| |
| |
| |
Fiel van der Veen
door Margreet van Wijk-Sluyterman
Fiel van der Veen is op 18 februari 1945 in Nijmegen geboren. Als kind tekende hij al veel op de achterkant van brieven die zijn vader van het werk meenam. Na de mulo bezocht hij de Academie voor Beeldende Kunsten in Arnhem, waar hij de opleiding grafisch en illustratief ontwerpen volgde. Van 1969 tot 1974 was hij werkzaam als boekverzorger bij De Arbeiderspers. In 1970 kreeg hij van uitgeverij Ploegsma zijn eerste illustratieopdracht: Wrak onder water van An Rutgers van der Loeff. Hij werkt graag aan opdrachten waarbij hij alles - typografie, illustratie en vormgeving - in eigen hand heeft.
Met zijn levenspartner Ingrid Joustra runt hij sinds 1994 een ontwerp- en vormgevingsbureau, Chillymouse. Samen maken zij ook animatiefilmpjes met geluid. Dat kunnen educatieve programma's voor een museum zijn of onderdelen van een internetsite. Van der Veen krijgt uiteenlopende opdrachten. Zo maakte hij in 2003 een wandkleed van twaalf meter voor kasteel Radboud in Medemblik met voorstellingen uit het leven van Floris V.
Met Thé Tjong-Khing en Mance Post zette hij zich in voor een goede rechtspositie van illustratoren. Rond 1980 stelden zij een voorbeeldovereenkomst op waarin de verhouding tussen uitgevers en tekenaars wordt geregeld. Van der Veen was ook betrokken bij de oprichting van de Nederlandse Illustratoren Club (nic). In 1993 was hij een van de oprichters van Stichting Collectieve Rechten Illustratoren en Ontwerpers (scrio).
Fiel van Veen kreeg in 1988 een Zilveren Penseel voor zijn tekeningen in De Rode Prinses van Paul Biegel. Voor deze illustraties werd hem in 1988 ook de nic Illustratie Jaarprijs
| |
| |
van de Nederlandse Illustratoren Club toegekend. Dezelfde prijs ontving hij in 1997 voor zijn illustraties in De zwerftochten van Aeneas. In 2000 ging de Woutertje Pieterse Prijs naar Paul Biegel voor zijn boek Laatste verhalen van de eeuw, waarvoor Van der Veen vormgeving en illustraties verzorgde.
| |
Werk
Fiel van der Veen illustreert jeugdboeken en schooluitgaven, hij ontwerpt omslagen en verzorgt de vormgeving van jeugdboeken. Van zijn hand verschenen ook enkele boeken die hij niet alleen geïllustreerd maar ook geschreven heeft. Onder een pseudoniem met de achternaam Vedelaer - hij speelt viool in een jazzorkest - publiceerde hij Heksentoeren (1974) en De alchemie der liefde (1976), waarin hij een geheimzinnige wereld oproept van heksen en tovenaars. Hij illustreerde ook voor tijdschriften. Vanaf het begin werkte hij mee aan de Blauw Geruite Kiel, de jeugdkrant van Vrij Nederland. Ook heeft hij voor de weekbladen Donald Duck, Ezelsoor en Bobo gewerkt. Bijdragen aan het kleutertijdschrift Bobo werden gebundeld in Gijs en de grote mensen (1982) en Thomas en Saskia (1985).
Met zijn illustraties probeert Van der Veen zoveel mogelijk aan te sluiten bij de functie die de plaatjes in het boek hebben. In Kleuterencyclopedie (1979), naar een idee van Huib Ebbinge en hemzelf, verduidelijken zijn zwart-wit tekeningen de begrippen die in de encyclopedie behandeld worden. Op een levendige manier verwerkte hij aspecten van de kleuterwereld in zijn illustraties, zoals bij ‘speeltuin’ kinderen die spelen, rennen en vallen.
In de vormgeving van Nog eventjes lekker niet slapen (1985), een bundel verhalen en gedichten van Simone Schell, liet hij op een ongebruikelijke maar functionele manier tekst en illustraties samengaan. In Man en muis (2003) van Paul Biegel paste hij dezelfde compositietechniek toe: de tekeningen zijn onderdeel van de tekst.
