| |
| |
| |
Leo Timmers
door Ria de Schepper
Leo Timmers is op 12 februari 1970 geboren in Genk, België. Van 1988 tot 1992 studeerde hij Publiciteit en Grafische Vormgeving aan het phiko in Hasselt. Tussen zijn twaalfde en twintigste publiceerde hij al zes stripalbums. In 1983 won hij de stripprijs van de Vlaamse stripdagen voor jongeren met De avonturen van Flipke en Anneke. Na zijn studies begon hij meteen te werken als freelance illustrator. Hij tekende voor verschillende kranten en tijdschriften. Sinds 2000 werkt hij hoofdzakelijk voor het weekblad Humo, al neemt het maken van kinderboeken steeds meer van zijn tijd in beslag. Hij maakt geregeld illustraties voor internationale reclamebureaus en werkt voor een Franse en een Engelse uitgever van kinderboeken.
Timmers maakte talloze coverillustraties en tekeningen voor kinder- en jeugdboeken van diverse auteurs, met name in opdracht van de uitgeverijen Clavis en Zwijsen. Hij tekende onder meer de reuzenprentenboeken en de illustraties voor de leesmethode Veilig leren lezen (Zwijsen, editie 2003). Zijn eerste eigen prentenboek was Blij met mij, waarmee hij in 2000 een Boekenpluim won. De Kinder- en Jeugdjury Vlaanderen bekroonde hem in 2005 voor Net op tijd van Bart Demyttenaere, in 2006 voor Supermuis en in 2007 voor Wie rijdt? Zijn prentenboeken zijn succesvol en verschenen al in achttien landen.
| |
Werk
In het illustratiewerk van Leo Timmers is een duidelijke ontwikkeling merkbaar. Hij illustreerde allerlei soorten kinderboeken maar
| |
| |
tegenwoordig concentreert hij zich vooral op boeken voor peuters en kleuters. In 1993-1994 tekende hij zijn eerste illustraties bij kinderboeken van Agnes Verboven: drie boeken over het kleuterduo Ted en Netje en een reeks van zes boekjes voor beginnende lezers over Mik en haar heksenmoeder Moek. De verhalen vertellen dagelijkse anekdotes en herkenbare gebeurtenissen. De cartooneske tekeningen met waterverf en pen hebben een humoristische toets.
Humor kenmerkt ook Van apedraf tot kikkersprong (1995) van Anita Holsonback-Windmolders, het eerste prentenboek dat Timmers illustreerde. In dit bewegingsboek worden kinderen aangezet om te bewegen zoals bepaalde dieren doen. Op 24 grote platen bootsen een meisje en een jongen telkens een dierenbeweging na. De dieren in kwestie kijken verbaasd of geamuseerd toe. De kinderen en de toekijkende dieren zijn expressief getekend. Ook hier werkt Timmers met aquarel afgewerkt met pen, maar meer laag over laag. Hij illustreerde ook aan aantal informatieve boeken uit de reeks ‘Vragen van en voor kinderen over...’. Deze boeken handelen onder meer over school, hygiëne, geld, relaties en de dierentuin. De illustraties van Timmers zorgen voor een speelse noot.
In zijn beginjaren werd Timmers sterk beïnvloed door Quentin Blake. Hij tekende vooral fijne, langgerekte figuren. De kinderen werden vrij realistisch afgebeeld maar de volwassenen kregen een meer karikaturale toets, vooral in de typering van hoofd en mimiek. Naar eigen zeggen had Timmers ‘de neiging om steeds meer met volume, licht en schaduw te werken maar met zo'n harde omtreklijn was dat niet mogelijk’. Hij veranderde radicaal van techniek en begon met Karisma-kleurpotloden te werken. De figuratie van zijn personages bleef nog ongeveer dezelfde. Dat is onder meer te zien in Vreemde vogels (1996) van Anton van der Kolk. Doordat hij met potloden werkte, ligt in de zwartwittekeningen de nadruk vooral op het spel van licht en donker.
