| |
| |
| |
Margreet Velsen-Quast
door Janneke van der Veer
Margreet Velsen-Quast werd op 13 maart 1904 geboren in Semarang (Nederlands-Indië). Haar jeugd bracht ze door in Amsterdam. Na de middelbare school volgde ze een opleiding tot onderwijzeres. Daarna begon ze aan een studie Nederlandse letterkunde. Ze brak die af toen ze met haar echtgenoot Pieter Jan Velsen, met wie ze in 1929 was getrouwd, naar Indië vertrok. Het echtpaar kreeg twee zoons en één dochter.
Na zeven jaar in Batavia te hebben gewoond, bracht het gezin een verlofperiode van twee jaar door in Nederland. Toen ze waren teruggekeerd in Indië, brak de Tweede Wereldoorlog uit. Tijdens de Japanse bezetting bracht Margreet Velsen-Quast enkele jaren door in een kamp. Ze werd eerst van haar man en later ook van haar oudste zoon gescheiden. Na de oorlog ging ze met haar kinderen naar Nederland; haar man bleef nog enkele jaren in Indië. Ze woonde eerst in Bloemendaal en vanaf 1951 in Amsterdam. Haar huwelijk eindigde in 1964 in een echtscheiding.
Van 1954 tot 1959 gaf Margreet Velsen-Quast les aan een huishoud- en industrieschool in Amsterdam. Ze hield veel van toneel. In Bloemendaal zat ze in het bestuur van het Openluchttheater. Ze regisseerde en speelde ook zelf wel eens een rol(letje) in een toneelstuk.
Verhalen schrijven deed ze al op de middelbare school, achter in schoolschriften. Haar eerste boek, de roman Kruispunt, verscheen in 1938. In de oorlog, tijdens haar verblijf in de kampen, schreef ze ook. Ze werd gestimuleerd door haar vriendin schrijfster Diet Kramer, die voorstelde voor jonge meisjes te gaan schrijven. Na de oorlog verschenen vier meisjesboeken en één
| |
| |
roman voor volwassenen van haar hand.
Margreet Velsen-Quast overleed op 2 augustus 1997 in Amsterdam.
| |
Werk
De meisjesboeken van Margreet Velsen-Quast zijn bestemd voor meisjes vanaf ongeveer veertien jaar. Ze zijn serieuzer dan veel andere meisjesboeken uit dezelfde periode. De hoofdpersoon kan worden getypeerd als een buitenbeentje. Vaak gaat het om een opgroeiend meisje dat kampt met gevoelens van minderwaardigheid. Zo voelt Hansje uit Alleen maar 'n hart (1956) zich de mindere van haar twee zusjes: beiden ronden met glans een studie af terwijl zij niet verder komt dan de huishoudschool. Erica uit Gekke Erica (1959) voelt en gedraagt zich anders dan haar klasgenoten, waardoor ze buiten de groep komt te staan. In Hoor ik er wel bij? (1962) speelt de Indische afkomst van Atie een rol bij haar gevoelens van minderwaardigheid.
In alle verhalen overwint de hoofdpersoon deze gevoelens uiteindelijk. Ze ontdekt haar eigen kwaliteiten en maakt zich los van haar omgeving. De boeken hebben daardoor een optimistisch karakter. De verhalen ademen een positief-christelijke sfeer, maar die is niet overheersend. Romantiek speelt in al deze boeken een rol, maar het accent ligt op het vriendschappelijk met elkaar omgaan en de ander tot steun zijn.
De verhalen zijn veelal geïnspireerd op situaties uit het leven van de schrijfster.
Illustratie van Jenny Dalenoord uit Alleen maar 'n hart
Uit haar belangstelling voor de toneelwereld putte Margreet Velsen-Quast bijvoorbeeld de inspiratie voor Mijn moeder is beroemd (1954), terwijl ze in Alleen maar 'n hart haar ervaringen als lerares op een huishoud- en industrieschool verwerkte. Bij het schrijven van Hoor ik er wel bij? (1962) speelde haar Indische achtergrond een rol.