Al vanaf het begin van zijn carrière maakt Fiel van der Veen tekeningen bij historische verhalen. Hij illustreerde onder meer boeken van Paul Biegel, Henk van Kerkwijk, Simone Schell en Agave Kruijssen, schrijvers bij wie een al dan niet gefingeerd verleden een belangrijke rol speelt. Van der Veen heeft zich in dat specialisme steeds verder ontwikkeld. Voor de Kinderboekenweek 1997, met als thema ‘De Tijdmachine’, ontwierp hij het ondersteunend materiaal, waaronder een poster en een boekenlegger met historische figuren.
Van Biegel heeft hij ook veel fantasieverhalen geïllustreerd. Daarbij spitste hij zich toe op de sprookjesachtige sfeer. Hij verzorgde niet alleen de binnenwerkillustraties en de bandtekening, maar vaak ook de vormgeving, soms in samenwerking met zijn partner Ingrid Joustra, die in
| |
| |
2005 de herziene editie van De tuinen van Dorr heeft vormgegeven.
Dat Van der Veen dikwijls voor deze genres wordt gevraagd, wil niet zeggen dat hij zich daartoe beperkt. Hij nam ook de opdracht aan om Adan & Eva (2007) te illustreren, een boek van Ayaan Hirsi Ali en Anna Gray. Adan is een moslimjongen uit een Amsterdamse achterstandswijk die naar het lyceum gaat, waar hij de Joodse Eva ontmoet. Ze sluiten vriendschap en dat wekt veel weerstand op.
| |
Stijl en techniek
Als hij het manuscript ontvangen heeft, verdeelt Van der Veen eerst de tekst over het vastgestelde aantal pagina's. Daarna gaat hij de illustraties uitwerken. ‘Uitgaande van de dubbele pagina brei ik mijn illustratie ideeën in de tekst. Dat is de manier om de illustraties dicht bij de tekst te krijgen,’ vertelde hij in 2000 in het tijdschrift Literatuur zonder leeftijd.
De keuze van de techniek en de te gebruiken materialen hangt af van het soort opdracht dat hij krijgt en wat hij er mee wil. Voor kleine zwartwit illustraties werkt hij graag met een speciale tekenpen en Oost-Indische inkt. Of met een zwart krijtje; soms ook met potlood, zoals in De lotgevallen van Oliver Twist (2003). Het papier waarop hij werkt, is van invloed op de lijnvoering en de toon. Hij tekent op verschillende soorten papier, heel dik met ribbeltjes of juist heel dun en glad.
Voor de platen in Stefan en de degenslikker (1980) van Astrid Lindgren tekende hij met de pen fijne lijnen en subtiele arceringen. Het gekozen perspectief roept mede de spanning van het moment op, bijvoorbeeld als de jongens boven aan een ladder angstig naar beneden kijken. Soberder zijn de lijnen in Ka en co in ijs (1980) van Flip de Kam en Jan Magnus. In dit boek is Van der Veens evolutie merkbaar in de typering van gelaatsuitdrukkingen. Aanvankelijk had hij daar moeite mee, maar lessen in portrettekenen maakten het hem mogelijk stemmingen en gevoelens genuanceerder uit te drukken.
Ook voor zijn illustraties in kleur werkt Fiel van der Veen met verschillende technieken. Voor 100 jaar geleden (1979) van Het Schrijverscollectief maakte hij 42 olieverfschilderijen. Nadeel van deze techniek is de lange droogtijd. Toch paste hij later opnieuw olieverf toe voor het omslag van Hoe schilder hoe wilder (1986) van Miep Diekmann en Marieke van Wersch en voor De soldatenmaker (1994) van Paul Biegel. Op een klassieke manier wilde hij werken met een klassiek soort verf; zoals Holbein, een van zijn favoriete schilders, het deed. Van der Veen werkt ook met aquarelverf of acrylverf.
