| |
| |
| |
Jan Van Coillie
door Jet Marchau
Jan Van Coillie is op 5 januari 1957 geboren in Tielt (België). Met vijf broers groeide hij op in Oostrozebeke en in Ieper, waar vader Georges Van Coillie schoolhoofd was. De liefde voor boeken en voor poëzie in het bijzonder kreeg hij van zijn vader mee. Georges Van Coillie zong vaak bakerrijmpjes en liedjes met zijn kinderen en las hun sprookjes voor.
Op de middelbare school koos Jan Van Coillie voor de richting Latijnwiskunde; vooral talen en geschiedenis boeiden hem. Hij ontpopte zich als een gedreven werker. Naast redacteur van de schoolkrant was hij leider en bestuurslid van een landelijke jeugdbeweging en voorzitter van feduc, de jongerenfederatie van unesco. Tijdens zijn studie Germaanse filologie aan de Katholieke Universiteit Leuven groeide zijn belangstelling voor jeugdliteratuur, poëzie en schrijfvaardigheid.
Hij startte zijn loopbaan als recensent in 1980 bij Jeugdboekengids. In ijltempo volgden bijdragen en artikelen over kinder- en jeugdliteratuur en poëzie in verschillende bladen. Van Coillie was en is redactielid van de tijdschriften Reflex, Jeugdboekengids, Leesidee, Leesgoed, Poëziekrant en Leeswelp, van het Lexicon van de jeugdliteratuur en van het standaardwerk Encyclopedie van de Jeugdliteratuur. In 1983 publiceerde hij zijn eerste bloemlezing kinderpoëzie, Ma, er zit een dichter in mijn boom. In 1986 promoveerde hij op een studie over de Vlaamse literatuur in de negentiende eeuw en werd hij de eerste doctor in de kinder- en jeugdliteratuur in Vlaanderen. Ondertussen trad hij op als gastdocent en voordrachtgever bij diverse verenigingen en scholen. Zijn ervaringen en inzichten verwerkte hij in 1999 in Leesbeesten en boekenfeesten. Hoe werken (met) kinder- en jeugdboeken.
| |
| |
Van Coillie was van 1999 tot 2006 voorzitter van het Nationaal Centrum voor Jeugdliteratuur. Sinds 2006 is hij hoofddocent Nederlands aan het departement Toegepaste Taalkunde in Brussel, geassocieerd met de Katholieke Universiteit Leuven.
| |
Werk
Jan Van Coillie is recensent, criticus, auteur, bloemlezer en docent jeugdliteratuur en taalbeheersing. Naast literair werk publiceerde hij handzame taalwegwijzers.
Zijn doctoraal proefschrift en de wetenschappelijke studie 's Levens kweekschool. Overzicht van de kinder- en jeugdliteratuur in Vlaanderen in de negentiende eeuw (1984) legden de basis voor verder onderzoek. In de prestigieuze uitgave Uit de schaduw. Een geschiedenis van de Vlaamse jeugdliteratuur van 1830 tot heden (1997) trok hij samen met Rita Ghesquiere de historische lijn door naar het einde van de twintigste eeuw.
Als recensent gaat zijn belangstelling vooral uit naar poëzie. Vanuit het warme, koesterende gevoel dat de versjes uit zijn kleutertijd opriepen, verzamelde hij in Deze haan heeft laarzen aan (1986) Vlaamse wiegeliedjes, schootspelletjes, vingerrijmpjes en educatieve versjes. Oude kinderliedjes bundelde hij in het door Klaas Verplancke origineel vormgegeven Ozewiezewoze (2000), in 2001 bekroond met een Bologna Ragazzi Award.
Voor de allerkleinsten ging Van Coillie ook zelf aan de slag. Hij schreef versjes en liedjes voor de tijdschriften Doremi, Dopido, Zonnekind en Zonneland en publiceerde een aantal boekjes bij de uitgeverijen Casterman en Averbode. In 1994 verscheen een eigen abc-raadselboekje, Ra ra ra, wie aapt mij na? Voor de educatieve reeks rond Nellie en Cezar verzorgt hij bij illustraties van Ingrid Godon regelmatig nieuwe deeltjes met speelse raadsel- en invulversjes.
