| |
| |
| |
Willy Van Doorselaer
door Jet Marchau
Willy Van Doorselaer is op 27 februari 1943 geboren in Schellebelle, een Oost-Vlaams dorp aan de Schelde. Als kleine, wat introverte jongen was hij een echte boekenwurm. Zijn interesse voor lezen bleef groeien tijdens zijn humaniora-jaren in Eeklo, waar hij de richting Latijn-Grieks volgde, en zijn opleiding tot licentiaat Germaanse talen in Leuven. Hij schreef toen al poëzie maar publiceerde nog niet. Gedurende zesentwintig jaar was hij leraar Nederlands, Engels en Esthetica in Wetteren.
In 1991 nam hij verlof om zijn oude droom, zelf schrijven, waar te maken. Na het succes van zijn debuut Ik heet Kasper, dat in 1994 bekroond werd met de Oost-Vlaamse Provinciale Prijs voor Letterkunde, besloot hij van schrijven zijn beroep te maken. Van Doorselaer werkt volgens een strikte, schoolse dagindeling en publiceert mondjesmaat. Voor zijn tweede jeugdroman, De wraak van de marmerkweker, kreeg hij in 1997 de Boekenleeuw.
| |
Werk
Hoewel Willy Van Doorselaer nauwelijks autobiografisch schrijft, is de invloed van zijn kinderjaren op zijn werk groot. De rivier de Schelde speelt daarbij een cruciale rol: ‘de overkant’, de weiden waar hij als kind niet komen kon, stimuleerden zijn verlangen en fantasie en werden een metafoor voor alles wat ongerept en mysterieus is. Hierin is er een verwantschap met Henri Van Daele, die dit thema verwoordde in En Appels aan de overkant (1991).
De idee van de overkant houdt ook het verlangen in naar avontuurlijke verten en het onderweg zijn. Kasper, de ik-verteller in Ik heet Kasper (1993) verdiept zich in boeken over ontdekkingsreizigers en zijn vader, een oudschoenmaker, wordt begeleider op een internationale trein. Weettewa uit De wraak van de marmerkweker (1996)
| |
| |
droomt van haar vader in Venezuela, en in het gedicht ‘Voorjaar’ uit Dit is het bos, verdwaal hier maar (1994) luidt het:
Soms beklommen we de dijk,
We wilden weten wat erachter lag.
Dat bleek water, dat boten
schijnbaar ongehaast naar morgen droeg
Bij Van Doorselaer gaat het niet zozeer om het oproepen van de eigen kindertijd - zijn geboortedorp en het Scheldelandschap fungeren vooral als decor waarin herinneringen die voor ieder herkenbaar zijn, worden gesitueerd. Bij de exploratie van dit collectieve geheugen is het kinderlijke, magische denken van wezenlijk belang. In de debuutroman Ik heet Kasper beleeft de gevoelige hoofdpersoon geen uitzonderlijke avonturen, maar toch lijken alle gebeurtenissen in zijn ogen wonderlijk. Als de realiteit voor hem en zijn buurmeisje Renske te complex wordt, gebruikt hij zijn fantasie als magische overlevingstechniek. Op die manier doorstaat hij de depressie van zijn moeder, de identiteitscrisis van zijn vader en zijn eigen groei van kind naar puber. De roman is psychologisch goed onderbouwd. In een interview met De Bond vertelde Van Doorselaer: ‘Ik ben gaan nadenken over hoe kinderen (en volwassenen natuurlijk, want dat zijn ook kinderen) omgaan met hun problemen. Hoe mensen de werkelijkheid willen manipuleren als ze in moeilijke situaties komen. Ze proberen de realiteit te bezweren. Zo ontstaat magie, denk ik.’ De helden van de boekenwurm Kasper behoren ook tot die magische wereld. Hun uitspraken leveren nieuwe toverformules op die de wereld van de volwassenen doorzichtiger maken.
Ook De wraak van de marmerkweker brengt een evocatie van het kinderlijk vermogen om door middel van fantasie en magisch denken problemen te verwerken. Carlotta Rangel, bijgenaamd ‘Weettewa’, roept de hulp van haar afwezige vader in om de plannen van een projectontwikkelaar te dwarsbomen. In de fantasie van de buurtkinderen wordt Weettewa's vader, die volgens haar in Zuid-Amerika marmer kweekt en wegens de trage groei van marmer niet naar huis kan komen, een soort verre magiër. Het boek is geschreven in de wij-vorm en daardoor raakt de lezer intens bij het verhaal betrokken.