Tien varkentjes tien? (1996) is het eerste prentenboek dat Timmers met kleurpotloden tekende. Op het omslag staat alleen zijn naam vermeld maar het scenario is niet van hem. Hij herwerkte een bestaand scenario. Tien varkentjes zitten in een vrachtwagen op weg naar het slachthuis. Een na een slagen ze erin op het dak van de vrachtwagen te kruipen; alleen varkentje Soes slaapt door alles heen. De varkentjes jagen de chauffeur weg en kunnen ontsnappen. Dit telboek heeft realistisch aandoende illustraties. In de potloodtekeningen priemen hier en daar witte stipjes van de ondergrond door. Het decor is rudimentair uitgewerkt, zonder details. De avontuurlijke tocht is een hele belevenis voor de varkentjes. Hun emo-
| |
| |
Uit De prins van Kwaakland van Tais Teng
ties zijn expressief weergeven in hun houding en gelaatsuitdrukkingen.
In het prentenboek De gouden kwast (1997) van Daan Cupers verfijnt Timmers de techniek van het werken met kleurpotloden. Het is een fantasieverhaal over een koning die een wedstrijd uitschrijft om de witte koeien in zijn koninkrijk te beschilderen. Door het glooiende landschap komen de gegadigden in allerlei soorten voertuigen naar het paleis. Leo Timmers voegt hiermee leuke kijkelementen toe aan de tekst. Hij werkt vooral met ronde vormen, contrasterende kleuren en schaduwen.
Timmers was nog duidelijk op zoek naar een eigen stijl. Stilaan begon hij zijn figuren meer te stileren. Het werken met potloden leverde blijkbaar niet het beoogde resultaat op. Hij begon potlood met acrylverf te combineren. Dat resulteerde in een gedurfder kleurenpalet, wat goed te zien is in De prins van Kwaakland (1998) van Tais Teng. Er is gewerkt met uitgesproken contouren, sterkere contrasten en een strakkere stilering. In Blij met mij (1999) kon Timmers die
| |
| |
werkwijze volop toepassen. 's Avonds in bed leest Thomas in zijn grote dierenboek. Bij elk dier beeldt hij zich in waarom het leuk is om dat dier te zijn. Telkens is er ook een negatieve kant... en dus is hij liever toch een ander dier. 's Morgens is Thomas blij dat hij gewoon zichzelf is. In de illustraties draagt Thomas een rode pet en die duikt bij alle dieren op. Dat geeft een grappig herhalingseffect. Opvallend zijn ook de ronde vormen en bolle hoofden. Zo hebben de olifant, de pinguïn, de inktvis, de slak, de hond en de vogel een gezicht dat erg op dat van Thomas lijkt. De scènes focussen op de essentie maar af en toe zijn er ook details. De gebruikte kleuren zijn helder en warm. Blij met mij betekende heel wat voor Timmers: de stilistische ommezwaai was groot, het was het eerste boek dat hij ook zelf schreef en de bekroning met een Boekenpluim sterkte hem om op de ingeslagen weg verder te gaan.
In de illustraties die daarop volgen komen de ronde gezichten en de wat bollere figuren steeds terug. In Een langzaam feest (2001) van Truus van de Waarsenburg duiken de typische ogen op die hij daarna veelal tekent: ronde witte bollen met een kleine pupil. Ze steken boven het gezicht uit en het lijkt alsof ze erop geprikt zijn. Timmers werkt hier met acrylverf waarmee hij kleurnuances en schaduwen aanbrengt. De aflijningen zijn wat vaag. De expressie zit vooral in de lichaamshoudingen en minder in de mimiek van de dieren uit het verhaal. In Als ik groot ben (2001) van Bart Demyttenaere werkt hij in dezelfde stijl verder. Het is een prentenboek over een jongetje, Daan, dat fantaseert over wat hij later worden wil. Door laag op laag te werken brengt Timmers reliëf in de vlakken. Vooral de achtergronden zijn vlekkerig uitgewerkt. Het hoofd van Daan is in de illustraties disproportioneel groot. Sommige composities zijn best grappig, zoals de koksmuts die lijkt op een gigantische gele rubberhandschoen, of de hendel van een verfrol die dient als fiets waarmee de schilder zich verplaatst. Timmers interpreteert hier op een ludieke manier de droge teksten over beroepen. Ook zijn voorliefde voor allerlei soorten hoofddeksels komt al duidelijk tot uiting.
