeting met de illegalen Kiko en Flam in de tuin bij zijn grootouders.
In 2001 schreef Van de Vendel het Kinderboekenweekgeschenk, Wat rijmt er op puree?, in 2007 gevolgd door Waar kunnen we hier een standbeeld krijgen? en in 2008 door Wie wil er met ons trouwen?. Centraal staan de rappende tweelingbroers Cal en Gus. In deze schoolverhalen, bedoeld voor een breed publiek, plaatste de auteur diverse lied- en rapteksten.
| |
| |
Ook Wat ik vergat (2001) speelt zich voor een deel af op school. Elmer is een zelfstandige, verlegen jongen. Hij raakt - tegen wil en dank - bevriend met Zosja, waardoor hij tot ontplooiing komt. Zij geeft ook de aanzet tot het hernieuwde contact met zijn dement geworden opa. Voor dezelfde leeftijdsgroep, lezers vanaf zo'n jaar of tien, is Gloeiende voeten (2004). Op Claudio's tiende verjaardag komen twee fantasievrienden zijn leven binnen: Duiv en Jesse. Claudio maakt een moeilijke periode door, nadat zijn Braziliaanse moeder, die als kind geadopteerd is, contact heeft gekregen met haar biologische zus.
Na twee kortere verhalen voor iets oudere lezers - Een verhaal met een tong (2006) dat verscheen in de serie ‘Kidsbibliotheek’, en De Hamburger Files (2007) dat aansluit bij een Vlaams leesbevorderingsprogramma - kwam Van de Vendel met een nieuw initiatief, de serie ‘Slash’. Voor deze serie tekent een aantal bekende jeugdauteurs de levensgeschiedenis op van jongeren. Zij vertellen hun verhaal en zijn co-auteur. Als eerste in de reeks verscheen het boek De gelukvinder van Van de Vendel en Anoush Elman. Het gaat over de vlucht van Anoush en zijn familie uit Afghanistan. Hoofdpersoon is Hamayun, die gevolgd wordt van zijn tiende tot zijn zeventiende jaar. Omdat zijn vader het niet eens is met de strenge wetten van de regering,
Illustratie van Peter van Dongen uit Wat rijmt er op puree?
moet het gezin het land ontvluchten. Het babybroertje blijft noodgedwongen achter. Na een moeizame tocht probeert de familie asiel te krijgen in Nederland.
| |
Non-fictie
Slik gerust een krijtje in! (2002) en Ajax wint altijd (2009) behandelen onderwerpen die de auteur na aan het hart liggen. Het eerste biedt een kijkje achter de schermen van een basisschool. In Ajax wint altijd staan feiten en weetjes over de Amsterdamse voetbalclub, aangevuld met interviews met be- | |
| |
roemde spelers en trainers. In Sofie en de pinguïns (2010) vormen verhaal, fotostrip, tekeningen en informatie één geheel: door het verhaal over de ‘pinguïnkoorts’ van Sofie verweeft de auteur informatie over het gedrag en de leefwijze van pinguïns. De fotostrips bieden een apart verhaal binnen het geheel.
In 2011 verscheen Het lekkere van pesten. Van de Vendel vertelt in het eerste deel het verhaal van Julian van Dalen, nu een veelgevraagd fotomodel, die vroeger jarenlang werd gepest. In het tweede deel interviewt hij Julians ouders en broer en de vrienden, leraren en pesters van vroeger.
| |
Tycho Zeling
Een aantal verhalen van Van de Vendel is geschreven rond het personage Tycho Zeling. In De dagen van de bluegrassliefde (1999) werkt de achttienjarige Tycho tijdens de zomermaanden als begeleider in een kinderkamp in Amerika. Daar ontmoet hij de Noorse Oliver, op wie hij verliefd wordt. Tycho reageert met verwarring en schaamte; hij probeert zijn verliefdheid te onderdrukken, maar die verborgen houden, lukt hem niet. Als hun liefde te openlijk wordt, stuurt de leiding beide jongens weg. Tycho gaat met Oliver mee naar zijn huis in Noorwegen. Daar hebben ze het rijk alleen, want Olivers moeder is met vakantie. Toch komt hun zomerliefde onder vuur te liggen als Oliver, een keeperstalent,
Omslag De dagen van de bluegrassliefde
met zijn voetbalteam deelneemt aan een belangrijk Europees voetbaltoernooi in Oslo. Het wordt voor beide jongens een wedstrijd tussen twee werelden en ogenschijnlijk zonder winnaars. Ontgoocheld reist Tycho terug naar Nederland.