Met die vorm experimenteerde Willy Van Doorselaer twee jaar eerder al in zijn poëtische herinneringen Dit is het bos, verdwaal hier maar. Het motto van deze dichtbundel ontleende hij aan Jan Hanlo: ‘Gaandeweg worden wij steeds meer harmonisch/ wanneer wij bereiken de tijd die men jeugd noemt.’ Door het gebruik van de wijvorm overstijgt Van Doorselaer de anekdotische kleur van de ik-vorm en dringt hij dieper door tot de essentie van de kindertijd, de gevoelens en ervaringen die iedereen bijblijven. De kracht van deze vertelgedichten ligt in de beeldende taal en de afgewogen
| |
| |
woordkeuze. Het veelvuldig gebruik van enjambementen creëert een eigen meeslepend ritme.
Van Doorselaers proza en poëzie laten zich moeilijk onder het specifieke label van de jeugd- of volwassenenliteratuur schikken. Ik heet Kasper is niet als jeugdboek geschreven, maar kwam toevallig in het jeugdfonds van de uitgeverij Houtekiet terecht. Na de overstap naar Querido verscheen ook De wraak van de marmerkweker in het jeugdfonds. Beide romans illustreren sprekend Paul Biegels definitie van een jeugdboek: ‘Een jeugdboek is een boek dat ook voor de jeugd is.’
| |
Ik heet Kasper
De elfjarige Kasper, een intelligente, gevoelige jongen, schrijft over alledaagse belevenissen. Met veel fantasie en met hulp van zijn boekenhelden probeert hij de complexe wereld van de volwassenen te begrijpen en te hanteren. Thuis is er zijn depressieve moeder en verder weg zijn onzekere vader, die Kasper koste wat kost van een ‘moeter’ in een ‘magger’ wil omtoveren. Het verhaal laat zich op verschillende niveaus lezen. Tussen de psychologisch knap opgeroepen reële wereld en de gevoelswereld van Kasper loopt de spanningsdraad van de magie. Die wordt verpersoonlijkt door de mysterieuze figuur van een oude man, Moslievau, die voor het jongere buurmeisje Renske de incarnatie van een kinderkweller is. Zij maakt er haar persoonlijk geheim van en sleurt de nieuwsgierige Kasper mee. ‘Moslievau’
Illustratie van Gerda Dendooven uit Ik heet Kasper
wordt voor hem een bezweringsformule waarmee hij de wereld naar zijn hand probeert te zetten. Door schade en schande leert hij de beperkte waarde van die kinderlijke toverspreuken kennen, en zet hij de eerste stappen naar de nieuwe magie van de puberteit.
Met Ik heet Kasper leverde Van Doorselaer een ingenieus geschreven literair verhaal af. Hij hanteert de ik-vorm en laat Kasper zelf zijn gevoelswereld doorgronden. Dit gebeurt genuanceerd en met een ongekunstelde gevatheid. De combinatie van spontane dialogen en Kaspers wijze, soms
| |
| |
poëtische bedenkingen levert grappige, ontroerende, raak neergezette passages op in een beeldrijke taal. Mooi zijn Kaspers eigen interpretatie van de muziek van Mahler en zijn gewetensproblemen bij de verzorging van twee geitjes. Mirjam Pressler zorgde voor de Duitse versie, Ich heisse Kasper (1995), die door het tijdschrift Jugend + Literatur werd onderscheiden met de ‘Eule des Monats’.
| |
De wraak van de marmerkweker
In dit verhaal speelt Van Doorselaer met twee thema's. In de eerste plaats het protest van buurtkinderen die hun speelterrein zien sneuvelen voor de plannen van een projectontwikkelaar. Het clubhuis, de bomen - alles moet wijken voor een nieuwbouwwijk. Hun protestacties en sabotagepraktijken halen niets uit, tot Carlotta Rangel, bijgenaamd Weettewa, met het ultieme voorstel komt: ‘Weettewa? Ik bel mijn vader’. Hierna gaat haar vader Hector het verhaal beheersen, ook al blijft hij een vaag figuur met een vreemd beroep in een ver land. De ‘marmerkweker’ staat symbool voor het tweede thema: het verlangen naar de afwezige vader. De clubleden spelen mee in Weettewa's fantasieën, maar uiteindelijk dringt de realiteit toch tot ze door. Weettewa probeert haar gezicht en dat van haar vader te redden door zelf vuur in de nieuwbouwwijk te stoken. Geheel onverwacht grijpt Hector Rangel toch nog in. Over de oceaan heen vuurt hij zijn woedeflitsen af in de vorm van een tornado die de hele wijk platlegt.