Het tweede eigen verhaal van Timmers, Ik vlieg (2002), gaat over de wens van een jongetje om ver weg te vliegen. In zijn droom probeert hij te vliegen, maar hij valt in vrije val. Een engel die sprekend op zijn mama lijkt, redt hem. Allerlei dingen, zoals een tapijt, een vliegende schotel of een stripheld kunnen wel vliegen. Waarom hij dan niet? Een blauwe lucht, witte wolken en een nachtelijke sterrenhemel zijn sfeervolle achtergronden voor de centrale figuren. Timmers begint die steeds meer te stileren. De voor zijn tekenstijl typische ‘rimpels’ in het gezicht of de nek van de personages en in kragen of haartooi duiken hier al op.
| |
| |
Uit Diepzeedokter Diederik
| |
| |
Timmers gaat zich steeds meer concentreren op eigen boeken die zowel qua concept als qua tekeningen zijn typische signatuur dragen. Wie rijdt? (2005) is daar een uitgesproken voorbeeld van. Wie rijdt met de brandweerwagen, de limousine, de racewagen, de tractor, enzovoort? Telkens moet de jonge kijker kiezen tussen vier potentiële chauffeurs. Het zijn kleine en grote dieren, gekleed volgens een bepaalde bezigheid of beroep. Het boek zet kinderen aan tot nauwkeurig kijken en verbanden leggen, ook met de geluiden die de voertuigen maken. De auto's in opvallende kleuren lijken op speelgoedauto's. Doordat er witte strepen op zijn aangebracht, lijken ze te glanzen en krijgen ze een driedimensionaal voorkomen. De gepersonifieerde dieren stappen zelfverzekerd met hun sleutel in de richting van de voertuigen. Allerlei hoofddeksels, attributen en leuke details zorgen voor humor. Dit prentenboek was heel succesvol, werd in een tiental talen vertaald en verscheen later ook in een pop-upversie.
Timmers bouwde in een aantal peuterboekjes op dit succes voort. Zo maakte hij verscheidene boekjes over voertuigen. De kartonboekjes Broem! (2006), Vroem! (2006) en Toeta! (2006) hebben een eenvoudige, opsommende opbouw. Telkens is een auto of machine afgebeeld met chauffeur, soms ook met een passagier. De voertuigen zijn gestroomlijnde, wat ouderwetse modellen, zoals ze soms in tekenfilms voorkomen. Een aantal illustraties komt terug in de pop-upboeken Kijk wat ik kan! (2008) en Kijk wat ik meeneem! (2008). Via flapjes kunnen kinderen de lading van een vrachtwagen laten glijden, de ladder van een brandweerwagen omhoog doen of kijken hoe krokodil in de ziekenwagen ligt en welke vracht er zit in de kist die aan een kraan hangt. De illustraties hebben een sobere belijning en komen duidelijk uit tegen de neutrale achtergrond. Auto's en machines zijn eenvoudige prototypes met kleine wielen en retrobumpers. Veelal krijgen ze een cijfer op de zijflank om het type aan te duiden.
Uitgeverij Clavis werkt voor de pop-ups samen met Kees Moerbeek, die de technische kant ervan voor zijn rekening neemt. Dat is ook het geval voor Hoog tijd (2009), met Olifant als centrale figuur. Elke pagina typeert Olifant in een bepaalde pose: hij heeft het te warm, wordt nat of is jarig. Het is hoog tijd om iets te ondernemen. De oplossing zit onder de flapjes verborgen: olifant zwemt in zee, opent zijn paraplu of geniet van een feestje met vrienden. Soms ontstaat een soort slapsticksituatie: olifant opent een paraplu, ziet niet meer waar hij rijdt en botst tegen een lantaarnpaal. De illustraties krijgen een steeds wisselende monochrome achtergrond.
| |
| |
Details, zoals motiefjes, ruitjes en diertjes verlevendigen het beeld.