In het vervolg, Ons derde lichaam (2006), probeert Tycho zijn leven weer op te pakken. Hij begint aan een studie, gaat op kamers wonen en belandt in Riga, waar hij meedoet aan het Eurovisie Songfestival, samen met zijn huisgenoten en vrienden Vonda en Moritz. Het ver- | |
| |
haal wordt aangevuld met (niet verstuurde) e-mails, sms'jes, verslagen voor de schrijfacademie die Tycho bezoekt, brieven, notities, enzovoort. Bij dit boek verscheen de dichtbundel Chatbox (2006) met ware ontboezemingen, soms vurig, licht erotisch getint, soms speels, soms bedachtzaam. Er wordt veel gebruikgemaakt van internettaal en beelden die gerelateerd zijn aan games, gsm en internet - Tycho is in Ons derde lichaam ook druk met internetten, e-mailen en schrijft een digitaal dagboek voor een homokrant. Samen vormen de verhalen en gedichten een hecht gecomponeerde cyclus over de ontwikkeling van Tycho, over (homoseksuele) liefde en een vriendschap die bijzonder en kwetsbaar is.
| |
Waardering
In De Morgen (2000) toont Annemie Leysen zich enthousiast over de eerste twee dichtbundels voor jongeren: Van de Vendel [verrast] met een heel eigen, nieuw geluid: gedichten die jonge lezers ernstig nemen en die tegelijk bevattelijk en herkenbaar blijven.’ Minder te spreken is ze over Aanhalingstekens: ‘Op enkele mooie verzen na is deze bundel me al te veel uitsloverig “parlando”.’
Van de Vendels poëzie voor jonge kinderen krijgt veel bijval. Jan van Coillie reageert in Leesidee jeugdliteratuur (2003) positief op Superguppie: ‘Deze versjes zijn niet alleen korter, ze zijn ook speelser en luchtiger dan in zijn vorige bundels.’ Hanneke van den Berg in Noordhollands Dagblad (2004): ‘Zelfs de jury van de Woutertje Pieterse Prijs leek opgelucht dat er eindelijk eens een boekje met poëzie is verschenen waarbij niet naar de bedoeling van de dichter geraden hoeft te worden. “De gedichten zijn weldadig concreet”, zo luidde het rapport.’ Bij de verschijning van de derde bundel, De groeten van Superguppie, schrijft Reine De Pelseneer in de Leeswelp (2008) dat deze bundel zijn voorgangers lijkt te overtreffen: ‘Van de Vendel haalde al zijn vakmanschap uit de kast om een verzameling gedichten vol taalspel, variatie, spitsvondigheid, herkenbaarheid én verassingen bij elkaar te brengen.’ Over de stripgedichten oordeelt Rob Schouten in Vrij Nederland (2008): ‘Van de Vendel zit, zoals de meeste kinderdichters, vol speelse gedachten, maar daarnaast lijkt hij een subtiel psychologisch spel met zijn lezertjes te spelen en levert hij ze naast pret en geborgenheid ook verzen die eindigen met kleine teleurstellingen en onaangenaamheden. En als je het leest, denk je: zo moet het.’
Ook de prentenboeken oogsten vaak veel lof. Vanessa Joosen meldt naar aan leiding van Django en de papegaai: ‘In het schrijven van scenario's voor prentenboeken is Edward van de Vendel onovertroffen: er staat geen woord te veel, en toch bouwt hij subtiele ankerpunten in het verhaal’
| |
| |
(Standaard, 2009). Van de Vendel wordt geprezen om zijn inventieve en poëtische taalgebruik. Patrick Jordens merkt bij Welterusten iedereen op dat hij ‘met dit bijzonder geestige prentenboek weer een stapje dichter bij de titel van gedoodverfde troonopvolger van Annie M.G. Schmidt [komt]. Althans wat de literaire kwaliteiten van korte versjes betreft: je moet het maar doen, in een paar ultrakorte regels iets vertellen dat steek houdt, rijmt, een sterke muzikaliteit in zich draagt én op de koop toe vaak nog grappig, beeldrijk of verrassend is’ (De Morgen, 2009).