Aan het eind van de jaren zeventig ontdekte hij bij een onderzoek in Vlaamse basisscholen dat de kinderen weinig andere dichters kenden dan Annie M.G. Schmidt. Dit bracht hem op het idee om de poëzieproductie tussen 1950 en 1980 in Nederland en Vlaanderen onder de loep te nemen. Het onderzoek resulteerde in de wetenschappelijke studie Van lapjeskat tot liegbeest (1982). In de inleiding bij deze uitgave laakt hij de vaak marginale positie van de kinderdichter en poneert hij zijn visie op poëzie. Goede gedichten voor kinderen voldoen volgens hem niet alleen aan literaire criteria, ze zijn ook kindgericht: ‘Goede kinderpoëzie schrijven vraagt meer van de dichter dan een poëtisch aanvoelen of een dichterlijke taal (wat daaronder ook vallen mag). De gerichtheid op het kinderpubliek stelt eigen eisen, waaronder het aanvoelen van de kinderlijke belevingswereld wel het zwaarst weegt.’ Vanuit deze tweezijdige visie
| |
| |
llustratie van Joep Bertrams uit Kom maar dichter
volgt hij sinds 1980 nauwgezet eigentijdse dichters en stimuleerde hij beloftevolle debutanten.
In het tekort aan recente kinderpoëzie op school voorzag hij in 1983 met een eigen bloemlezing kindergedichten, Ma, er zit een dichter in mijn boom. Voor deze bundel selecteerde hij Nederlandse en Vlaamse kinderpoëzie uit de periode 1960 tot 1980. Inspiratie voor zijn keuze vond hij bij Willem Wilmink, die in de jaren tachtig pleitte voor toegankelijke en voor kinderen ‘onthoudbare’, dus berijmde gedichten. Criteria voor zijn selectie waren originaliteit, muzikaliteit en een zuiver, soepel en expressief taalgebruik.
Voor zijn bloemlezing Kom maar dichter (1990) kon Van Coillie ook in Vlaanderen terecht bij meerdere dichters die in de periode 1980-1990 gericht voor kinderen schreven. De dichter is een tovenaar (2000), een selectie uit kinderpoëzie van de jaren negentig, toont zijn aandacht voor de literaire vorm. Toch bleef hij zoeken naar toegankelijke gedichten die tegelijk een sterke poëtische taalkracht hebben. Als toegift verzamelde hij grappige en verrassende kindergedichtjes in Er staat een taart in lichterlaaie! (2004).
In zijn bloemlezingen voor tieners gaat Jan Van Coillie een stap verder dan de directe toegankelijkheid en daagt hij zijn lezers uit om grenzen te verleggen. Voor Met gekleurde billen
| |
| |
Illustratie van Harmen van Straaten uit Er staat een taart in lichterlaaie!
zou het gelukkiger leven zijn (1996) selecteerde hij niet alleen gedichten uit recente tienerbundels, maar ging hij ook op zoek naar tijdloze, toegankelijke poëzie van gevestigde dichters voor volwassenen. In de vervolgbundel Met duizend blote ogen. 236 gedichten verschenen na 1990 (2005) wijst hij jongeren op de samenhang tussen vorm en inhoud. Hij ordende de gedichten in paren; de lezers spoort hij aan om verbanden te zoeken en de magie van de taal te ontdekken: ‘Die wonderlijke combinatie van herkenning en vervreemding, daar gaat het om. Of die combinatie werkt, is veel meer te danken aan hoe het er staat dan aan wat er staat.’
De aandacht voor de kracht van de taal en het effect van de vervreemding wonnen aan belang bij de bloemlezing voor adolescenten, Waar ik naar verlang vandaag (2006), die hij samenstelde met zijn vrouw Lieve Lams. In deze verzameling gedichten uit de periode na 1990, waarin hij de brug legt naar de poëzie voor volwassenen, zag hij af van een thematische ordening en trefwoordenlijst. Adolescenten én volwassenen, die hij in 1999 al verraste met de bundel tijdloze liefdesgedichten Een zucht en een zoen, krijgen alle vrijheid om de betekenis van de gedichten zelf in te vullen.
Zijn talrijke recensies over poëzie en de succesrijke bloemlezingen weerspiegelen de heersende trends in de jeugdpoëzie vanaf 1950. Veel reden tot optimisme over de Vlaamse poëzie zag Van Coillie aan het eind van de twintigste eeuw niet. Zijn bloemlezingen mochten dan de horizon hebben verruimd - in Vlaanderen vond hij weinig opmerkelijke bundels en maar enkele beloftevolle debuten. ‘Het lijkt erop dat de Vlaamse kinderpoëzie de jaren negentig vooral “overleefd” heeft,’ stelt hij met spijt vast, ‘springlevend’ kun je haar niet noemen.’