Het prentenboek Supermuis (2004) wordt gepresenteerd als een film. Hoofdspeler is Supermuis, een Batman-achtige figuur van een andere planeet die iedereen redt die in nood verkeert. Hij is stoer en dapper en helemaal niet bang voor boosaardige poezen. In dit verhaal is alles uitvergroot om te benadrukken dat de muis een superheld is. De illustraties in acrylverf springen in het oog door hun fel kleurgebruik. Supermuis heeft een heel lange snuit, net als het muisje dat hij redt. Hij heeft een superbrede glimlach en lacht zijn hagelwitte tanden bloot. Hij lijkt inderdaad recht uit een film te zijn gestapt. Ook de volwassenen in het verhaal hebben sterk geprononceerde neuzen. De tekst staat in stevige, zwarte letters op een achtergrond met steeds wisselende kleuren.
Ook in andere verhalen is de wereld van cartoons en tekenfilms niet ver weg. De drie boeken van Bart Demyttenaere - Net op tijd (2003), Dino en het ei (2004) en Een papa voor Dino (2005) - lijken qua decor en typering van de personages evenzeer op scènes uit een tekenfilm. De hoofdfiguren Dino en Luna zijn twee leuk ogende dinootjes. De diverse dino's en vreemde dieren in de verhalen hebben harde, felle kleuren. Witte strepen en lichte nuances in het kleurgebruik zorgen voor een glanzend effect. Dat is ook zo in Kapitein Bleekscheet (2007) van Rutt Preston. Dit is een gek zeeroversverhaal over een klunzige piraat die erg boos wordt om zijn onhandigheid. Hij jaagt er zelfs de vreselijke piraat Roodbaard mee op de vlucht. De bladzijden zijn hier drukker dan in Timmers eigen prentenboeken. Hij verwerkte leuke details in de tekeningen en typeerde Bleekscheet dynamisch en expressief.
In zijn eigen verhalen spelen dieren veelal de hoofdrol of fungeren ze als grappige nevenfiguren. In Ik ben de koning (2006) ruziën de dieren om een kroon. Ze willen allemaal koning zijn en vinden dat de kroon hen het best past. De platen tonen dieren tegen een felle achtergrond die ‘poseren’ met een kroon. De ongewone manier waarop ze die dragen is verrassend amusant. In Diepzeedokter Diederik (2007) duikt dokter Diederik met zijn speciale duikboot de oceaan in. Hij helpt enkele dieren, maar als hij zelf in de problemen komt, helpen de dankbare dieren hem. De duikboot van de dokter is een vernuftig werkobject: via kabels en grijparmen kan hij onder meer brillen passen, tanden trekken en windels rond inktvisarmen rollen. De lichtgroene achtergrond van de oceaan past perfect bij de grijze, witte, groene en rode tonen van de duikboot en de personages. Het kleurenpalet is harmonieus en rustgevend. Dit is een doordacht opgebouwd verhaal met creatieve prenten.
| |
| |
Uit Kapitein Bleekscheet van Preston Rutt
| |
Oei!
Varkentje glijdt met zijn slee de berg af. Wanneer er tegenliggers opduiken, moet hij snel beslissen. Gaat hij erover, eronder, erlangs, ertussen of ertegen? Verwondering, angst en binnenpretjes staan op het gezicht van het varkentje te lezen. In de figuratie van de tegenliggers kon Timmers zich uitleven: een groepje pinguïns met vreemde hoofddeksels, een krokodil met kind op de slee die gelijkaardige truien dragen, drie gieren op stap met een grote rugzak en een sint-bernardshond die kreunt onder het gewicht van een gewonde olifant. Het verhaal heeft een mooie cyclische compositie. In het begin ontsnapt varkentje aan de aandacht van zijn ouders en glijdt hij alleen de berg af. Op het einde botst hij tegen hen op en is iedereen tevreden. Dit boek is een tikkeltje ondeugend maar ook leerrijk door de begrippen die grappig uitgebeeld worden in de illustraties. De goed gekozen tekst en de dynamische illustraties vullen elkaar mooi aan.
| |
Waardering
Jan Van Coillie waardeert in De gouden kwast (1997) van Daan Cupers dat Timmers zich heeft losgemaakt van de invloed van Quentin Blake. Hij looft in Leesidee Jeugdliteratuur het zwierige van de prenten, het rijkgeschakeerde kleurgebruik en de vele details. In Tien varkentjes tien?
