| |
| |
| |
Hedwig Van de Velde
door Jan van Coillie
Hedwig Van de Velde is op 15 april 1940 geboren in Zwijndrecht, België. Hij doorliep het Sint-Lievenscollege in Antwerpen en volgde een opleiding tot leraar Nederlands en geschiedenis. In zijn jeugd las hij veel Karl May en verhalen over Kapitein Zeldenthuis en Biggles. De meeste indruk maakte Quo Vadis van Henryck Sienkiewicz.
In zijn studententijd schreef hij korte verhalen en gedichten die nooit gepubliceerd werden. Hij debuteerde op 49-jarige leeftijd met de historische jeugdroman Iunius en de vierde keizer. Zijn grote voorbeelden waren Thea Beckman en Rosemary Sutcliff. Inspiratie haalt hij uit zijn reizen naar de restanten van de Grieks-Romeinse Oudheid. Als directe aanleiding tot zijn schrijverschap noemt hij de invoering van het vernieuwd secundair onderwijs in Vlaanderen. De geschiedenis van de Oudheid werd daardoor in het eerste jaar afgevoerd en er was minder ruimte voor het vertellen van verhalen. Deze leemte opvullen werd Van de Veldes grootste drijfveer.
| |
Werk
Hedwig Van de Velde wil met zijn historische romans lezers op een aantrekkelijke manier informatie geven. Hij schrijft vanuit een diepe overtuiging van de voorbeeldfunctie van de geschiedenis. Achter de schrijver gaat altijd de leraar-opvoeder schuil die jonge mensen lessen wil laten trekken uit de geschiedenis.
Van de Velde documenteert zich altijd grondig. Hij reist bijvoorbeeld naar de plaatsen waar het verhaal zich afspeelt, zodat hij de landschappen in detail kan beschrijven. Zijn belangstelling gaat in de eerste plaats uit naar de Romeinse Oudheid. Zijn debuut Iunius en de vierde keizer (1989) speelt in 65 na Christus, toen het Romeinse Rijk totaal verziekt was onder de dictatuur van keizer Nero. Door het werk van de
| |
| |
Romeinse geschiedschrijver Tacitus raakte Van de Velde in de ban van de integere politicus Rusticus Aurulenus, die hij in zijn verhaal een cruciale rol geeft. Ook in zijn latere boeken gaat hij uit van een historische figuur die hem intrigeert en van wie de geschiedenis niet alle vragen heeft opgelost. De hoofdpersoon is echter steeds een fictief, jeugdig personage. In zijn debuut is dat de dertienjarige Iunius die met zijn familie op de vlucht moet voor het schrikbewind van Nero. Hoofdrolspeler in De wil van Wodan (1994) is Kunjar, zoon van de Bataafse leider Civilis, een historisch figuur over wie Tacitus schreef in zijn Historiën. Tegen zijn wil wordt Kunjar meegesleurd in de oorlog tussen de Bataviërs en de Romeinen. Voor Het spoor van de vleugelgod (2001) vond Van de Velde inspiratie bij de historicus Titus Livius, die de oorlog tussen Rome en Carthago beschreef. De hoofdrol in dit boek is weggelegd voor de zeventienjarige Arces, een vondeling die opgroeit bij Etruskische ouders en later boodschapper wordt tussen Hannibal en de Romeinen.
Het vroedmeisje (1998) speelt niet in de Romeinse Oudheid, maar aan het eind van de achttiende eeuw. Van de Velde liet zich inspireren door De geschiedenis van Zwijndrecht en Burcht, een studie van Dirk Verhelst over de Brabantse Omwenteling en de Boerenkrijg. Hoofdpersoon in Het vroedmeisje is Anna, dochter van vroedvrouw Nel aan wie Verhelst in zijn studie enkele voetnoten wijdt. Door toedoen van haar geliefde Korneel raakt Anna betrokken bij het verzet tegen de Fransen. In de gesloten dorpsgemeenschap waar ze leeft vecht ze haar eigen kleine oorlog tegen bijgeloof en achterklap. Voor De heks van Axel (2003) was De geschiedenis van Hulst van P.J. Brand een belangrijke inspiratiebron. Van de Velde verplaatst zich in zijn verhaal naar de woelige tijd van de godsdienstoorlogen en de geuzenopstand in de zestiende eeuw. Tanne probeert de waarheid te achterhalen over de dood van haar grootmoeder, die als heks levend werd begraven. Ze wordt geconfronteerd met haat, angst voor tirannie en hypocrisie.
De historische gebeurtenissen zijn in de romans niet meer dan een decor voor de belevenissen van het hoofdpersonage. Door middel van allerlei details laat Van de Velde zijn lezers kennismaken met het gewone leven in die tijd. Hij besteedt aandacht aan kledij, architectuur, eetgewoontes, maatschappelijke verhoudingen, de rol van priesters en bijgeloof. Ook de literatuur krijgt een plaats; er wordt verteld over Oedipus, Orpheus en Odysseus.