Van Coillie wil kinderen actief bij de poëzie betrekken. In de inleiding van iedere bloemlezing spreekt hij rechtstreeks tot de jongeren. In talrijke didactische publicaties, waaronder Poëzie voor kinderen in de basisschool (1985, geheel herziene versie 2006), Poëzie graag (1990) en Poëzie ontdekken
| |
| |
(2005) liet hij leerkrachten zien hoe je creatief met kinderen en poëzie aan de slag kan gaan.
Fantasie is voor Van Coillie een essentieel onderdeel van de kinderliteratuur. Vandaar zijn grote interesse voor waardevolle sprookjesverzamelingen en eigentijdse verhalen die de kinderlijke fantasie prikkelen. In artikelen met sprekende titels als ‘Kniebel knabbel knoopje, wie knabbelt er aan mijn sprookje’ (Volkskunde, nr. 3, 1995) vraagt hij respect voor de traditionele inhoud van het sprookje. Betuttelend snoeiwerk en geromantiseerde triviale versies vinden in zijn ogen geen genade. Meer krediet krijgen de geactualiseerde, verrassende of humoristische varianten die het origineel op zijn kop zetten of creatief interpreteren.
Van Coillie pleitte vaak voor het behoud van het orale karakter van het klassieke sprookje. De bewerker die literair taalgebruik met eenvoud, expressiviteit en een dynamische vertelstijl kan combineren, krijgt alle lof.
Naast poëzie en sprookjes recenseerde Jan Van Coillie in hoofdzaak kinderliteratuur, hoewel hij zich ook op het gebied van tiener- en adolescentenliteratuur niet onbetuigd liet. In 1999 bevestigde hij in ‘Waarom kinderboeken de 21ste eeuw halen’ (Kultuurleven, nr. 4, 1999) zijn geloof in het overleven van het kinderboek, ondanks de macht van de televisie en de computer. Boeken zijn volgens hem uniek omdat ze een eigen tempo toelaten, de fantasie prikkelen, inspelen op de behoefte aan emotionele veiligheid, nieuwsgierigheid en ontspanning. In publicaties en lezingen breekt hij een lans voor het ‘voorlezen’ als magische sleutel om kinderen en tieners voor literatuur te winnen. Én als bindmiddel tussen verschillende culturen. Kernwoorden bij het beoordelen van literatuur zijn invoelbaarheid, originaliteit, authenticiteit en een heldere, rijke stijl en taal.
Hoewel zijn aandacht naar zowel binnen- als buitenlandse auteurs uitgaat, is hij vooral alert op de literaire jeugdboekenwereld in Vlaanderen. Zijn jarenlange inzet als bestuurslid en voorzitter van het Nationaal Centrum voor Jeugdliteratuur getuigt daarvan. Hij volgde de auteurs op de voet, stimuleerde hen en liet zich ook geregeld kritisch uit. In april 1993 ageerde hij met het artikel ‘Het gaat té goed met het Vlaamse jeugdboek’ tegen de middelmatigheid van de Vlaamse literatuur. ‘Wat ik mis, is gedrevenheid, dat is voor mij de oorsprong van oorspronkelijkheid,’ verzuchtte hij. In 2002 signaleerde hij in het tijdschrift Vlaanderen niettemin een kleine top van auteurs met internationale kwaliteiten, onder wie Bart Moeyaert en Anne Provoost. In hun boeken ‘vallen inhoud en vorm zozeer samen dat je als lezer het gevoel hebt dat het verhaal of het gedicht met geen andere woorden geschreven had kunnen worden’.
| |
| |
Van Coillies veelzijdige belangstelling gaat ook uit naar het vertalen van kinderliteratuur, een vak dat hij in 1999 aan de Hogeschool voor Wetenschap en Kunst introduceerde. Op 31 maart 2004 organiseerde hij in Brussel een internationaal colloquium met een aantal gerenommeerde auteurs, vertalers en wetenschappers. Hij wijst op de eigen wetmatigheid van het vertalen voor kinderen en waarschuwt voor de infantilisering van inhoud en taal. ‘Net als de grootste auteurs vertalen de sterkste vertalers niet bewust voor kinderen, maar vanuit het kind in zichzelf, een kind dat vanzelfsprekend een andere taal spreekt en behoort tot een andere cultuur.’ (Literatuur zonder leeftijd, nr. 67, zomer 2005).