Van Doorselaer illustreert met dit verhaal hoe kinderen door middel van hun verbeelding aan autotherapie doen. In een zorgvuldige, suggestieve en bedachtzame taal en met veel aandacht voor rituelen creëert hij spanning, ontroering en humor. Door het gebruik van de wij-vorm bekijkt de auteur de gebeurtenissen vanaf een relativerende afstand. Tegelijkertijd wordt de lezer door deze vorm uitgenodigd lid te worden van de club.
| |
Waardering
Van Doorselaers werk is unaniem geprezen als hoogstaande literatuur. Zijn debuut zwengelde de eeuwige discussie aan over de grens tussen jeugdliteratuur en literatuur voor volwassenen. Het Volk kopte ‘Jeugdboek voor volwassenen’ en Tilly Stuckens schreef in De Standaard dat het boek geen enkele lezer, jongere of volwassene, hoeft tegen te houden. In De Morgen voegde Herman De Coninck Ik heet Kasper toe aan zijn lijstje van beste boeken (voor volwassenen) van het jaar, omdat het ‘een uiterst geschikt boek [is] om het over het verschil tussen jeugdlectuur en jeugdliteratuur te hebben.’ Jeugdboekengids meende dat met Ik heet Kasper het evenwicht tussen de literaire jeugdroman en het rode-oortjes-verhaal bereikt is. De Duitse pers is zo mogelijk nog lovender. Het juryrapport van de Eule des Monats meldt: ‘Willy Van Doorselaer lässt eine unverwechsel- | |
| |
bare, kräftige und dennoch glaszart feine Stimme sprechen, ganz selbstverständlich und doch ganz neu.’
De dichtbundel Dit is het bos, verdwaal hier maar en De wraak van de marmerkweker kregen zowel in Vlaanderen als in Nederland lof toegezwaaid.
| |
Bibliografie
Jeugdboeken
|
Ik heet Kasper. Met illustraties van Gerda Dendooven. Antwerpen/Baarn, Houtekiet, 1993. |
Dit is het bos, verdwaal hier maar. Antwerpen, Houtekiet, 1994. |
De wraak van de marmerkweker. Amsterdam, Querido, 1996. |
Over Willy Van Doorselaer
|
Paul de Moor, Willy Van Doorselaer, Hoe ik zocht wat ik vond. In: Vilain, juli-augustus, 1993. |
Jaak Dreesen, Willy Van Doorselaer, (jeugd)auteur. In: De Bond, 6-8-1993. |
Tilly Stuckens, Magie in kinderleven. In: De Standaard, 4-9-1993. |
Karin Van Camp, Doorselaer, Willy van. In: Lektuurgids, november 1993. |
Jet Marchau, Ik heet Kasper. In: Jeugdboekengids, jaargang 35 (1993), nr. 8. |
Bregje Boonstra, Een nieuwe Kees de Jongen. In: De Groene Amsterdammer, 7-12-1994. |
Andrea Kluitman, Wie Kaspar schliesslich fand, was er suchte. Dieses Buch sprengt den Rahmen. In: Eselohr, nr. 5, 1994. |
Jaak Dreesen, Kasper krijgt een kroontje. In: De Bond, 16-12-1994. |
Bregje Boonstra, Middelbare treurnis voor kinderen. In: De Groene Amsterdammer, 15-2-1995. (over Dit is het bos, verdwaal hier maar) |
Jürgen Stahlberg, Zu wenig Dürfer. Willy Van Doorselaers fulminanter Erstlingsroman. In: Frankfurter Rundschau, 28-3-1995. |
Jan Van Coillie, Dit is het bos, verdwaal hier maar. In: Leesidee jeugdliteratuur, jaargang 1 (1995), nr. 4. |
Rita Ghesquière, De weg als wegwijzer. In: De Standaard der Letteren, 11-1-1996. |
[anoniem], Die April-Eule fliegt nach Ooike zu Willy Van Doorselaer. In: Bulletin Jugend + Literatur, april 1996. |
Hilde Van Durme, Weettewa en de marmerkweker. In: Het Nieuwsblad, 23-4-1996. |
Jet Marchau, Twee stappen voorwaarts, één achterwaarts. In: Leesidee jeugdliteratuur, jaargang 2 (1996), nr. 8. |
Willy Van Doorselaer, Dagboek. In: De Bond, 11-10-1996. |
Lieke van Duin, Marmer groeit traag. In: Trouw, 26-10-1996. |
Annemie Leysen, Grenzeloos? In: De Morgen, 2-11-1996. |
Rita Ghesquière, De club van Weettewa. Poëtisch-realistische jeugdroman van Willy Van Doorselaer. In: De Standaard der Letteren, 19-12-1996. |
Etienne Claeys, Aangenaam Willy Van Doorselaer. Documentatiemappen van Vlaamse Jeugdauteurs, jaargang 15, nr. 2. Schelle, VBC, 1997. |
54 Lexicon jeugdliteratuur
oktober 2000
|
|