Zowel in Iunius en de vierde keizer als in Het spoor van de vleugelgod moet de jonge hoofdpersoon vluchten. Steeds is dit het begin van een avontuurlijke tocht vol hinderlagen, gevechten en verraad. Er zijn meer parallellen tussen deze twee verhalen. In beide boeken wordt de held belaagd door een valse, machtige tegenstander en zijn laffe helpers. In Iunius en de vierde keizer is
| |
| |
dat Tigellinus, de gevreesde prefect van Nero, in Het spoor van de vleugelgod is het de machtsdronken Tarchis, een man ‘met twee gezichten’. Uiteindelijk worden de verraders in de Senaat ontmaskerd.
Ook in zijn andere verhalen werkte Van de Velde met duidelijke tegenstellingen. Exponent van het kwaad in De wil van Wodan is de haatdragende Wanar. Hij speelt dubbel spel. Zijn handlanger is Crispinus, die geregeld als ‘bullebak’ wordt getypeerd. In Het vroedmeisje vertegenwoordigt de roddelaarster Manse het sluimerende kwaad. In De heks van Axel blijkt Tannes beschermheer, de schepen Davids, uiteindelijk een geslepen booswicht. De ware moed leert Tanne kennen in haar vader Jan de Mulder, die vanwege zijn overtuiging terechtgesteld wordt. Ook de stropersjongen Fielke, met wie zij een nieuwe toekomst tegemoet gaat, ontpopt zich als een held.
De held in de Romeinse verhalen is een échte held: intelligent, moedig en rechtvaardig. Er is opvallend veel aandacht voor hun sportieve prestaties, waarmee de auteur ongetwijfeld inspeelt op de belangstelling voor dit onderwerp bij zijn lezers. Op kritieke momenten spelen de jonge helden een beslissende rol. Ze zorgen voor een kentering in de gevechten of worden belangrijke bemiddelaars. In ieder verhaal verweeft Van de Velde een romance. Iunius wordt verliefd op de Griekse Eana, die hij na tien jaar dienst bij de keizerlijke marine eindelijk in zijn armen kan sluiten. Kunjar redt Frinda uit de gretige armen van een wachtmeester. Anna is onvoorwaardelijk trouw aan haar Korneel, ook al raakt ze daardoor betrokken bij het geweld. Seta uit Het spoor van de vleugelgod verdedigt haar geliefde Arces voor de stadsraad. Soms wordt de zuivere liefde belaagd door een valse, wulpse rivale met ‘ogen koel als marmer’. Deze tegenstellingen blijven stereotiep, een diepere uitwerking van de gevoelens ontbreekt. Van de Velde typeert zijn personages meestal heel direct als ‘de ruige bonk’ of ‘het bange meisje’. Gebeurtenissen lijken van meer belang dan karakters.
In essentie gaan Van de Veldes verhalen over jongeren die volwassen worden in een woelige tijd, wat betekent dat ze keuzes moeten maken en hun verantwoordelijkheid nemen. In ieder boek raken de jonge hoofdpersonages tegen wil en dank betrokken bij gewelddadige conflicten. Bij de keuzes die ze maken worden ze geïnspireerd door een wijze leermeester. In de Romeinse verhalen is dat een Griekse filosoof. Kunjar krijgt de raad te vechten met de geest in plaats van met het zwaard. Arces wordt gewezen op de ‘zinloze keten van wraak en weerwraak’. In Het vroedmeisje vindt Anna steun bij een oude mandenmaker en bij haar leermeester dokter Neels. Tanne uit De heks van Axel voert gesprekken over het geloof met Daan, op wie ze verliefd is, maar die priester wil worden. In elk boek verwoordt de au-
| |
| |
Omslagtekening Marijke Meersman
teur de kern van het verhaal expliciet in zijn nawoord of verantwoording. Daar ook legt hij de relatie met de eigen tijd. In De schaduw van keizer Nero richt hij zich rechtstreeks tot zijn lezers: ‘Maar zo gaat het toch bij iedere oorlog, bij elk geschil? Jonge mensen die in vijandige kampen geboren worden, staan steeds tegenover elkaar. Je tegenstander de hand reiken is dan zogezegd “flauw”. Hopelijk is er ook steeds iemand als Eana, die jou toefluistert dat niet die handdruk, maar wel het vechten onzin is.’
In zijn eerste verhalen koos Hedwig van de Velde voor een rechtlijnige, chronologische opbouw, in Het spoor van de vleugelgod wisselt het vertelperspectief tussen Arces en Seta. Elk boek bestaat uit enkele delen opgesplitst in korte hoofdstukken. Die beginnen meestal met een natuurbeschrijving of een actietafereel. In Van de Veldes schrijfstijl is een evolutie merkbaar naar een soberder verwoording. Deze ontwikkeling is het duidelijkst in De schaduw van keizer Nero, de herziene herdruk van zijn debuut Iunius en de vierde keizer. In de oorspronkelijke versie is de leraar geschiedenis nadrukkelijk aanwezig in de overvloed aan historische informatie.