Dit credo sluit aan bij de visie van Jan Van Coillie op goede kinder- en jeugdliteratuur. Kwaliteit, gedrevenheid, oorspronkelijkheid en kindgerichtheid waardeert hij zowel bij populaire auteurs als bij uitmuntende stilisten. Zijn bevindingen en opvattingen over de verschillende aspecten en genres van de kinder- en jeugdliteratuur vatte hij in 1999 samen in Leesbeesten en boekenfeesten. In 2007 verscheen een compleet herziene en aangevulde uitgave van dit standaardwerk.
| |
Leesbeesten en boekenfeesten
Dit lijvige standaardwerk is het resultaat van jarenlang onderzoek. In het eerste, theoretische deel, ‘hoe werken kinderboeken’, komen de functies,
Omslagillustratie: Gerda Dendooven
de verschillende deelnemers en genres van de jeugdliteratuur aan bod. Opvallend is de aandacht voor de jonge lezer in de verschillende leeren leeftijdsfases. Ook strips krijgen uitgebreid aandacht. In een historisch overzicht van de middeleeuwen tot de tweede helft van de twintigste eeuw plaatst Van Coillie de trends in de Nederlandse jeugdliteratuur in hun pedagogische en socio-culturele context. Het betoog wordt verlevendigd met talrijke tekstfragmenten, illustraties en uitspraken van kinderen en auteurs.
Met de praktische tips en werkvormen van het tweede deel, ‘hoe wer- | |
| |
ken met kinderboeken’, kunnen de gebruikers creatief aan de slag. Van Coillie legt vooral de nadruk op leespromotie en het uitwisselen van leeservaringen. Niet de werkvorm maar het lezen moet centraal staan.
De keuze die Van Coillie uit het aanbod maakte, is niet elitair. Naast literaire titels staan vlotte, ontspannende boeken. Kernwoorden voor zijn keuze, waarin ook de jonge lezer een stem kreeg, zijn gedrevenheid, oorspronkelijkheid, en authenticiteit.
Leesbeesten en boekenfeesten eindigt met een gedetailleerde wegwijzer in de wereld van de kinder- en jeugdliteratuur en een lijst van in de tekst genoemde kinderboeken, per genre.
| |
Waardering
De bloemlezingen van Jan Van Coillie krijgen van recensenten en leraren in Vlaanderen alle lof. ‘Een welkome bron voor leerkrachten’, ‘misschien zal het graafwerk van Jan van Coillie ook creatief inspirerend werken,’ schrijft Nieuwe Gids bij het verschijnen van Ma, er zit een dichter in mijn boom (1983). Ook in Nederland bleef de verzamelbundel niet onopgemerkt. Remco Ekkers vindt dat de scholen in het Nederlandse taalgebied geen excuus meer hebben om geen aandacht aan poëzie te besteden. Volgens Leesgoed had de keuze van de gedichten, die nadrukkelijk op kinderen gericht zijn, iets grensverleggender kunnen zijn. Mariette van Halewijn spreekt haar bewondering uit voor Met gekleurde billen zou het gelukkiger leven zijn (1996), omdat de gedichten gekozen zijn met aandacht voor de gevoelswereld van de jongeren. Annemie Leysen noemt De dichter is een tovenaar (2000) een schatkamer voor wie dichters dichter bij de kinderen wil brengen, maar wijst er ook op dat Van Coillie vaak uit hetzelfde dichtersvaatje tapt. Vanessa Joosen komt tot de conclusie dat de indeling volgens thematische criteria handzaam en vrij traditioneel blijft.
De kleuterreeksen Knuffel en Nellie en Cezar beantwoorden volgens verschillende recensenten volledig aan de wensen van het doelpubliek.
Voor Van Leesbeesten en boekenfeesten is er veel positieve aandacht. ‘Een werk waar we al lang op zaten te wachten,’ vindt Karel Seghers in Het Belang van Limburg. ‘Een uitermate gebruiksvriendelijke gids,’ oordeelt Annemie Leysen.