Eenzelfde lof heeft Mirjam Noorduijn voor Zootje was hier. Zij stelt dat het verhaal eenvoudig wordt verteld, en voegt daaraan toe: ‘Ondanks de eenvoud speelt Van de Vendel een talig spel’ (De Groene Amsterdammer, 2005). Het is met name het beeldende taalgebruik waarom het proza van Van de Vendel geprezen wordt, of het nu een eenvoudig voorleesverhaal of een gecompliceerde jeugdroman betreft. Jan van Coillie noemt De dagen van de bluegrassliefde in de Leeswelp (2006) een ‘meesterwerk’. Hij prijst het vermogen van de auteur om ‘in één alinea een personage tot leven te brengen of in één zin een heel verhaal op te roepen’. Karel Berkhout signaleert dat met het verschijnen van De gelukvinder Van de Vendel blijk geeft van een ontwikkeling in de benadering van zijn personages: ‘Nog knapper is hoe Van de Vendel de bijpersonen tot leven wekt. Waren die in zijn andere boeken vaak nogal vlak, hier zet Van de Vendel de stoet van klasgenoten, familieleden en medevluchtelingen met enkele zinnen treffend neer.’ Hij concludeert: ‘De geluksvinder is door zijn rijkdom en rijpheid het beste prozawerk van Van de Vendel, die toch al drie keer de Gouden Zoen won. Bovendien is Van de Vendel met glans geslaagd voor zijn zelf gestelde opdracht om de urgentie van de Nederlandse jeugdliteratuur te vergroten’ (NRC Handelsblad, 2008).
Commentaar is er hier en daar op het taalgebruik en de stroom aan beelden: die zijn volgens sommige recensenten te gezocht. Hanneke van den Berg (Noordhollands Dagblad, 2006) vindt bijvoorbeeld dat de auteur in Hagedissie het bijzonderwonder doorslaat in zijn taalgrapjes. Pjotr van Lenteren gaat verder, hij schrijft over Ons derde lichaam dat Van de Vendel bij herhaling ‘met een wanstaltig aanstellerige metafoor’ zijn eigen ruiten ingooit (de Volkskrant, 2006). Toch overheerst de waardering voor zijn stijl, die ‘woordkunst’ wordt genoemd en krijgt Van de Vendel het predicaat ‘taalgoochelaar’. Hij laat een oorspronkelijk geluid horen en heeft in korte tijd een geheel eigen plek verworven in de moderne Nederlandse jeugdliteratuur.
| |
| |
| |
Bibliografie
Kinder- en jeugdboeken
|
Betrap me. Met illustraties van Hanneke van der Hoeven. Amsterdam, Querido, 1996. |
Bijna alle sleutels. Met illustraties van Sylvia Weve. Amsterdam, Querido, 1998. |
Gijsbrecht. Naar Vondels Gysbreght van Aemstel. Met illustraties van Hanneke van der Hoeven. Amsterdam, Querido, 1998. |
De dagen van de bluegrassliefde. Amsterdam, Querido, 1999. |
Jaap deelt klappen uit. Met illustraties van Jan Jutte. Amsterdam, Querido, 1999. |
Aanhalingstekens. Amsterdam, Querido, 2000. |
Dom Konijn. Met illustraties van Gerda Dendooven. Amsterdam, Querido, 2000. |
Wat ik vergat. Amsterdam, Querido, 2001. |
Pup en Kit. Met illustraties van Geert Vervaeke. Wielsbeke, De Eenhoorn, 2002. |
Slik gerust een krijtje in! Met illustraties van Alice Hoogstad. Amsterdam, Querido, 2002. |
Resus. Met illustraties van Sylvia Weve. Amsterdam, Querido, 2003. |
Rood Rood Roodkapje. Met illustraties van Isabelle Vandenabeele. Wielsbeke, De Eenhoorn, 2003. |
Superguppie. Met illustraties van Fleur van der Weel. Amsterdam, Querido, 2003. |
Het woei. Met illustraties van Sebastiaan Van Doninck. Wielsbeke, De Eenhoorn, 2003. |