Bijzonder is het gebruik van de computer bij het illustreren. Van der Veen begon er halverwege de jaren negentig mee. Door zijn werk als vormgever was hij vertrouwd met het
| |
| |
Illustratie uit De soldatenmaker van Paul Biegel
apparaat. Hij kreeg veel opdrachten voor typografie en vormgeving en daaruit ontstond het idee de computer ook te gebruiken voor kinderboekillustraties. Het nodigt uit tot experimenteren. Als basis dient een handgemaakte schets. Daarvan maakt hij een scan die hij vervolgens gaat inkleuren met behulp van computerprogramma's. Eerst stelt hij digitaal een kleurenpalet samen. Voor De zwerftochten van Aeneas (1998), Vergilius naverteld door Paul Biegel, koos hij een kleurenpalet passend bij de beschrijvingen in de tekst. Om structuur aan te brengen in de kleurvlakken, maakte hij een scan van bewerkt papier. Het inkleuren gebeurde in lagen. Op die manier kon hij de meest fantastische collages maken zonder schaar of lijm. In de platen, groot formaat en op glanzend papier, heeft hij met archeologische vondsten als documentatie scherven van klassiek aardewerk als achtergrond voor illustraties gebruikt.
Bijzondere effecten zijn ook te zien in De tovenaarsleerling (1999), een ballade van Goethe, naverteld door Vic Sjouwerman. De platen heeft Van der Veen eerst op de gewone manier gemaakt en ingekleurd met aquarelverf. Vervolgens heeft hij ze gescand en met kleur en structuren bewerkt in een nieuwe, transparante laag eroverheen. Een effect dat met de kwast niet te bereiken is. Ook De zwanenprinses (2003), naar Poesjkin, heeft dat transparante. Het zit in de lichtval over het kasteel van de verdreven tsarenzoon, in de zee waaruit de jonge krijgers te voorschijn komen en in de zwaan die een betoverde prinses blijkt te zijn.
Het gebruik van computertechnieken geeft ook speciale effecten bij de zwart-wit tekeningen in Biegels Laatste verhalen van de eeuw (1999). De hele opmaak van dit boek is door Van der Veen verzorgd; samen met Biegel, die ook wel eens een regel of alinea aanpaste ten gunste van de opmaak. Voor de kleine plaatjes boven aan de bladzijden en het eerste plaatje bij elk verhaal maakte Van der Veen digitale houtsneden. Na het drukken blijven die dichter bij het
| |
| |
Uit Tjibbe Tjabbe's wereldreis van Harm de Jonge
| |
| |
Illustratie uit Laatste verhalen van de eeuw van Paul Biegel
origineel dan handgemaakte houtsnedes. Ook voor de historische verhalen van Agave Kruijssen paste Van der Veen deze techniek toe. Floris (2006) heeft hij geïllustreerd met kleine plaatjes die er uitzien als tekeningen in een oud, gescheurd handschrift.
Het eerste boek waarin hij tekeningen en foto's combineerde, bewerkt met de computer, is Tjibbe Tjabbes' wereldreis (2008) van Harm de Jonge. De afbeeldingen bestaan afwisselend uit aquarellen, lijntekeningen, foto's en nagemaakte achttiende-eeuwse brieven, geschreven met een ganzenveer. De bijschriften zijn van Fiel van der Veen. Deze toevoeging en de wijze van typograferen zijn van invloed op de manier waarop de lezer de tekst leest. Daarom besloot De Jonge de tekenaar als Fiel Venius mee te laten reizen op de avontuurlijke tocht van Tjibbe Tjabbes.
| |
Historische verhalen
Bij het illustreren van historische verhalen gaat Fiel van der Veen er vanuit dat het belangrijk is de kinderen een beeld te geven van de periode waarin het verhaal speelt. Hij was nauw betrokken bij de totstandkoming van 100 jaar geleden (1979) van Het Schrijverscollectief. De warme, donkere kleuren van de olieverfschilderijen die hij bij deze uitgave maakte, passen goed bij
| |
| |
Illustratie uit De lotgevallen van Olivier Twist van Charles Dickens
de sfeer van het verhaal. Het sombere veen in Heerenveen, de grauwe textielfabriek in Enschede en het kleurrijke Amsterdam komen goed tot hun recht. Zowel de kelderwoning waar Klaartje woont, als het rijke huis waar ze als dienstmeisje werkt, zijn gedetailleerd uitgewerkt om het grote contrast tussen arm en rijk zichtbaar te maken.