| |
| |
(1996) zijn volgens Karin Van Camp de varkentjes ‘bijzonder raak getypeerd’ (Leesidee Jeugdliteratuur). Ook Herman Kakebeeke schrijft dat de gelaatsuitdrukkingen van de varkens raak getroffen zijn. (Biblion)
Over de illustraties in Ik vlieg (2002) zegt Karin Van Camp: ‘Zijn personages kan je moeilijk “mooi” noemen; ze zijn zeker niet lief of schattig, maar elke prent is een lust voor het oog, door een bijzonder kleurenspel op de achtergrond, sterk uitgewerkte personages op de voorgrond, een mooi harmonisch kleurgebruik in zijn geheel’ (Leesidee Jeugdliteratuur).
Jan Van Coillie noemt Wie rijdt? (2005) ‘een pretentieloos, maar wel echt geestig prentenboek voor kind en voorlezer’ (De Leeswelp).
Volgens Karin Van Camp vertonen de prenten in Dino en het ei (2004) van Bart Demyttenaere weer ‘typische Timmers-trekjes zoals de kogelronde ogen van de dieren en de wat cleane manier waarop de figuren neergezet worden, haast zoals in sommige 3D-films’ (De Leeswelp). In Supermuis (2004) zijn de illustraties volgens Casper Markestijn ‘vrolijk, helder van kleur, grappig en helemaal passend in de sfeer van het filmkarakter’ (De Leeswelp). Het verhaal zelf vindt hij evenwel redelijk plat en de lay-out nogal grof en schreeuwerig.
Over Ik ben de koning (2006) zegt Chris Bulcaen in De Leeswelp dat de dieren meteen herkenbaar zijn en grappig gestileerd. In de pop-upversie van Wie rijdt? looft Eric Vanthillo het mooie evenwicht ‘tussen naïviteit, herkenbaarheid, expressie en fantasie’ (Pluizuit).
| |
Bibliografie
Door Leo Timmers geschreven en geïllustreerd
|
Tien varkentjes tien? Hasselt, Clavis, 1996. |
Blij met mij. Hasselt, Clavis, 1999. |
Ik vlieg. Hasselt, Clavis, 2002. |
Supermuis. Hasselt, Clavis, 2004. |
Wie rijdt? Hasselt, Clavis, 2005. |
Toeta! Hasselt, Clavis, 2006. |
Vroem! Hasselt, Clavis, 2006. |
Broem! Hasselt, Clavis, 2006. |
Ik ben de koning. Hasselt, Clavis, 2006. |
Wie rijdt? Pop-up, Hasselt, Clavis, 2007. |
Diepzeedokter Diederik. Hasselt, Clavis, 2007. |
Kijk wat ik kan! Pop-up, Hasselt, Clavis, 2008. |
Kijk wat ik meeneem! Pop-up, Hasselt, Clavis, 2008. |
Oei! Hasselt, Clavis, 2008. |
Hoog tijd. Hasselt, Clavis, 2009. |
Door Leo Timmers geïllustreerde boeken (keuze)
|
Agnes Verboven, Ted en Netje. Hasselt, Clavis, 1993. |
Agnes Verboven, Naar de dierentuin. Hasselt, Clavis, 1994. |
Agnes Verboven, Ted leert zwemmen. Hasselt, Clavis, 1994. |
Agnes Verboven, Storm in het bos. Hasselt, Clavis, 1994. |
Agnes Verboven, Pak de vis, Mik. Hasselt, Clavis, 1994. |
Agnes Verboven, Mik heeft de hik. Hasselt, Clavis, 1994. |
Agnes Verboven, Een luis in huis. Hasselt, Clavis, 1994. |
Agnes Verboven, Een koe op de stoep. Hasselt, Clavis, 1994. |
| |
| |
Agnes Verboven, De kat in de boom. Hasselt, Clavis, 1994. |
Anita Holsonback-Windmolders, Van apedraf tot kikkersprong. Hasselt, Clavis, 1995. |
