| |
| |
| |
Jaap Veenendaal
door Richard van Schoonderwoerd
Evert Jacob (Jaap) Veenendaal werd op 26 juli 1903 in Amersfoort geboren als zoon van een boekhandelaar. Uit zijn huwelijk met Sara Maria Meerdink kwamen zes kinderen voort, vier meisjes en twee jongens. Het gezin woonde in Soest, waar Veenendaal tekenlessen volgde bij J.H. Isings. Hij leidde een tamelijk rustig bestaan. Zijn grootste hobby was hengelen; zodra het werk het toeliet was hij aan de waterkant te vinden. Wel deden anekdotes over hem de ronde die te maken hadden met zijn verstrooidheid. Zo schijnt hij verschillende malen in Soest te zijn gesignaleerd met één bruine en één zwarte schoen. Ook vergat hij regelmatig zijn forse haardos, die alle kanten uit stond, te kammen. Dit versterkte bij de burgerij het beeld van de kunstenaar. Veenendaal kwam uit een gereformeerd milieu, maar trad na 1945 toe tot de Nederlands Hervormde Kerk. Hij overleed op 7 mei 1981 in Soest.
| |
Werk
J.H. Isings heeft als leermeester een belangrijke stempel gedrukt op het illustratiewerk van Jaap Veenendaal. Zijn invloed is lange tijd zichtbaar gebleven. Net als Isings maakte Veenendaal bij zijn illustraties veelvuldig gebruik van stippeltjes en kleine lijntjes. De figuurtjes en decors in zijn tekeningen waren met name in de begintijd nauwelijks te onderscheiden van die in de illustraties van Isings. Naderhand veranderde dat enigszins, maar het voorbeeld van Isings bleef merkbaar. Wat betreft de natuurtekeningen en de strips van Veenendaal is de vergelijking lastiger, omdat Isings zich op deze gebieden nauwelijks heeft gemanifesteerd.
| |
| |
Uit Gerdientje van W.G. van de Hulst
Daardoor kregen Veenendaals natuurtekeningen en strips automatisch een meer eigen karakter.
Naast tekenaar was Veenendaal een verdienstelijk schilder, al kwam het schilderen duidelijk op de tweede plaats. In de Tweede Wereldoorlog, toen het illustratiewerk uitbleef, schilderde hij in opdracht veel olieverfportretten. Ook zijn stadsgezichten van Amersfoort, die in de kunsthandel van zijn broer verkocht werden, gingen grif van de hand. Kort na de oorlog maakte hij enkele series prentbriefkaarten met stadsgezichten van zijn geboorteplaats.
Veenendaal ging vaak de natuur in om schetsen te maken. Hij vond er veel inspiratie. In de jaren dertig maakte hij natuurtekeningen voor de rubriek Kwispelstaart in het jeugdblad De Merel, dat onder redactie stond van Mien Labberton. Hij raakte bevriend met de bekende natuurvorser Rinke Tolman, met wie hij enkele plaatjesalbums voor Kanis & Gunnink Koffie maakte. Voor Mien Labberton illustreerde hij Het hele jaar buiten (1934), een van haar werken die dienden tot de religieuze opvoeding van jonge kinderen. In dit boek, spelend in een landelijke omgeving, staan de natuur en het huiselijk leven centraal. Veenendaal maakte er ruim veertig stijlvolle illustraties voor - van dieren, bossen en heide en van taferelen uit het warme gezinsleven.
Tussen 1925 en 1965 was Jaap Vee- | |
| |
nendaal een veelgevraagd illustrator. Hij werkte voor de uitgeverijen Ploegsma, Ten Brink, Huisman, Callenbach, Bosch & Keuning, Edecea, Van Goor, Kluitman en Noordhoff. Enkele destijds bekende boeken die hij illustreerde zijn Wout de scheepsjongen (1925), Gerdientje (1927) en Rozemarijntje (1933) van W.G. van de Hulst, Rinke Luit, de vrolijke veerman (1928) van Cor Bruijn en de serie over Jan Bernard (1955-1956), geschreven door Klaas van der Geest.