Al mijn later is met jou. Samenstelling Edward van de Vendel. Met illustraties van Rotraut Susanne Berner. Amsterdam, Querido, 2004. |
Anna Maria Sofia en de kleine Cor. Met illustraties van Ingrid Godon. Amsterdam, Querido, 2004. |
Lied voor een girafje. Met illustraties van Sebastiaan Van Doninck. Wielsbeke, De Eenhoorn, 2004. |
De lol. Met illustraties van Martijn van der Linden. Tilburg, Zwijsen, 2004. (Ik lees!) |
Prins Nul. Met illustraties van Marc Terstroet. Tilburg, Zwijsen, 2004. (Bizon Geel) |
Zootje was hier. Met illustraties van Carll Cneut. Wielsbeke, De Eenhoorn, 2004. |
Gloeiende voeten. Amsterdam, Querido, 2004. |
Gooi dit boek maar uit het raam. Met illustraties van Anjo Mutsaars. Tilburg, Zwijsen, 2005. (Bizon Geel) |
Superguppie krijgt kleintjes. Met illustraties van Fleur van der Weel. Amsterdam, Querido, 2005. |
Van de jongen die een eikenhouten stoeltje at. Met illustraties van Gerda Dendooven. Wielsbeke, De Eenhoorn, 2005. |
Wat rijmt er op puree? Met illustraties van Peter van Dongen. Amsterdam, CPNB, 2005. (Kinderboekenweekgeschenk) |
Chatbox: De gedichten van Tycho Zeling. Amsterdam, Querido, 2006. |
Een griezelmeisje. Met illustraties van Isabelle Vandenabeele. Wielsbeke, De Eenhoorn, 2006. |
Hagedissie het bijzonderwonder. Met illustraties van Sebastiaan van Doninck. Wielsbeke, De Eenhoorn, 2006. |
Ons derde lichaam. Amsterdam, Querido, 2006. |
Een verhaal met een tong. Rotterdam, Lemniscaat, 2006. (Kidsbibliotheek) |
Eén miljoen vlinders. Met illustraties van Carll Cneut. Wielsbeke, De Eenhoorn, 2007. |
De Hamburger Files. Averbode, Averbode, 2007. (Fahrenheit) |
Kleinvader. Met illustraties van Ingrid Godon. Amsterdam, Querido, 2007. |
Vanwege de liefde. Met illustraties van Klaas Verplancke. Wielsbeke, De Eenhoorn, 2007. |
Waar kunnen we hier een standbeeld krijgen? Met illustraties van Peter van Dongen. Amsterdam, Querido, 2007. |
Winterhaas. Met illustraties van Sebastiaan Van Doninck. Amsterdam, Blue in Green, 2007. |
Django heet Django. Met illustraties van Lilian Brøgger. Wielsbeke, De Eenhoorn, 2008. |
Met Anoush Elman, De gelukvinder. Amsterdam, Querido, 2008. (Slash) |
| |
| |
De groeten van Superguppie. Met illustraties van Fleur van der Weel. Amsterdam, Querido, 2008. |
Opa laat zijn tenen zien en andere stripgedichten. Met illustraties van Floor de Goede. Amsterdam, Querido, 2008. |
Voor jou, voor wie anders? Met illustraties van Martijn van der Linden. Rotterdam, Lemniscaat, 2008. |
Wie wil er met ons trouwen? Met illustraties van Peter van Dongen. Amsterdam, Querido, 2008. |
Ajax wint altijd. Amsterdam, Querido, 2009. |
Django en de papegaai. Met illustraties van Lilian Brøgger. Wielsbeke, De Eenhoorn, 2009 |
Onder schot. Amsterdam, Leopold, 2009. (Jeugdthriller.nl) |
Fluit zoals je bent. Samenstelling Edward van de Vendel. Met illustraties van Carll Cneut. Amsterdam, Querido, 2009. |
Welterusten iedereen. Met illustraties van Sebastiaan Van Doninck. Wielsbeke, De Eenhoorn, 2009. |
Draken met stekkers en andere stripgedichten. Met illustraties van Floor de Goede. Amsterdam, Querido, 2010. |
Hoera voor Superguppie! Met illustraties van Fleur van der Weel. Amsterdam, Querido, 2010. |