Margreet Velsen-Quast stelde hoge eisen aan jeugdboeken. In Van Wormcruyt met Suycker tot Jeugdliteratuur (1971) staat als een uitspraak van haar vermeld: ‘Volgens mij moet het [jeugdboek] met even veel zorg en inspiratie worden geschreven als een “volwassen” boek. Het moet eerlijk zijn en de problemen waarmee jongelui te doen hebben niet uit de weg gaan.’ Haar eigen verhalen zijn vlot geschreven,
| |
| |
met veel dialoog. Het taalgebruik is over het algemeen verzorgd.
Naast vier meisjesboeken schreef Margreet Velsen-Quast de ‘gezinsromans’ Kruispunt (1938) en Lichten op rood (1962). Wat betreft inhoud sluiten deze romans aan bij haar boeken voor oudere meisjes. Kruispunt is een in Nederlands-Indië spelende roman over het leven van een meisje dat in het laatste jaar van de kweekschool zit. Lichten op rood gaat over een huwelijk dat bijna spaak loopt wanneer de man een relatie begint met een collega. Niet de schuldvraag staat centraal, maar de tragische loop van de gebeurtenissen.
| |
Mijn moeder is beroemd
Net als in de andere meisjesboeken van Margreet Velsen-Quast is de hoofdpersoon uit Mijn moeder is beroemd een onzeker meisje. Lotje heeft geen vader meer en haar moeder, tegen wie ze enorm opkijkt, is een bekend actrice. Lotje vindt het haar belangrijkste taak om ervoor te zorgen dat haar moeder zo weinig mogelijk geconfronteerd wordt met alledaagse dingen als huishoudelijke karweitjes of de problemen van haar dochter. Daardoor is de vijftienjarige Lotje een vroegwijs meisje dat een tamelijk kleurloos bestaan leidt. Met haar klasgenoten heeft ze weinig contact.
Dan komt Dick, een neef van haar overleden vader, op bezoek. Lotje kan het goed met hem vinden. Tijdens een logeerpartij bij Dick in Frankrijk wijst hij haar erop dat ze meer haar eigen leven moet gaan leiden. Na de vakantie probeert ze dit advies op te volgen. Ze wordt verliefd op Hugo, die enkele jaren ouder is. Lotjes moeder wijst een huwelijk met Dick af, ze wil onafhankelijk blijven.
Als moeder een ongeluk krijgt gaat Lotje tijdelijk in een ‘gewoon’ gezin wonen. Haar moeder keert zich van iedereen af omdat ze nooit meer toneel zal kunnen spelen. Later ontdekt ze wat echt waarde voor haar heeft: ze wil met Dick trouwen en samen met hem in Frankrijk voor Lotje gaan zorgen. Lotje heeft dan al haar eigen weg gekozen: ze blijft in Amsterdam om het schooljaar af te maken. Haar vriendschap met Hugo speelt bij deze keuze een belangrijke rol.
| |
Waardering
De meisjesboeken van Margreet Velsen-Quast waren tamelijk succesvol. Van Mijn moeder is beroemd en Alleen maar 'n hart verschenen herdrukken en zelfs vertalingen in het Duits. De boeken zijn veelvuldig besproken in kranten en tijdschriften. De critici zijn vrijwel unaniem positief over de inhoud en stijl van de eerste boeken van de schrijfster. Zo noteert een recensent van de Delftsche Courant over de tweede druk van Mijn moeder is beroemd: ‘Een goed, levensecht geschreven boek, met een uitstekende karaktertekening.’ Een zelfde mening geven diverse periodieken over Alleen maar 'n hart en Gekke Erica. Miep Diekmann schrijft in de Haagsche Courant over Alleen maar 'n hart: ‘Zo objectief
| |
| |
mogelijk zet de schrijfster de werkelijkheid tegenover de hersenschimmen. In de dramatische wendingen wordt zij niet sentimenteel, en van Hansje maakt zij gelukkig niet de geijkte heldin. Met de omschrijving “menselijk” is dit boek het best getypeerd.’
Over Hoor ik er wel bij? zijn de meningen verdeeld. Het Schoolblad oordeelt: ‘Een aardig, vlot geschreven verhaal, hier en daar een beetje overdreven.’ Miep Diekmann daarentegen schrijft in de Haagsche Courant over dit boek: ‘Een dorre opsomming van weinig sprekende feiten, een starre taal, afgesleten beelden maken dit verhaal onecht...’