Van der Veen besteedt in zijn historische tekeningen veel aandacht aan de details van kleding en entourage. Personen en groepen worden uitgebeeld met alle kenmerken van de rangen en standen uit de beschreven periode. Zoals in De leeuw van Vlaanderen (1979), een verhaal van Hendrik Conscience over de strijd tussen Vlaamse boeren en Franse ridders, begin veertiende eeuw. Zowel uit dit boek als uit andere delen in de serie Beroemde Avonturen van Het Spectrum (o.a. Schateiland van Stevenson) blijkt dat Van der Veen sterk is in het tekenen van boeven, piraten, heksen en andere ongure types.
In Moord in het moeras (1979) van Willem Wilmink laat hij duidelijk zien dat een Drents kasteel uit de dertiende eeuw - een houten fort op een heuvel - er anders uitziet dan wat mensen zich gewoonlijk bij een kasteel voorstellen.
Van der Veen gebruikt graag een halve dubbele pagina, die een goede vlakverdeling mogelijk maakt voor een breed opgezet tafereel. In Op blote voeten naar Moskou (1983) van Marianne Keser tekent hij de lange rij wagens die achter de troepen van Napoleon meetrekt naar Moskou; en de ordeloze terugtocht. Bij een boek als dit, waarbij het aantal illustraties beperkt is, heeft de omslagtekening een duidelijke functie. Van der Veen tekent dan bij voorkeur een onderwerp dat niet in het boek is afgebeeld. De twee kinderen waar Op blote voeten naar Moskou om draait zijn alleen op de omslagtekening ‘van dichtbij’ te zien. Soms ook benut Van der Veen de schutbladen voor een grote plaat die een indruk geeft van de sfeer en de spanning van het verhaal.
Voor de illustraties tussen de tekst
| |
| |
Illustratie uit De Rode Prinses van Paul Biegel
bij Marie Pouceline of De nicht van de generaal (1992) van Simone Schell tekende hij consequent vanuit het perspectief van het kleine meisje. De lezer ziet haar gezichtje bij de trap, als ze op de zolder kijkt, onder de was door; of hij kijkt vanaf het toneel met haar de zaal in. Als Marie door een kier in het gordijn kijkt, ziet de lezer alleen haar voeten en haar jurkje.
Vanuit een bijzonder perspectief tekende Van der Veen ook de beroemde scène uit De lotgevallen van Oliver Twist (2003) waarin Oliver om nog een kop soep vraagt. Van bovenaf is de tafel met de magere jongens te zien. Allemaal kijken ze naar de dikke kok en naar Oliver. Voor andere delen in de serie Wereldberoemde Verhalen, waaronder De hut van oom Tom (2004) en Robinson Crusoë (2004), verzorgde Van der Veen de vormgeving. Voor Agave Kruijssens bewerkingen van klassieke historische verhalen uit de middeleeuwen, waaronder de tweede druk van Elegast (2005) en Perceval en het geheim van de graal (2007), heeft Van der Veen de illustraties en omslagtekening gemaakt. Voor Floris (2006) maakte hij bij het begin van elk hoofdstuk een kleine tekening, aansluitend bij een gebeurtenis uit het hoofdstuk.
| |
Sprookjes en fantasieverhalen
Sprookjesachtige verhalen bieden Fiel van der Veen volop mogelijkheden zijn fantasie te laten gaan. In De Rode Prinses (1987) vertelt Biegel de meest wonderlijke gebeurtenissen zonder veel beschrijvingen. Daardoor laat hij ruimte voor de illustrator. Van der Veen vond het dan ook een aantrekkelijk verhaal om te illustreren. Hij verzorgde ook de vormgeving van het boek, zodat tekst en tekeningen optimaal op elkaar zijn afgestemd. De Rode Prinses en de drie rovers, maar ook ‘bijfiguren’ als de waard en de waardin, heeft hij - ook naar de mening van de schrijver - treffend gekarakteriseerd. De gelaatsuitdrukkingen zijn genuanceerd; de enige rover die sympathie opvat voor de prinses, is vriendelijk uitgebeeld, met name tijdens het tedere afscheid van haar. Toch behoudt hij zijn roversuiterlijk.
