| |
| |
| |
Leen van Marcke
door Rita Bouckaert-Ghesquiere
Leen van Marcke werd geboren in 1902 te Sint-Jans-Molenbeek, een deelgemeente van Brussel. Tot haar vierde jaar verbleef ze op de ‘Anthony’, het schip van haar ouders. Daarna vestigde het gezin zich in Antwerpen, waar ze naar school ging. Ze behaalde het diploma van onderwijzeres aan de normaalschool te Gent, maar ze oefende het beroep nooit uit. In 1924 huwde ze met Armand Suls, een toneelauteur die vooral voor de jeugd schreef. Het gezin had twee zonen, Yvo en Erik - die eveneens zou gaan schrijven. Na het overlijden van haar man huwde Leen van Marcke de jeugdauteur Jan Peeters. Samen behartigden ze vele jaren, via de Vereniging van Schrijvers voor de Jeugd, de belangen van de Vlaamse jeugdliteratuur. Ze stierf in 1987.
Leen van Marcke werkte bij de radio. Ze schreef niet minder dan 150 hoorspelen. Als redactrice van het jeugdtheater in Antwerpen bewerkte ze sprookjes en jeugdboeken voor toneel. Verder was ze bibliothecaresse in een kinderziekenhuis en muziekredactrice bij de Franstalige kranten La libre Belgique en Le Soir.
Leen van Marcke schreef vanuit een socialistisch-humanitaire geest. Ze liet een omvangrijke oeuvre na en genoot grote bekendheid, ook in het buitenland. In eigen land werd haar werk herhaaldelijk bekroond. Voor haar debuut Kabouter Tip-Top kreeg ze in 1936 de Prijs van de Vlaamse Provinciën. Vier keer werd een boek van haar bekroond door de provincie Antwerpen: Schipperskind (1950), De zon breekt door (1960), O die Pino (1961) en Hatsepoet (1968). Het laatste boek kreeg ook de Prijs van de Vlaamse Provinciën. In 1938 werd het luisterspel Een taart voor de koning bekroond door het NIR (Nationaal Instituut voor de Radio). In 1953 en in 1967 werd de Sabamprijs voor toneel toegekend aan een bewerking van Leen van Marcke, De drie kleine zwijntjes. In 1978 kreeg ze voor haar oeuvre de Prijs voor letterkunde van de Vlaamse Provinciën. Twee keer behaalde een werk van Leen van Marcke een ereplaats in de H.C. Andersenprijs: in Florence (1958) kreeg Joke de tweede plaats toegewezen; in Luxemburg (1960) De zon breekt door.
| |
Werk
Zoals vele van haar vrouwelijke tijdgenoten kiest Leen van Marcke voor bepaalde genres: fanta- | |
| |
sie en meisjesboeken. In haar debuutverhaal Kabouter Tip-Top (1934) vertelt ze over een dikke kabouterkoning die de wereld rondreist om zijn buikje te verliezen. Het kleine stoute Trolletje (1948), dat vooral als toneelbewerking erg populair was, gaat over een ondeugende trol die bij de mensen zijn streken verleert en daarna zijn ouders gelukkig maakt.
In 1962-'63 verschijnen bij uitgeverij De Branding in Antwerpen zeven boekjes van telkens zeven verhalen. Ze bevatten naast eigen fantasieverhalen ook sprookjes uit andere landen, die door Leen van Marcke werden bewerkt. Het geheel werd gebundeld onder de titel Zeven, zeven, zeven (1963).
Het grootste deel van het oeuvre van Leen van Marcke bestaat uit realistische meisjesboeken. Haar eigen leven functioneerde hierbij als inspiratiebron. In Schipperskind (1949) komen haar vroegste herinneringen aan bod. En kinderogen blinken (1938) beschrijft haar belevenissen als jonge moeder met twee kleuters. Nauwkeurig observeert en registreert ze hun kinderlijke kijk op de werkelijkheid. In De mereltjes (1969) en Het zevental (1973) kijkt ze als oma terug op haar opgroeiende kleinkinderen. In al deze boeken staat het kind zelf centraal. Van Marcke beschrijft kinderen met tederheid en nuchterheid, zonder ooit echt sentimenteel te worden. De boeken werden bij hun verschijnen door verschillende critici ook aan volwassen lezers aanbevolen.