Sofie en de pinguïns. Met illustraties van Floor de Goede. Amsterdam, Querido, 2010. |
De duif die niet kon duiken. Met illustraties van Alain Verster. Wielsbeke, De Eenhoorn, 2011. |
Met Julian van Dalen, Het lekkere van pesten. Amsterdam, Athenaeum-Polak & Van Gennep, 2011. |
De dokter en het leger van Davy. Met illustraties van Peter Vaneenoge. Wielsbeke, De Eenhoorn, 2011. |
Toen kwam Sam. Met illustraties van Philip Hopman. Amsterdam, Querido, 2011. |
Over Edward van de Vendel (selectie)
|
Marjoleine de Vos, Waar je went aan wat je mag. In: NRC Handelsblad, 14-2-1997. [Over Betrap me] |
Lieke van Duin, Staartdeling met dodenzwaai en afsprong. In: Trouw, 19-2-1997. [Over Betrap me] |
Mariette Vanhalewijn, Betrap me... In: Standaard der letteren, 10-4-1997. [Over Betrap me] |
Jan van Coillie, Varen ‘van taal naar taal’. In: Leesidee jeugdliteratuur, jaargang 3 (1997), nr. 1, blz. 7-8. [Over Betrap me] |
Helma van Lierop, Snelheid, ritme en concrete beelden. Helma van Lierop in gesprek met Edward van de Vendel. In: Literatuur zonder leeftijd, jaargang 11 (1997), nr. 42 (zomer), blz. 169-178. (Interview) |
Jan van Coillie, [Over Bijna alle sleutels]. In: Leesidee jeugdliteratuur, jaargang 4 (1998), nr. 3, blz. 106-107. |
Lieke van Duin, Uit mijn vingers springt al vloed. In: Trouw, 22-4-1998. [Over Bijna alle sleutels] |
Joke Linders, Een soort van vliegeren. In: Algemeen Dagblad, 29-5-1998. [Over Bijna alle sleutels] |
Selma Niewold, Kroos in het haar. In: de Volkskrant, 5-6-1998. [Over Bijna alle sleutels] |
Remco Ekkers, De kinderlijke metafoor: wie ben ik? Over de gedichten van Edward van de Vendel. In: Literatuur zonder leeftijd, jaargang 12 (1998), nr. 46 (zomer), blz. 165-172. |
Joke Linders, Oude Gijsbrecht blijft actueel. In: Algemeen Dagblad, 2-10-1998. [Over Gijsbrecht] |
Bregje Boonstra, Wankelmoedige held. In: De Groene Amsterdammer, 2-10-1998. [Over Gijsbrecht] |
Bregje Boonstra, Denken als een kind. In: De Groene Amsterdammer, 7-10-1998. [Interview] |
Judith Eiselin, [Over Gijsbrecht]. In: NRC Handelsblad, 9-10-1998. |
| |
| |
Jan van Coillie, [Over Gijsbrecht]. In: Leesidee jeugdliteratuur, jaargang 4 (1998), nr. 9, blz. 375. |
Selma Niewold, ‘Wordt ik ook een held?’ In: de Volkskrant, 4-12-1998. [Over Gijsbrecht] |
Peter de Boer, Van vechtersbaas groeit Gijsbrecht uit tot morele held. In: Trouw, 16-1-1999. [Over Gijsbrecht] |
Bea Ros, Gijsbrecht is een held. In: Didactief en school, januari/februari-nummer 1999. [Over Gijsbrecht] |
Kustaw Bessens, ‘Wanneer val je als held van je voetstuk?’ In: Trouw, 6-4-1999. [Interview] |
Aukje Holtrop, [Over Jaap deelt klappen uit]. In: Vrij Nederland, 19-6-1999. |
Edward van de Vendel, Destiny. In: Literatuur zonder leeftijd, jaargang 13 (1999), nr. 49 (zomer), blz. 163-164. |
Joke Linders, Klappen uitdelen. In: Algemeen Dagblad, 27-8-1999. [Over Jaap deelt klappen uit] |
Jan van Coillie, [Over Jaap deelt klappen uit]. In: Leesidee jeugdliteratuur, jaargang 5 (1999), nr. 6, blz. 250. |
Hanneke Leliveld, [Over Jaap deelt klappen uit]. In: de Volkskrant, 10-9-1999. |
Bregje Boonstra, Razende hormonen. In: De Groene Amsterdammer, 8-12-1999. [Interview] |
Jan van Collie, Edward van de Vendel: beeldenbouwer. In: Leesidee jeugdliteratuur, jaargang 5 (1999) nr. 10, p. 470-473. |