Edecea te Hoorn had banden met de christelijke vakbeweging. In de jaren dertig bouwde deze drukkerij-uitgeverij een klein jeugdboekenfonds op, met auteurs als P.A. de Rover, M. van der Hilst, Joh. Van Hulzen, J. Kokmeijer en Phé Wijnbeek. Ook de latere uitgever Bert Bakker sr., in die tijd actief als christelijk auteur en dichter, publiceerde er in 1936 een kinderboek, Siem Suf. Veel van deze boeken werden door Veenendaal van illustraties voorzien. Enkele titels: De korporaal van Peeldorp (1936) van M. van der Hilst, Van een klein meisje in een grote stad (1937) van J. Kokmeijer, Op jacht naar boeven en ‘Meerkoet’ (1937) van P.A. de Rover, Frits en de knikkers (1938) van Em van den Oever en In de woonschuit (1939) van N. Zwijnenburg.
Zijn grootste succes behaalde Veenendaal met Open Vensters (1935), een serie schoolboekjes uitgegeven door Ten Brink in Meppel. Hij maakte vele tekeningen voor deze serie
Uit Op jacht naar boeven en ‘Meerkoet’ van P.A. de Rover
van Rie van Rossum en S.J. Matthijsse. Er kwam ook een katholieke versie op de markt: Zon en leven (1942), met teksten van Willem Wiltschut. In 1949 kreeg Veenendaal de opdracht om tekeningen te verzorgen bij een Indonesische uitgave. Datzelfde jaar vertrok hij naar Bandoeng en verbleef er tot begin 1950. In Indonesië raakte hij bevriend met de onderwijzer H. Kaal, die jeugdboeken publiceerde bij uitgeverij Meinema te Delft. Veenendaal is over deze periode in zijn leven altijd bijzonder opgetogen geweest. Ook financieel ging het hem voor de wind. Na zijn terugkeer kocht hij een huis in Soest, dat de toepasselijke naam Taman Terbuka (Open Vensters) kreeg. Hij illustreerde in de loop der jaren voor
| |
| |
diverse uitgevers een aanzienlijk aantal schoolboekjes, onder meer Ons nieuwe leesboek (1932), Gouderts (1941), Kijken en luisteren (1949), Vlug naar het doel (1950) en Waarnemen en doen (1951). Ook als striptekenaar was hij actief. Onder het pseudoniem Javé maakte hij een strip over het negerjongetje Bongo, dat avonturen beleeft bij de pygmeeën. Hij tekende 541 afleveringen van deze strip, die onder meer in de Amersfoortse Courant werd gepubliceerd.
| |
Waardering
Jaap Veenendaal was een illustrator die het vrijwel nooit aan opdrachten ontbrak. Zijn werk heeft zeker kwaliteit, hoewel het af en toe een statische indruk maakt. Veenendaal maakte degelijke tekeningen met stevig neergezette figuurtjes. In de loop der tijd werd zijn stijl wat losser, maar bleef een heel eigen karakter houden. In schoolboekjesseries als Open Vensters is hij op zijn best. De illustraties in kleur doen denken aan kleine schoolplaten.
De waardering voor zijn werk was niet altijd positief. Het is bekend dat W.G. van de Hulst de illustraties in Rozemarijntje nogal lelijk vond. De tekeningen in de tweede druk zijn daarom door Sierk Schröder gemaakt.
Uitgevers waardeerden Jaap Veenendaal omdat hij snel en secuur werkte. In 1947 vroeg uitgeverij Callenbach hem de illustraties in Ouwe Bram van W.G. van de Hulst te moderniseren. Hij deed dat in twee dagen. Het geeft aan dat Veenendaal de stijl van Isings, die de oorspronkelijke illustraties maakte, uitstekend beheerste.
