Illustratie van Felix Timmermans
In 1924 verscheen Het Kleuterboek, met de ondertitel: Rijmpjes van Felix Timmermans. Prenten van Tom. Op de linkerpagina een rijmpje, op de rechter een nogal gestileerde tekening, flets van kleur. De rijmpjes zijn enigszins negentiende-eeuws van aard, soms met een moraal, en gaan over alledaagse dingen als een verwaande haan en sleeën. Vriendelijk maar verouderd.
Dan is het een hele tijd stil wat kinderboeken betreft. Pas in de Tweede Wereldoorlog kwam de stroom op gang. Tussen 1942 en 1945 verschenen Vertelsels I, II en III en Anne-Mie en Bruintje. Zoals in zijn andere werk gebruikte Timmermans ook hier een eigen taal, Vlaams van inslag, geen zuiver dialect en ook geen algemeen Nederlands, met talloze fouten tegen grammatica en zinsbouw maar uitermate beeldend.
Ook in de Vertelsels plaatst Timmermans historische of religieuze gebeurtenissen in het Vlaamse land, zoals ‘Het verken als kluizenaar’, over de bekoringen van Sint Antonius en ‘De goede helpers’, over de vlucht naar Egypte.
Naast enkele zwakke verhalen weten de meeste toch de tijdskloof te overspannen. De al eerder genoemde verhalen en ‘Het verksken’ (destijds herhaaldelijk door Magda Janssen voor de radio gebracht), ‘Jan de Kraai’, ‘De Nood van Sinter-Klaas’ zijn door taalgevoelige kinderen zeker nog te genieten.
In Anne-Mie en Bruintje lijden de twee hoofdfiguren schipbreuk - ‘gansch het schip kraakte als een okkernoot in een ijzeren tang’ - spoelen op een eiland aan en moeten eerst vier vijanden overwinnen om op het reddend schip te geraken. Een verhaal waarin sprookjesachtige elementen niet ontbreken, maar dat als geheel aanmerkelijk zwakker en meer verouderd is dan de meeste van zijn andere verhalen voor kinderen.
Onder de titel De goede helpers en andere vertelsels verscheen in 1956 een bloemlezing uit de drie Vertelsels-boeken.
Naast schrijver was Timmermans