Jan van Coillie, [Over Dom Konijn]. In: Leesidee jeugdliteratuur, jaargang 6 (2000), nr. 1, blz. 8-9. |
Annemie Leysen, [Over Aanhalingstekens]. In: De Morgen, 20-9-2000. |
Hanneke van den Berg, De liefde moest deze keer volledig buiten schot blijven. In: Noordhollands Dagblad, 7-2-2002. [Over Wat ik vergat] |
Odilie Jansen, Opa was ontrouw. In: Trouw, 9-2-2002. [Over Wat ik vergat] |
Hans van Holten, Menselijk verdriet en geluk. In: Reformatorisch Dagblad, 1-10-2002. [Over Wat ik vergat] |
Herman de Graef, [Over Wat ik vergat]. In: Leesidee jeugdliteratuur, jaargang 8 (2002), nr. 4, blz. 151-153. |
Jan van Coillie, [Over Het woei]. In: Leesidee jeugdliteratuur, jaargang 9 (2003), nr. 9, blz. 377. |
Karin van Camp, [Over Resus]. In: Leesidee jeugdliteratuur, jaargang 9 (2003), nr. 9, blz. 377. |
Jan van Coillie, [Over Superguppie]. In: Leesidee jeugdliteratuur, jaargang 9 (2003), nr. 9, blz. 378. |
Judith Eiselin, ‘Een kinderversje schrijven voelt als vakantie’: Winnaars Woutertje Pieterseprijs over ‘Superguppie’. In: NRC Handelsblad, 2-3-2004. |
Hanneke van den Berg, Alles van belang is heel eenvoudig. In: Noordhollands Dagblad, 6-3-2004. [Over Superguppie] |
Mirjam Noorduijn, Meester/dichter=meesterdichter. In: de Leeswelp, jaargang 10 (2004), nr. 3, blz. 130-131. [Over Zootje was hier] |
Monique Snoeijen, Oud en jong raken de weg kwijt bij Van de Vendel. In: NRC Handelsblad, 3-9-2004. [Over Anna Maria Sofia en de kleine Cor] |
Karel Berkhout, Verdriet van chocolade. In: NRC Handelsblad, 10-9-2004. [Over Gloeiende voeten] |
Belle Kuijken, Neen kunnen zeggen is zo belangrijk. In: De Morgen, 29-9-2004. [Interview] |
Julia van Bohemen, Nette en slordige vaders. In: Leeuwarder Courant, 22-10-2004. [Over Anna Maria Sofia en de kleine Cor] |
Marleen Colpin, [Over Prins Nul]. In: de Leeswelp, jaargang 10 (2004), nr. 7, blz. 275. |
Peter de Boer, ‘Ik heb een rotfamilie. Niemand is echt!’: Originele jeugdroman over adoptie. In: Trouw, 23-10-2004. [Over Gloeiende voeten] |
Karin van Camp, [Over Anna Maria Sofia en de kleine Cor]. In: de Leeswelp, jaargang 10 (2004), nr. 9, blz. 348. |
| |
| |
Mirjam Noorduijn, [Over Gloeiende voeten]. In: de Leeswelp, jaargang 10 (2004), nr. 9, blz. 358. |
Karin van Camp, [Over Al mijn later is met jou]. In: de Leeswelp, jaargang 11 (2005), nr. 2, blz. 57. |
Karin van Camp, [Over Liedje voor een girafje]. In: de Leeswelp, jaargang 11 (2005), nr. 2, blz. 60. |
Jan van Coillie, Net kopjeduikelen. In: Poëziekrant, jaargang 29 (2005) nr. 2, p. 75-77. |
Mirjam Noorduijn, Waar blijven de politieke kinderboeken? In: De Groene Amsterdammer, 25-3-2005. [Over Zootje was hier] |
Sofie De Jonckheere, [Over De lol]. In: de Leeswelp, jaargang 11 (2005), nr. 3, blz. 110. |
Leonie Breebaart, ‘Ik geef mijn zusje les in yes’. In: Trouw, 2-7-2005. [Over Superguppie krijgt kleintjes] |
Ed Franck, Vinnige guppies. In: De Standaard, 7-7-2005. [Over Superguppie krijgt kleintjes] |
Marjon Kok, Het gaat erom dat je echt bent. Noordhollands Dagblad, 29-9-2005. [Interview] |
Pjotr van Lenteren, Knullige zelfhulppulp in de Kinderboekenweek. In: de Volkskrant, 30-9-2005. [Over Wat rijmt er op puree?] |