Vergelijkbare standpunten zijn aan te treffen in de vakliteratuur. De jeugdboekengids De Kleine Vuurtoren meldt in 1954 over Mijn moeder is beroemd: ‘Een ontroerend mooi boek, dat iedere 16-18-jarige lezen moet en ook ouderen zeker wat te zeggen heeft.’ De Kleine Vuurtoren schrijft in 1958 eveneens waarderend over Alleen maar 'n hart: ‘Zeker aan te bevelen voor ruime lezerskring.’
Kritiek is er ook. De gids Boek en Jeugd zegt in 1968 over Hoor ik er wel bij?: ‘Weinig doorleefd maar aanvaardbaar zijn de problemen van een dromerig meisjes, dat, afkomstig uit Indonesië, als halfbloed moeite heeft om in Holland te wennen....’ Het Lectuur-Repertorium meldt in 1970 over het werk van Margreet Velsen-Quast: ‘Goede boeken voor oudere meisjes alsmede een roman met nogal verwarde ideeën.’
| |
Bibliografie
Meisjesboeken en romans
|
Kruispunt. Amsterdam, Uitgevers-Maatschappij Holland, 1938. |
Mijn moeder is beroemd. Met illustraties van Carin Tierie-Bleeker. Amsterdam, Ploegsma, 1954. (Ook verschenen met illustraties van Laura Gerding: 2e druk, Amsterdam, Ploegsma, 1959.) |
Alleen maar 'n hart. Met illustraties van Jenny Dalenoord. Amsterdam, Ploegsma, 1956. |
Gekke Erica. Met illustraties van Ursula den Tex. Amsterdam, Ploegsma, 1959. |
Hoor ik er wel bij? Met illustraties van Addie Horn. Amsterdam, Ploegsma, 1962. |
Lichten op rood. Amsterdam, Uitgevers-Maatschappij Holland, 1962. |
Over Margreet-Velsen-Quast
|
M. Bruijn e.a., De Kleine Vuurtoren. Jeugdboekengids 1954. Amsterdam, Vereeniging ter Bevordering van de Belangen des Boekhandels, 1954, blz. 66. |
M. Bruijn e.a., De Kleine Vuurtoren. Jeugdboekengids 1958. Amsterdam, Vereeniging ter Bevordering des Belangen des Boekhandels, 1958, blz. 63. |
[Anoniem], Mijn moeder is beroemd. In: Delftsche Courant, 2-1-1959. |
Miep Diekmann, Over Alleen maar 'n hart. In: Haagsche Courant, 11-11-1960. |
Gertie Evenhuis, Gesprek met Margreet Velsen-Quast. Kleine romans voor meisjes. In: Hervormd Nederland, februari 1961. |
Miep Diekmann, Over Hoor ik er wel bij? In: Haagsche Courant, 19-8-1963. |
[Anoniem], Over Hoor ik er wel bij? In: Het Schoolblad, 16-4-1964. |
Boek en Jeugd. Gids voor Jeugdlectuur 1965. Den Haag/Amsterdam, H.P. Leopolds Uitgeversmij NV/Uitgeverij Ploegsma, 1965, blz. 50. |
| |
| |
Boek en Jeugd. Gids voor Jeugdlectuur 1968. Den Haag/Amsterdam, H.P. Leopolds Uitgeversmij NV/Uitgeverij Ploegsma, 1968, blz. 61-62. |
Paul Hardy en Xaveer de Win (red.), Lectuur-Repertorium 1952-1966. Antwerpen/Tilburg, Algemeen Secretariaat voor Katholieke Boekerijen/Nederland's Boekhuis, deel III, 1970, blz. 2071. |
F. Daalder en I. Daalder-Schripsema, Van Wormcruyt met Suycker tot Jeugdliteratuur. Purmerend, J. Muusses NV, 1971, blz. 40, 200. |
Dorothée Buur, Indische Jeugdliteratuur. Geannoteerde bibliografie van jeugdboeken over Nederlands-Indië en Indonesië. Leiden, KITLV Uitgeverij, 1992, blz. 252, 351-352. |
51 Lexicon jeugdliteratuur
oktober 1999
|
|