De trilogie Het lichte huis (1944), Terug in het lichte huis (1945) en Adieu het lichte huis (1946) is veel tradioneler. Leen van Marcke beschrijft daarin het leven in een meisjespension, waar opgroeiende meisjes die de warmte van het ouderlijk nest missen, moeten optornen tegen een strenge directrice, ‘Citroentje’. Hun onderlinge vriendschap en de steun die ze af en toe vinden bij begrijpende volwassenen, helpen hen door die moeilijke jaren heen. Elk van hen ontdekt met vallen en opstaan een eigen weg of vindt een nieuwe thuis. Dezelfde ‘kostschoolsfeer’ vinden we terug in Op de Overloop (1962).
In een derde reeks boeken confronteert Leen van Marcke de jonge lezers met een aantal problemen. In Jet (1945) contrasteert de vrolijkheid uit de eerste hoofdstukken met het sombere verloop. De hoofdfiguur verliest niet alleen haar vader en haar broer, maar lijdt ook onder het onbegrip en de hardheid van haar moeder. Alleen haar trouw en liefde voor haar vriend Jo vormen een lichtpunt. Het boek eindigt evenwel troosteloos met de dood van Jet. Ook in Joke (1955) vinden we de problematiek van eenzaamheid en dood terug. In De zon breekt door (1957) verliest Sonny bij een ongeval haar voet. Met de hulp van vrienden leert ze die handicap accepteren. Ze ontdekt dat ze nog kan
| |
| |
leven en studeren; ze leert dankbaar te zijn voor de diepe genegenheid van haar ouders.
Benny Ntumba (1959) en Benny vindt Kabinda (1960) spelen in Afrika. Een jonge Afrikaan gaat op reis om zijn ideaal te realiseren: schilder worden. Met de hulp van anderen zal hij erin slagen zich te bevrijden van de beklemmende druk van de kleine dorpsgemeenschap. Leen van Marcke schreef het verhaal na een reis in Afrika en ze probeert via de geschiedenis van Benny de jonge lezer gevoelig te maken voor een samenleving waarin andere gebruiken en opvattingen gelden.
De directe aanleiding voor O die Pino! (1961) was een klein krantenartikeltje. Pino, een arme Siciliaan, gaat met medeplichtigheid van zijn moeder als verstekeling aan boord van een schip naar Amerika. Zij hoopt dat Pino onder de hoede zal worden genomen van hun emigrerende buren en Pino hoopt dat hij met zijn vrienden een nieuw leven kan beginnen. De sociale problematiek zit hier in een spannend avontuur geweven.
Hatsepoet (1966) is een originele historische roman over de enige vrouwelijke farao. Door haar vader opgevoed als een man, zoekt ze aan de zijde van haar kind-echtgenoot naar een manier om stand te houden. Ze wordt hard en onmenselijk, ‘als ijzer, het hardste metaal dat we kennen’. Onverbiddelijk en ongenaakbaar weet ze zich overeind te houden en te regeren zonder bloed te vergieten. De roman is eerder een constructie dan een reconstructie, maar de sfeer en de geest van de tijd werden, dankzij een grondige voorstudie, vrij correct weergegeven.