Van der Veen werkte ook voor an- | |
| |
dere schrijvers van wonderlijke verhalen. Bij De behekste bibliotheek (2005) en Behekste bomen (2006) van Bies van Ede maakte hij passende, mysterieuze platen. Prentenboeken in groot formaat maakte hij bij de muzikale sprookjesbewerkingen van Vic Sjouwerman. Voor De tovenaarsleerling (1999) tekenende hij veelkleurige platen waaraan hij kleine, speelse elementen toevoegde, zoals een schilderij van Goethe aan de wand van de slaapkamer. Overal komt een groepje muizen te voorschijn. In De zwanenprinses (2003) lopen muisjes rond in het paleis van de tsaar. Ze feesten mee met de mensen in het uitbundige festijn waarmee het verhaal afsluit. Er zitten originele vondsten in het boek, zoals het vogelperspectief op de tuin met het doolhof, waarin de drie zusters in het begin van het verhaal rondwandelen.
| |
Waardering
In de jaren zeventig werd het werk van Fiel van der Veen wisselend van kwaliteit genoemd, met name als het ging om de gelaatsuitdrukking van de figuren. In dezelfde periode kreeg hij ook lof toegezwaaid. Henk van Kerkwijk schreef dat Van der Veen zijn boek Meindert Swarteziel en het bloed van de duivel (1973) ‘met grimmige uitgelatenheid heeft verfraaid’. Het mooist vindt hij de tekeningen van de rat in zijn boek Pest (2003).
De illustraties bij de boeken van Biegel krijgen veel waardering. Dat blijkt al uit de toekenning van een Zilveren Penseel aan De Rode Prinses (1987). Man en muis (2003) wordt beschreven als ‘rijkelijk geïllustreerd met schitterende, gedetailleerde pentekeningen vol karaktervolle muizen’ (aanschafinformatie nbd/Biblion). In een bespreking van de illustraties bij De behekste bibliotheek (2005) van Bies van Ede staat dat het omslag oproept tot lezen (nbd/Biblion). Het boek heeft bovendien een mooie bladspiegel en de zwart-wit illustraties zijn passend. Dat Van der Veens illustraties goed aansluiten bij de verhalen, blijkt ook uit besprekingen van de serie Sprookverhalen van Agave Kruijssen, waaronder Lancelot. ‘De sfeervolle, realistische pentekeningen typeren het verhaal goed, evenals de omslagillustratie.’ (nbd/Biblion). De reacties op de illustraties die Van der Veen maakte met behulp van de computer zijn gemengd. Aan de ene kant is er afwijzende kritiek; de illustrator denkt zelf dat dit voortkomt uit angst voor het onbekende. ‘Men denkt dat het heel eenvoudig is, maar als je niet kunt tekenen, kan je dat ook niet met de computer.’ (Fiel van der Veen in een interview met Literatuur zonder leeftijd).
Aan de andere kant is er de bekroning van De zwerftochten van Aneas, een uitgave waarover Max Verbeek in Leesgoed schreef: ‘Wat een prachtig uitgegeven boek: kloek formaat, licht glanzend papier, ruime bladspiegel, fraaie belettering en vooral zeer artistieke illustraties van Fiel van der Veen.’
| |
| |
| |
Bibliografie
Door Fiel van der Veen geschreven en geïllustreerd
|
Filippus Vedelaer, Heksentoeren. Amsterdam, Ploegsma, 1974. |
Annelyn Vedelaer, De alchemie der liefde. Amsterdam, Ploegsma, 1976. |
Gijs en de grote mensen. Haarlem, Oberon, 1982. (Boboboek) |
Thomas en Saskia. Haarlem, Oberon, 1985. (Boboboek) |
Keuze uit de door Fiel van der Veen geïllustreerde boeken
|
An Rutgers van der Loeff, Wrak onder water. Amsterdam, Ploegsma, 1970. |