Bij het verschijnen van Met duizend blote ogen (2005) spreekt Remco Ekkers in Poëziekrant zijn waardering uit voor het feit dat Van Coillie verder kijkt dan de bekende jeugddichters en dat hij daarmee de schotten tussen de poëzie voor de jeugd en voor volwassenen sloopt. Hij besluit: ‘Het zou, gezien zijn activiteiten, mogelijk zijn hem de Komrij van de jeugdpoëzie te noemen, maar hij is eenvoudig de Jan van Coillie van de poëzie’.
| |
| |
| |
Bibliografie
Kinder- en jeugdboeken
|
Ra ra ra, wie aapt mij na? Met illustraties van Pepe. Mechelen, Bakermat, 1994. |
Knuffel-serie, 8 deeltjes: Knuffel op de boerderij, Knuffel op het potje, Knuffel naar de dokter, Knuffel naar de crèche (2000); Knuffel in het bos, Knuffel in het circus, Knuffel is jarig, Knuffel speelt verstoppertje (2001). Met illustraties van Marijke ten Kate. Doornik, Casterman. |
Twinkel pinkel kleine ster. Met illustraties van J. Lewis. Averbode, Altiora, 2002. |
Schommel maar, beertje lief. Met illustraties van J. Lewis. Averbode, Altiora, 2002. |
En zo dans ik... Met illustraties van J. Lewis. Averbode, Altiora, 2002. |
Het kind in de kribbe. Met illustraties van J. Lewis. Averbode, Altiora, 2002. |
Nellie en Cezar-serie: De kleuren leren met Nellie en Cezar (2003); Leren tellen met Nellie en Cezar (2004); In bad (2005); Jarig! (2005); Ziek (2005); Aan tafel (2005); Aan zee (2006); In de tuin (2006). Met illustraties van Ingrid Godon. Averbode, Altiora. |
Met Luk Depondt en Riet Wille, Dopido Liedjesboek. 11 liedjes voor peuters. Muziek Jos Bielen. Averbode, Averbode educatief, 2004. (Met cd) |
Met Luk Depondt en Riet Wille, Doremi Liedjesboek. 19 liedjes voor kleuters. muziek Jos Bielen. Averbode, Averbode educatief, 2004. (Met cd) |
Met Luk Depondt, Hopsasa, in het rond! 11 liedjes voor peuters en jonge kleuters. Muziek Jos Bielen. Averbode, Averbode educatief, 2006. (Met cd) |
Met Luk Depondt, Ik swing en ik zing. 11 liedjes voor oudere kleuters. Muziek Jos Bielen. Averbode, Averbode educatief, 2006. (Met cd) |
Bloemlezingen
|
Ma, er zit een dichter in mijn boom. Met illustraties van Paul De Becker. Leuven, Davidsfonds, 1983. (Kinderpoëzie) |
De Meermin. Gent, Poëziecentrum, 1983. (Kinderpoëzie) |
Deze haan heeft laarzen aan. Met illustraties van Paul De Becker. Leuven, Davidsfonds, 1986. (Bakerrijmen) |
Kom maar dichter. Met illustraties van Joep Bertrams. Averbode, Altiora, 1990. (Kinderpoëzie) |
Met gekleurde billen zou het gelukkiger leven zijn. Averbode, Altiora, 1996. (Poëzie 12+) |
Een zucht en een zoen. Een bloemlezing liefdesgedichten samengesteld door Jan van Coillie. Averbode, Altiora, 1999. |
De dichter is een tovenaar. Met illustraties van Klaas Verplancke. Averbode, Averbode, 2000. (Kinderpoëzie) |
Ozewiezewoze. Met illustraties van Klaas Verplancke. Wielsbeke, De Eenhoorn, 2000. (Klassieke kinderliedjes) |
Er staat een taart in lichterlaaie. Met illustraties van Harmen van Straaten. Leuven, Davidsfonds/Infodok, 2004. (Humoristische kinderpoëzie) |
Met duizend blote ogen. 236 gedichten gekozen door Jan Van Coillie. Met illustraties van Reinhart Croon. Averbode, Altiora, 2005. (Poëzie +12) |
Met Lieve Lams, Waar ik naar verlang vandaag. 99 jonge gedichten. Met illustraties van Gerda Dendooven. Leuven, Davidsfonds/Literair, 2006. (Poëzie 15+) |
Keuze uit didactische en wetenschappelijke publicaties
|
Van lapjeskat tot liegbeest. Dertig jaar kinderverzen in Nederland en Vlaanderen (1950-1980). Lier, Van In; Den Haag, NBLC, 1982. |