| |
Joke
Joke is een sleutelkind. Sinds de dood van haar man, een verzetsstrijder, zorgt moeder voor het inkomen. Omdat ze pas laat thuiskomt van het kantoor brengt haar dochter Joke vele uren alleen door. Ze sluit vriendschap met een zwerfpoesje en voelt zich zo minder eenzaam. Ook de hond van haar vriendje Rik wint haar genegenheid. Maar Jokes kleine wereldje kent ook zijn verdriet. Het poesje sterft en de hond van Rik moet het huis uit vanwege de kakatoe. ‘Juffrouw van beneden’, de strenge huiseigenares, troost Joke bij de dood van haar poes en langzaam groeit een warme vriendschap tussen de oude dame en het kleine meisje. Via de hond komen Joke en Rik in contact met een oude joodse vrouw die de gevolgen van de oorlog nog lang niet heeft verwerkt. En de gekke kakatoe brengt de oom van Rik bij Jokes moeke. Zo krijgt het verhaal een happy ending.
Opvallend in dit boek is de sterke karaktertekening. Joke wordt door de verteller scherp geobserveerd. Zo wacht ze liever buiten op haar mama in het licht van de lantaarn, omdat ze
| |
| |
gelooft dat het een tovercirkel is. ‘Als je er middenin staat kan niemand je kwaad doen. Dan kan niemand je aanraken.’ De poes die deze tovercirkel negeert is voor haar dan ook een heel bijzondere poes.
De relatie tussen Joke en haar moeder wordt erg realistisch beschreven: de wrevel wanneer ze beiden moe zijn, de bezorgdheid van de moeder om de eigenares van het huis niet te ontstemmen, het verlangen door extra tikwerk haar dochtertje een vakantie te bezorgen. Het happy-end doet hieraan geen afbreuk. Wanneer Joke met haar moeder en haar kersverse papa naar Congo vertrekt, beschrijft Van Marcke alleen de familie en de vrienden die achterblijven. Vanaf de kade zien ze Joke op de boot. Hun verdriet om het afscheid relativeert de vreugde die door wat eraan voorafging eerder mild dan uitbundig is.
| |
Waardering
Leen van Marcke is meer dan een veelschrijfster, haar oeuvre getuigt van talent en diepgang. Ze kiest originele onderwerpen en weet haar humanitaire boodschap over te brengen zonder belerend of tendentieus te worden. De zorg om de ander en het geloof in de toekomst vormen de peilers van haar optimistische boodschap. Toch zal ze de realiteit niet verfraaien. Ze plaatst haar hoofdfiguren niet in de hogere kringen en ze aarzelt niet aandacht te besteden aan armen of marginalen. Als socialistisch auteur werd ze in de periode '45-'55 vaak genegeerd in de katholieke tijdschriften, of kreeg haar werk om wat het ‘neutrale karakter’ werd genoemd een minder positieve waardering. Later kwam hierin verandering.
Leen van Marcke toont ook literair vakmanschap. Ze weet vorm en inhoud harmonisch op elkaar af te stemmen. De taal vormt de zwakke plek in haar oeuvre. Van Marcke is slordig, ze gebruikt veel dialectwoorden en sterk Vlaams getinte uitdrukkingen. De meeste critici merkten dit op, ook bij de eerste drukken. Bij de herdrukken werd de taal soms gereviseerd, maar niet in voldoende mate. Hierdoor wekt het werk de indruk ‘gedateerd’ te zijn.