Elly van Wijmen, Een truck in de mist. Amsterdam, Ploegsma, 1970. |
Elly van Wijmen, Noodlanding in de brandgang. Amsterdam, Ploegsma, 1971. |
Henk van Kerkwijk, Meindert Swarteziel en het bloed van de duivel. Amsterdam, Ploegsma, 1973. |
Het Schrijverscollectief, Het verdwenen plakboek. Amsterdam, Ploegsma, 1976. |
Willem Wilmink, Ver van de stad. Amsterdam, Kosmos, 1977. |
Willem Wilmink, Buurjongens. Amsterdam, Kosmos, 1977. |
Kurt Held, De bende van de Rode Zora. Amsterdam, Ploegsrna, 1978. |
Frederick Marryat, Schipbreuk. Utrecht, Het Spectrum, 1978. (Beroemde Avonturen) |
Robert Stevenson, Schateiland. Utrecht, Het Spectrum, 1978. (Beroemde Avonturen) |
Miep Diekmann, Zeg 't maar. Een groot verhalenboek om voor te lezen aan kinderen van 4 tot 7 jaar. Groningen, Wolters-Noordhoff, 1978. |
Het Schrijverscollectief, 100 Jaar geleden. Amsterdam, Kosmos, 1979. |
Hendrik Conscience, De leeuw van Vlaanderen. Utrecht, Het Spectrum, 1979. (Beroemde Avonturen) |
H.C. Ebbinge. De kleuterencyclopedie. Amsterdam, Meulenhoff Educatief, 1979. |
Willem Wilmink, Moord in het moeras. Amsterdam, Kosmos, 1979. |
Astrid Lindgren, Stefan en de degenslikker. Amsterdam, Ploegsma, 1980. (2de gewijzigde druk). |
Flip de Kam en Jan Magnus, Ka en co in ijs. Amsterdam, Kosmos, 1980. |
Alexandre Dumas, De graaf van Monte Cristo. Utrecht, Het Spectrum, 1980. (Beroemde Avonturen) |
Frits Bromberg, Bumme. Haarlem, Oberon, 1980 (Boboboek). |
Marianne Keser, Op blote voeten naar Moskou. Hoorn, West-Friesland, 1981. |
Bob Kerssen, De grotten van Sin. Hoorn, West-Friesland, 1983. |
Leonie Kooiker, De kleine dief. Amsterdam, Ploegsma, 1984. |
Simone Schell, Nog eventjes lekker niet slapen. Amsterdam, Van Goor, 1985. |
Simone Schell, Mijn Timmetje. Amsterdam, Van Goor, 1986. (3de druk) |
Leo van Aken, De eerste dag van de zomer. Utrecht, Sjaloom, 1986. |
Miep Diekmann en Marieke van Wersch, Hoe schilder hoe wilder. Amsterdam, Leopold, 1986. |
Paul Biegel, De Rode Prinses. Haarlem, Holland, 1987. |
Het Schrijverscollectief, Een onmogelijke droom. Amsterdam, Ploegsrna, 1987. |
Els de Groen, De olifanteruiter. Amsterdam, Van Goor, 1988. |
Ivo de Wijs, Een potje geschiedenis. Amsterdam, Leopold, 1989. |
Paul Biegel, Het eiland daarginds, Amsterdam, CPNB, 1989. (Kinderboekenweekgeschenk) |
Simone Schell, Marie Pouceline of De nicht van de generaal. Haarlem, Holland, 1992. |
An Rutgers van der Loeff, Storm op zee. Haarlem, Ploegsma, 1992. (4de druk) |
| |
| |
Paul Biegel, De soldatenmaker. Haarlem, Holland, 1994. |
Evert Hartman, Overval in de nacht. Bewerkt door Gonnie Eggink. Den Haag, NBLC, 1995. (Herziene, vereenvoudigde uitgave) |
Publius Vergilius Maro, De zwerftochten van Aeneas. Naverteld door Paul Biegel. Haarlem, Holland, 1998. |
Vic Sjouwerman, De tovenaarsleerling; naar de ballade van Johan Wolfgang Goethe. Amsterdam, Zirkoon; Mechelen, Bakermat, 1999. (+ cd met muziek van Paul Dukas) |
Paul Biegel, Laatste verhalen van de eeuw. Haarlem, Holland, 1999. |
Thijs Goverde, Het teken van de Heksenjagers. Haarlem, Holland, 2001. |
Paul Biegel, Japie en het zwarte spook. Haarlem, Holland, 2002. (Bundeling Japieverhalen, eerder geïllustreerd door Carl Hollander.) |
Waldemar Bonsels, De avonturen van Maja de bij. Bilthoven, Solo, 2002. |
Pernette Chaponnière, De schat in de kasteeltoren. Bilthoven, Solo, 2002. |