Het Flehite-Museum in Amersfoort heeft zich over de kunstzinnige nalatenschap van Veenendaal ontfermd. In 1989 vond er een expositie van zijn werk plaats, waarbij veel tekeningen met stadsgezichten van Amersfoort werden getoond.
| |
Bibliografie
Keuze uit de door Jaap Veenendaal geïllustreerde boeken
|
W.G. van de Hulst, Wout de scheepsjongen. Nijkerk, Callenbach, 1925. |
W.G. van de Hulst, Gerdientje. Nijkerk, Callenbach, 1927. |
D. van der Spiegel, Een kerel. Nijkerk, Callenbach, 1928. |
Tine Brinkgreve-Wicherink, De verrassing. Gouda, Van Goor, 1928. |
Cor Bruijn, Rinke Luit, de vrolijke veerman. Den Haag, Van Goor, 1928. |
P.J. Risseeuw, Ons nieuwe leesboek. Groningen, Wolters, 1932. |
W.G. van de Hulst, Rozemarijntje. Nijkerk, Callenbach, 1933. |
Mien Labberton, Het hele jaar buiten. Zeist, Ploegsma, 1934. |
Rie van Rossum, S.J. Matthijsse, Open vensters. Meppel, Ten Brink, 1935. |
M. van der Hilst, De korporaal van Peeldorp. Hoorn, Edecea, 1936. |
J. Kokmeijer, Van een klein meisje in een grote stad. Hoorn, Edecea, 1937. |
| |
| |
P.A. de Rover, Op jacht naar boeven en ‘Meerkoet’. Hoorn, Edecea, 1937. |
Em van den Oever, Frits en de knikkers. Hoorn, Edecea, 1938. |
J.P. Valkema Blouw, In het diepst van de wildernis. Lochem, De Tijdstroom, 1938. |
Albert Zaaier, Carl's kerstfeest in Papoea-land. Nijkerk, Callenbach, 1939. |
Aart Grimme, De waterwolf verliest. Nijkerk, Callenbach, 1939. |
N. Zwijnenburg, In de woonschuit. Hoorn, Edecea, 1939. |
Walter Tomson, De houtvester van Kenja. Alkmaar, Kluitman, 1940. |
Wim Broos, Twee overwinaars. Nijkerk, Callenbach, 1940. |
Guus Betlem, Ontdekkers der wereld. Alkmaar, Kluitman, 1941. |
J. Nowee en R. Keizer, Gouderts. Meppel, Ten Brink, 1941. |
E.J. Binsbergen, Peter Brons. Meppel, Huisman, 1941. |
Willem Wiltschut, Zon en leven. Meppel, Ten Brink 1942. |
Gerard Waar, Doede Volkertsz. vaart uit. Alkmaar, Kluitman, 1947. |
J. Douwes, Een jaar op de ‘Smidse’. Den Haag, Van Goor, 1949. |
Rie van Rossum, Kijken en luisteren. Meppel, Ten Brink, 1949. |
Taman Terbuka. Methode untuk pengadjaran ligkungan di Indonesia. Djakarta, Ten Brink, 1950. |
Leonard Roggeveen, Vlug naar het doel. Den Haag, Van Goor, 1950. |
G.A. Lintvelt en B.J. Speek, Waarnemen en doen. Meppel, Ten Brink, 1951. |
Klaas van der Geest, Jan Bernards onverwachte vakantie. Den Haag, Van Goor, 1955. |
Klaas van der Geest, Jan Bernards avontuur met Murk. Den Haag, Van Goor, 1955. |
Klaas van der Geest, Jan Bernard en zijn vrienden. Den Haag, Van Goor, 1956. |
Wim Broos, De ridders van de bosruïne. Meppel, Ten Brink, 1960. |
L.H. Stronkhorst, Kees Franken. Baarn, Bosch en Keuning, 1964. |
Max van Amstel, Ergens in de wijde wereld. Meppel, Ten Brink, 1964. |
Over Jaap Veenendaal
|
Richard van Schoonderwoerd, Klein profiel van Jaap Veenendaal. In: Ouwe Bram leeft nog!, jaargang 4 (1999) aflevering 15. |
71 Lexicon jeugdliteratuur
juni 2006
|
|