Hanneke van den Berg, Van de Vendel in een grootse vorm. In: Dagblad van het Noorden, 30-9-2005. [Over Wat rijmt er op puree?] |
Iris Pronk, Vanuit een veilige achtergrond. In: Trouw, 4-10-2005. [Interview] |
Chris Bulcaen, [Over Gooi dit boek maar uit het raam]. In: de Leeswelp, jaargang 11 (2005), nr. 9, blz. 342-343. |
Iris Paschalidis, [Over Van de jongen die een eikenhouten stoeltje at]. In: de Leeswelp, jaargang 12 (2006), nr. 1, blz. 9. |
Mirjam Noorduijn, [Over Wat ik verat]. In: de Leeswelp, jaargang 12 (2006), nr. 1, blz. 25. |
Annelies den Haan, Het leuksteberoep dat ik kan bedenken. In: Poëziekrant, jaargang 30 (2006) nr. 6, p. 62-67. |
Jan van Coillie, Filosofie op kindermaat. In: Poëziekrant, jaargang 30 (2006) nr. 6, p. 72-73. |
Hanneke van den Berg, Hoe de jonge homo Tycho volwassen wordt. In: Dagblad van het Noorden, 21-3-2006. [Over Ons derde lichaam] |
Jen de Groeve, [Over Een griezelmeisje]. In: de Leeswelp, jaargang 12 (2006), nr. 3, blz. 92-93. |
Jet Marchau, Roman met dramatische kracht. In: de Leeswelp, jaargang 12 (2006), nr. 3, blz. 111-112. [Over Ons derde lichaam en Chatbox] |
Jan van Coillie, [Over De dagen van de bluegrassliefde]. In: de Leeswelp, jaargang 12 (2006), nr. 3, blz. 112. |
Bas Maliepaard, Jij bent mijn interlove, mijn nikspapier. In: Trouw, 1-4-2006. [Over Ons derde lichaam] |
Pjotr van Lenteren, Van de Vendel had het bij poëzie moeten laten. In: de Volkskrant, 28-4-2006. [Over Ons derde lichaam en Chatbox] |
Patrick Jordens, Piekerqueen en giechelbitch. In: De Morgen, 3-5-2006. [Over Ons derde lichaam] |
Karel Berkhout, Schoften, maar softe schoften. In: NRC Handelsblad, 19-5-2006. [Over Ons derde lichaam] |
Annemarie Terhell, Meisjes zijn onbegrijpelijke raadsels. In: KidsWeek, 16-6-2006. [Over Een verhaal met een tong] |
Jen de Groeve, [Over Hagedissie het bijzonderwonder]. In: de Leeswelp, jaargang 12 (2006), nr. 5, blz. 185. |
Hanneke van den Berg, Taalgrapjes kunnen ook te ver gaan voor de jeugd. In: Noordhollands Dagblad, 13-7-2006. [Over Hagedissie het bijzonderwonder] |
Pjotr van Lenteren, Verrassende puberverhalen. In: de Volkskrant, 16-2-2007. [Over Een verhaal met een tong] |
Chris Bulcaen, [Over Kleinvader]. In: de Leeswelp, jaargang 13 (2007), nr. 3, blz. 88. |
Annemarie Terhell, Drie maal geZoend. In: KidsWeek, 20-4-2007. [Over Ons derde lichaam] |
| |
| |
Annemie Leysen, Levende letters. In: De Morgen, 9-5-2007. [Over Kleinvader en Vanwege de liefde] |
Lieselotte Pierco, [Over Waar kunnen we hier een standbeeld krijgen?]. In: de Leeswelp, jaargang 13 (2007), nr. 6, blz. 226. |
Bas Maliepaard, Vlinders om je hoofd en in je buik. In: Trouw, 22-9-2007. [Over Eén miljoen vlinders] |
Jen de Groeve, [Over Eén miljoen vlinders]. In: de Leeswelp, jaargang 13 (2007), nr. 7, blz. 245. |
Bas Maliepaard, Hamayun, gevlucht voor de Taliban. In: Trouw, 9-2-2008. [Over De gelukvinder] |
Karel Berkhout, Is Osama Bin Laden soms mijn broer? In: NRC Handelsblad, 15-2-2008. [Over De gelukvinder] |
Marja Boonstra, ‘Onze zwemles is een stemles’. In: Leeuwarder Courant, 14-3-2008. [Over De groeten van Superguppie] |
Reine de Pelseneer, [Over De groeten van Superguppie]. In: de Leeswelp, jaargang 14 (2008), nr. 3, blz. 136-137. |