Charles Dickens, De lotgevallen van Olivier Twist. Bilthoven, Solo, 2003. |
Frances Burnett, De kleine lord. Bilthoven, Solo, 2003. |
Henk van Kerkwijk, Pest. Groningen, Wolters-Noordhoff, 2003. |
Vic Sjouwerman De zwanenprinses; naar de ballade van Alexander Poesjkin. Amsterdam, Zirkoon; Mechelen, Bakermat, 2003. (+ cd met muziek van Rimski-Korsakov) |
Paul Biegel, De roep van de kinkhoorn. Het verhaal van de opera van Bart Visman. Haarlem, Holland, 2004. (Met cd) |
Bibi Dumon Tak, Bezem. Houten, Van Goor, 2005. |
Bies van Ede, De behekste bibliotheek. Baarn, De Fontein, 2005. |
Paul Biegel, De tuinen van Dorr. Haarlem, Holland, 2005. (9de herziene druk) |
Agave Kruijssen, Merlijn. Tielt, Lannoo, 2005. (Sprookverhalen) |
Agave Kruijssen, Elegast. Tielt, Lannoo, 2005. (Sprookverhalen) |
Agave Kruijssen, Lancelot. Tielt, Lannoo, 2005. (Sprookverhalen) |
Agave Kruijssen, 't Ros Beiaard. Tielt, Lannoo, 2006. (Sprookverhalen) |
Agave Kruijssen, Floris. Tielt, Lannoo, 2006. (Sprookverhalen) |
Agave Kruijssen, Een ware held; Razende Roeland. Tielt Lannoo, 2006. (Sprookverhalen) |
Bies van Ede, Behekste bomen. Baarn, de Fontein, 2006. |
Agave Kruijssen, Perceval en het geheim van de graal. Tielt, Lannoo, 2007. (Sprookverhalen) |
Agave Kruijssen, De olifan; Razende Roeland. Tielt Lannoo, 2007. (Sprookverhalen) |
Agave Kruijssen, Walewein. Tielt, Lannoo, 2008. (Sprookverhalen) |
Ajaan Hirsi Ali en Anna Gray, Adan & Eva. Naarden-Vesting, Gruppo Creativo, 2007. |
Harm de Jonge, Tjibbe Tjabbes wereldreis met oorspronkelijke tekeningen en schilderwerken van Fiel Venius. Houten, Van Goor, 2008. |
Chris van Gelderen, Max is niet te houden. Haarlem, Gottmer, 2008. |
Over Fiel van der Veen
|
Arno Wamsteker, Illustrator van de maand, Fiel van der Veen. In: KRO Luisterwijzer, jaargang 1979, nr. I, blz. 51-55. (Interview). |
F.J. Bromberg, Fiel van der Veen zorgde voor 42 schilderijen. In: Leidsche Courant, 24-4-1979. |
Fiel van der Veen. In: Staan er plaatjes in? Een overzicht van Nederlandse jeugdboekillustraties in de jaren 1950 tot 1980. Ter gelegenheid van een tentoonstelling van boekhandel Lankamp en Brinkman. Amsterdam, maart 1980. (In gewijzigde vorm: Dolf en Sarah Verroen, Over illustreren en illustraties. In: Reflex, jaargang 1982, maart 1982. Den Haag, NBLC.) |
| |
| |
Herman Verschuren, Illustratorenbrood. In: En nu over jeugdliteratuur, jaargang 7 (1980), blz. 199-201. (Interview) |
Illustratoren willen loon naar werken. In: Leidsch Dagblad 18-1-1981. (Interview) |
Bibliofiel van het zuiverste water: Lieke van Duin in gesprek met Fiel van der Veen. In: Literatuur zonder leeftijd, jaargang 7 (1993), nr 28, blz. 101-106. |
Henk van Kerkwijk over Fiel van der Veen. In: Mijn favoriete illustratie. 38 schrijvers vertellen over de mooiste tekening bij hun werk. Den Haag, Letterkundig Museum; Amsterdam, Querido, 1994. |
Wilma van Pennen, ‘Als je niet kunt tekenen, kun je het ook niet op de computer.’ Fiel van der Veen over digitaal tekenen. In: Literatuur zonder leeftijd, jaargang 14 (2000), nr. 51, blz. 36-50. |
Frenk Klein Arfman, Vellen vies maken en planten water geven. In: Haarlems Dagblad, 14-5-2008. |
Websites
|
www.fielvanderveen.nl |
www.chillymouse.nl |
www.leesplein.nl |
80 Lexicon jeugdliteratuur
juni 2009
|
|