Het grote aantal personages maakt de verhalen van Van de Velde soms complex en overladen. Onder invloed van Latijnse teksten schreef hij aanvankelijk in lange volzinnen. In De schaduw van keizer Nero is tussen geschiedenis en verhaal een beter evenwicht bereikt en zijn de zinnen korter, de dialogen natuurlijker. Toch blijft zijn stijl gedragen; hij legt het accent op de fraaie zin, veel meer dan op het mooie woord. Typerend is volgende beschrijving uit De wil van Wodan: ‘Als een glinsterende slang kronkelde de Moezel tussen de heuvels door. Aan de overzijde lag Augusta, de stad der Trevieren, in niets vermoedende rust. Aan deze zijde, links en rechts van de brug, hadden de legioenen hun kamp opgeslagen.’
| |
Het spoor van de vleugelgod
De zeventienjarige Arces groeit op bij zijn Etruskische pleegouders in Clusium.
| |
| |
De andere jongeren noemen hem spottend ‘het Griekje’. Na een uit de hand gelopen ruzie wordt hij beschuldigd van moord. Alleen zijn vriendin Seta verdedigt hem voor de stadsraad. Als een Penelope zal ze op hem wachten terwijl haar geliefde moet zwerven als een Odysseus. Hij vlucht richting Neapolis, in de hoop er een spoor te vinden van zijn familie. Tijdens zijn zwerftocht wordt hij ingelijfd bij het Romeinse leger dat oorlog voert tegen Hannibal. Na zijn gevangenneming speelt hij een belangrijke rol als boodschapper tussen de vijandige troepen. Een aanslag, poging tot vergiftiging, valse beschuldiging, achtervolging en moord zorgen voor extra spanning. Het historische kader schetst de auteur in vele details: ‘De stoet zwenkte af naar de tempel. De priesters in hun witte gewaden liepen voorop. Hogepriester Laris droeg een hoog, kegelvormig hoofddeksel. Een van de priesters trok een schaap voort. Daarna volgden de raadsleden in hun toga's. In het midden liep Lechus, geflankeerd door twee lictoren. Deze lijfwachten droegen elk een roedenbundel, het symbool van de rechterlijke macht.’
In zijn nawoord expliciteert Van de Velde zijn bedoelingen en trekt hij een parallel naar de eigen tijd: ‘Die oorlog had veel gemeen met een hedendaagse oorlog: dezelfde wreedheid, dezelfde ellende. Maar je vindt bij Livius ook goede dingen terug: verantwoordelijkheidsbesef, zorg om mensenlevens, verlangen naar vrede.’
| |
Waardering
Jos Martens waardeert in Van de Veldes debuut met name de manier waarop hij de geschiedenis tot leven weet te brengen. Hij beoordeelt ook de ‘licht archaïsche’ stijl positief. Volgens hem past die bij het genre. Jet Marchau heeft moeite met de ‘soms gedragen dialogen en stijve boekentaal’ in Het vroedmeisje, al versoepelen die volgens haar naar het einde toe. Alle recensenten uiten waardering voor de nauwkeurige historische informatie; enkelen waarderen ook de boodschap. Voor Mai van Loon blijven in Het spoor van de vleugelgod de personages van papier, bevat het verhaal te veel toevalligheden en neigt de stijl te zeer naar een ‘verslag’. Ze laat zich wel positief uit over de verrassende opbouw en de ‘intrige die op het einde het cliché van de verwachte verrader nog doorprikt’.
| |
Bibliografie
Jeugdboeken
|
Iunius en de vierde keizer. Brecht/Antwerpen, De Roerdomp, 1989. |
De wil van Wodan. Leuven, Davidsfonds/Infodok, 1994. |
De schaduw van keizer Nero. Leuven, Davidsfonds/Infodok, 1997. (Herziene herdruk van Iunius en de vierde keizer.) |
Het vroedmeisje. Leuven, Davidsfonds/Infodok, 1998. |
Het spoor van de vleugelgod. Leuven, Davidsfonds/Infodok, 2001. |
| |
| |
De heks van Axel. Leuven, Davidsfonds/Infodok, 2003. |
Over Hedwig van de Velde
|
Jos Martens, Hedwig van de Velde, Iunius en de vierde keizer. In: Jeugdboekengids, juni 1990, blz. 146-147. |
Jet Marchau, Hedwig van de Velde, Het vroedmeisje. In: Leesidee Jeugdliteratuur, december 1998, blz. 438-439. |
Peter Peene, Jonge mensen mogen niet vies worden van politiek. Hedwig van de velde leert uit geschiedenis. In: Omtrent, maart 1998, blz. 48-49. |
Marthe Huyghe, Ontmoeting met een jeugdschrijver. De metamorfose van Hedwig van de Velde. In: V.V.L.-Ideeën, oktober 1990, blz. 28-29. |
Mai van Loon, Hedwig van de Velde. In: Leesidee Jeugdliteratuur, juni 2001, blz. 232. |
62 Lexicon jeugdliteratuur
juni 2003
|
|