Peter van den Hoven, Werkelijkheid, echtheid, eerlijkheid. In: de Leeswelp, jaargang 14 (2008), nr. 3, blz. 108-110. [Over De gelukvinder] |
Mirjam Noorduijn, Heimwee naar het beste vriendje. In: De Groene Amsterdammer, 28-3-2008. [Over De gelukvinder] |
Pjotr van Lenteren, Close your mond, you are in Nederland. In: de Volkskrant, 25-4-2008. [Over De gelukvinder] |
Patrick Jordens, [Over De groeten van Superguppie]. In: De Morgen, 25-6-2008. |
Chris Bulcaen, [Over Opa laat zijn tenen zien en andere stripgedichten]. In: de Leeswelp, jaargang 14 (2008), nr. 8, blz. 288. |
Karen Ghonem-Woets, [Over Wie wil er met ons trouwen?]. In: de Leeswelp, jaargang 15 (2009), nr. 1, blz. 28. |
Rob Schouten, [Over Opa laat zijn tenen zien en andere stripgedichten]. In: Vrij Nederland, 4-10-2008. |
Chris Bulcaen, [Over Voor jou, voor wie anders?]. In: de Leeswelp, jaargang 15 (2009), nr. 2, blz. 47. |
Chris Bulcaen, [Over Django heet Django]. In: de Leeswelp, jaargang 15 (2009), nr. 3, blz. 93. |
Karel Berkhout, De dozen donderen uit de kast. In: NRC Handelsblad, 5-6-2009. [Over Onder schot] |
Jet Marchau, [Over Onder schot]. In: de Leeswelp, jaargang 15 (2009), nr. 6, blz. 220. |
Jan van Coillie, Muizen dansen als vogels zingen. In: de Leeswelp, jaargang 15 (2009), nr. 8, blz. 300-301. [Over Fluit zoals je bent] |
Vanessa Joosen, O kom er eens kijken. In: De Standaard, 23-11-2009. [Over Eén miljoen vlinders] |
Vanessa Joosen, O kom er eens kijken. In: De Standaard, 27-11-2009. [Over Django heet Django] |
Patrick Jordens, [Over Welterusten iedereen]. In: De Morgen, 2-12-2009. |
Marit Trioen, [Over Welterusten iedereen]. In: de Leeswelp, jaargang 15 (2009), nr. 9, blz. 327. |
Jan van Coillie, Fascinerende dierenverzen: over Fluit zoals je bent van Edward van de Vendel en Carll Cneut. In: Poëziekrant, jaargang 34 (2010), nr. 3, blz. 32-33. |
Annemarie Terhell, Fruitvliegkoetsje met doorwaaidak. In: 7Days, 29-1-2010. |
Veerle Vanden Bosch, Pas op voor muggenoma's! In: De Standaard, 8-5-2010. [Over Draken met stekkers en andere stripgedichten] |
Joep van Ruiten, En nog fijn geïllustreerd ook. In: Dagblad van het Noorden, 19-6-2010. [Over Draken met stekkers en andere stripgedichten] |
Veerle Vanden Bosch, Zure haring en witlofthee. In: De Standaard, 20-8-2010. [Over Sofie en de pinguïns] |
Bas Maliepaard, Sofie's ouders zijn vaak weg, net als bij pinguïns. In: Trouw, 4-9-2010. [Over Sofie en de pinguïns] |
| |
| |
Jürgen Peeters, [Over Sofie en de pinguïns]. In: de Leeswelp, jaargang 16 (2010), nr. 7, blz. 252-253. |
Simone van Driel, Duiven in de ban van faalangst. In: NRC Handelsblad, 31-3-2011. [Over De duif die niet kon duiken] |
Jan van Coillie, Wie is hier het kind?: over Hoera voor Superguppie van Edward van de Vendel. In: Poëziekrant, jaargang 35 (2011), nr. 2, blz. 32-33. |
Nico van der Voet, Genieten van pesten. In: Nederlands Dagblad, 29-4-2011. [Over Het lekkere van pesten] |
Marieke van Twillert, Getreiterd maar toch winnaar. In: NRC Handelsblad, 12-5-2011. [Over Het lekkere van pesten] |
Bea Ros, Jeugdboekenschrijver en dichter Edward Van de Vendel: wees authentiek. In: Didaktief, jaargang 41 (2011) nr. 1, blz. 38-39. [Interview] |
Websites
|
www.leesplein.nl |
www.edwardvandevendel.com |
87 Lexicon jeugdliteratuur
oktober 2011
|
|