Erik van Os en Elle van Lieshout, Je bent zomaar geen engeltje. Tilburg, Zwijsen, 1995. |
Erik van Os en Elle van Lieshout, Dom dom dom. Tilburg, Zwijsen, 1995. |
Anton van der Kolk, Vreemde vogels. Tilburg, Zwijsen, 1996. |
Stijn Moekaars, Beer en Bij. Hasselt, Clavis, 1996. |
Elisabeth Marain, Zand in de klas. Tilburg, Zwijsen, 1997. |
Dirk Musschoot, Wat doet de juf op zondag? Hasselt, Clavis, 1997. |
Brigitte Minne, Waarom was je je handen? Hasselt, Clavis, 1997. |
Marita de Sterck, Mijn eiland. Tilburg, Zwijsen, 1997. |
Daan Cupers, De gouden kwast. Hasselt, Clavis, 1997. |
Marc Vanspauwen, Waarom zijn belastingen duur? Hasselt, Clavis, 1998. |
Beatrijs Peeters en Leen van den Berg, Kan ik trouwen met mama? Hasselt, Clavis, 1998. |
Dirk Musschoot, Hoeveel kost een olifant? Hasselt, Clavis, 1998. |
Stijn Moekaars, Beer en Bij maken muziek. Hasselt, Clavis, 1998. |
Tais Teng, De prins van Kwaakland. Tilburg, Zwijsen, 1998. |
Hans Tellin, Mauw mag niet mee. Tilburg, Zwijsen, 1999. |
Marc De Bel, Hippo. Tilburg, Zwijsen, 1999. |
Henk Hokke, Eiland in de nacht. Tilburg, Zwijsen, 1999. |
Truus van de Waarsenburg, Een mooie bolle big. Tilburg, Zwijsen, 1999. |
Nanda Roep, Ik ben aap. Tilburg, Zwijsen, 2000. |
Truus van de Waarsenburg, Een langzaam feest. Tilburg, Zwijsen, 2001. |
Frank Smulders, Pok en vik. Tilburg, Zwijsen, 2001. |
Bart Demyttenaere, Als ik groot ben. Antwerpen, The House of Books, 2001. |
Frank Smulders, Zoen me. Tilburg, Zwijsen, 2001. |
Bart Demyttenaere, Ik doe het toch. Antwerpen, The House of Books, 2002. |
Frank Smulders, De buik van de beer. Tilburg, Zwijsen, 2002. |
Bart Demyttenaere, Net op tijd. Antwerpen, Standaard Uitgeverij, 2003. |
Daniëlle Vogels, Ben ik zo angstaanjagend? Hasselt, Clavis, 2004. |
Bart Demyttenaere, Dino en het ei. Antwerpen, Manteau, 2004. |
Frank Smulders, Reus is ziek. Tilburg, Zwijsen, 2004. |
Frank Smulders, Een sok in mijn huis. Tilburg, Zwijsen, 2004. |
Frank Smulders, In de soep. Tilburg, Zwijsen, 2004. |
Frank Smulders, Maan en saar. Tilburg, Zwijsen, 2004. |
Frank Smulders, Rim sim raas. Tilburg, Zwijsen, 2004. |
Frank Smulders, Sep is boos. Tilburg, Zwijsen, 2004. |
Bart Demyttenaere, Een papa voor Dino. Antwerpen, Manteau, 2005. |
Daniëlle Vogels, Ik wil niet kiezen tussen papa en mama. Hasselt, Clavis, 2005. |
Rutt Preston, Kapitein Bleekscheet. Hasselt, Clavis, 2007. |
Liliana Erasmus, Dier in nood. Tilburg, Zwijsen, 2008. |
Over Leo Timmers
|
Willy Schuyesmans, Yan Gout, Anne Rutyne, Chris Versteylen en Edwin Vervliet, Leo Timmers. In: 20 jaar Vlaamse jeugdliteratuur, VSVJ v.z.w., 2004. (cd-rom) |
Jean-Marie Binst, Leo Timmers maakt prentenboeken. In: Brussel Deze week, 23-11-2006. |
Website
|
www.leotimmers.com |
81 Lexicon jeugdliteratuur
oktober 2009
|
|