| |
Bibliografie
Een keuze uit de jeugdboeken
|
Kabouter Tip-Top. Brussel, De wilde Roos, 1934. |
Wondertuin. Met illustraties van E. Van Hagendoren. Antwerpen, De Sikkel, 1936. |
En kinderogen blinken. Met illustraties van Margot v.d. Bemden. Antwerpen, Van Uffelen & Delagarde, 1938. |
Mastentop. Met illustraties van L. Sebregts. Antwerpen, Van Uffelen & Delagarde, 1939. |
Dora-serie. Averbode, Altiora, 1942 (5 delen). |
Het korte leven van Joke Vod. Averbode, Altiora, 1942. |
Kriekenbolleke. Met illustraties van A. Vrebos. Brussel, Frans van Belle, 1944. |
Het lichte huis. Met illustraties van Georges van Raemdonck. Turnhout, Henri Proost, 1944. |
| |
| |
Kriekenbolleke en haar satellietje. Met illustraties van Alice Vrebos. Brussel, F. van Belle, 1945. |
Terug in het lichte huis. Met illustraties van Georges van Raemdonck. Turnhout, Henri Proost, 1945. |
Jet. Met illustraties van Marcel Group. Antwerpen, August Bossaerts, 1945. |
Adieu het lichte huis. Met illustraties van Georges van Raemdonck. Turnhout, Henri Proost, 1946. |
Het kleine stoute Trolletje. Brussel, F. van Belle, 1948. |
Schipperskind. Met illustraties van Alice Vrebos. Brussel, F. van Belle, 1949. |
Het houten paardje. Met illustraties van M. van den Eynde. Antwerpen, August Bossaerts, 1950. |
Het meisje en de beer. Brussel, F. van Belle, 1951. |
Mark en zijn nichtje. Met illustraties van M. van den Eynde. Antwerpen, August Bossaerts, 1951. (2e druk met illustraties van Geert van Wanrooij. Antwerpen, Sheed & Ward, 1955.) |
Heer Haas. Sprookje. Met illustraties van Frederik Garrels. Antwerpen, August Bossaerts, 1952. |
Drie kleine zwijntjes. Sprookje. Met illustraties van Frederik Garrels. Antwerpen, August Bossaerts, 1953. |
Joke. Met illustraties van Geert van Wanrooij. Antwerpen, Sheed & Ward, 1955. |
De zon breekt door. Met illustraties van Rein van Looij. Antwerpen, De Branding, 1957. |
De zevende zoon. Met illustraties van Jan Waterschoot. Brussel, F. van Belle, 1958. |
Benny Ntumba. Het boek van Mulongo, een verhaal uit Kongo en Ruanda-Urundi. Met illustraties van Frans Dille. Antwerpen, De Branding, 1959. |
Benny vindt Kabinda. Het boek van Benny, een verhaal uit Kongo en Ruanda-Urundi. Met illustraties van Frans Dille. Antwerpen, De Branding, 1960. |
Peentje Fuks. Een sprookje. Met illustraties door Bus. Hasselt, Heideland, 1960. |
O, die Pino!. Met illustraties van Rein van Looy. Antwerpen, De Branding, 1961. |
Op de Overloop. Met illustraties van Maria Baete. Antwerpen, Standaard-Boekhandel, 1962. |
Zeven, zeven, zeven. Met illustraties van Fred Garrels. Antwerpen, de Branding, 1963. |
Met panger en plunjezak. Met illustraties van Maria van den Eynde. Antwerpen, Standaard-Boekhandel, 1964. |
Hatsepoet. Brussel. Frans van Belle. 1966. |
Jeugdomnibus 1. Met illustraties van May Néama. Antwerpen/Utrecht, Standaard Uitgeverij, 1968. |
Kat op zolder. Met illustraties van Hugo Vermant. Hasselt, Heideland, 1968. |
De mereltjes. Brussel, Frans van Belle, 1969. |
Het zevental. Brussel, Frans van Belle, 1973. |
Jeugdomnibus, 2. Met illustraties van Stef van Stiphout. Antwerpen, Standaard Uitgeverij, 1973. |
De Overkant. Brussel, Frans van Belle, 1976. |
Over Leen van Marcke
|
Leen van Marcke zestig. In: Jeugdboekengids, jaargang 4 (1962), blz. 39-41. |
R. Baccarne, Leen van Marcke. Hatsepoet. In: Jeugdboekengids, jaargang 10 (1968), blz. 129-30. |
Aangenaam... Leen van Marcke. Documentatiemappen van Vlaamse jeugdauteurs samengesteld door Liliane Claeys. Vlaamse Bibliotheek Centrale v.z.w. 1988, jaargang 6, nr. 3. |
23 Lexicon jeugdliteratuur
juni 1990
|
|