's Levens kweekschool. Overzicht van de kinder- en jeugdliteratuur in Vlaanderen in de negentiende eeuw. Lier, Van In; Den Haag, NBLC, 1984. |
Poëzie graag. Werken met gedichten in de kleuterklas en op de basisschool. Averbode, Altiora, 1990. |
Met R. Ghesquière, Uit de schaduw. Een geschie- |
| |
| |
denis van de Vlaamse jeugdliteratuur van 1830 tot heden. Provincie West-Vlaanderen, 1997. |
Leesbeesten en boekenfeesten. Hoe werken (met) kinder- en jeugdboeken. Leuven, Davidsfond/Infodok; Den Haag, Biblion, 1999. (5e, herziene druk: 2002; 7e, compleet herziene druk: 2007) |
Met Joke Linders, Selma Niewold en Jos Staal, Encyclopedie van de jeugdliteratuur. Baarn, De Fontein; Groningen, Wolters-Noordhoff, 2004. |
Poëzie ontdekken. Gedichten in de klas. Averbode, Altiora, 2005. |
Poëzie voor peuters en kleuters; Poëzie voor kinderen. In: Praktijkgids voor de basisschool. Mechelen, Wolters Plantyn, oktober 2006, p. 87-145. |
Met Walter P. Verschueren (ed.), Children's Literature in Translation. Challenges and Strategies. Manchester, St. Jerome, 2006. |
Over Jan Van Coillie
|
R.D.P., ‘Dichter’ bij de kinderen. In: De Nieuwe Gids, 4-11-1982 |
I.V.V., Gedichtje in de kerstboom. In: Nieuwe Gazet, 16-12-1982. |
Gerda de Vrieze, Ma er hangt poëzie in de boekenboom! In: Topmagazine, 14-1-1983. |
X, ‘Pa er zit een dichter in mijn boom’. In: Het Belang van Limburg, 30-11-1984. |
X, Een dichter in een boom. In: De Standaard, 10-12-1985. |
Remco Ekkers, Jan Van Coillie. Kom maar dichter. In: Poëziekrant, januari/februari 1991. |
Dirk de Geest: Gekleurde billen in een geklede broek? In: Leesidee jeugdliteratuur, jaargang 2 (1996), nr. 8, blz. 296. |
Dirk Musschoot, gedichten moeten aanspreken. In: Het Nieuwsblad, 11-9-1996. |
JBK, Jan Van Coillie leert kinderen dichten. In: De Standaard, 12-9-1996. |
Mariette Van Halewijn, Ik stop je in een gedicht. Pittige gedichten voor opgroeiende tieners. In: De Standaard, 12-9-1996. |
Jaak Dreesen, Jan van Coillie wil ze een sleutel geven! ‘Ik weet zeker dat veel jonge mensen van gedichten houden...’ In: De Bond, 27-9-1996. (Interview) |
Hanneke Leliveld, De verleden tijd van lief. In: de Volkskrant, 23-4-1999. |
Dirk Musschoot, Alles over Leesbeesten en boekenfeesten! Jan van Coillie: de mening van de jonge lezer telt. In: Omtrent, januari 1999. (Interview) |
Karel Segers, ‘Ik ruik wat goed is’. Jeugdboekenwijze Jan van Coillie schrijft standaardwerk. In: Het Belang van Limburg, 13-3-1999. (Interview) |
Jan Staes, Hoe werken met kinder- en jeugdboeken. In: Leesidee jeugdliteratuur, jaargang 5 (1999), nr. 2, blz. 89-90. |
Selma Niewold, Handboek jeugdliteratuur. In: de Volkskrant, 11-6-1999. |
Annemie Leysen, Werken met leesbeesten. In: De Morgen, 3-11-1999. |
Marjoleine de Vos, Niet stout zijn, Kareltje. Twee bloemlezingen over kinderpoëzie. In: NRC Handelsblad, 5-1-2001. |
Annemie Leysen, Kinderpoëzie van stichtelijk tot stout. In: De Morgen, 14-2-2001. |
Katrien Vloeberghs, Tovenaar of goochelaar?: staat een bloemlezing voor de persoonlijke keuze van de samensteller? In: Leesidee jeugdliteratuur, jaargang 7 (2001), nr. 5, blz. 205-206. |
Anita Wuestenberg, Leeskriebels. Er staat een taart in lichterlaaie. In: De Bond, 17-9-2004. |
Vanessa Joosen, Lettergetetter. Met duizend blote ogen. Jan van Coillie. In: Blikopener, jaargang 7 (2006), nr. 6. |
Ria de Schepper, Boekenrekje. Wensen en verlangens. In: De Bond, 13-1-2006. |
websites
|
www.villakakelbont.be |
www.leesplein.nl |
www.pluizuit.be |
75 Lexicon jeugdliteratuur
oktober 2007
|
|