| |
| |
| |
Ellen Tijsinger
door Conny Meijer
Foto: Ron de Vries
Ellen Tijsinger is op 7 september 1947 in Utrecht geboren. Na de middelbare school studeerde zij voor de akte N XX en behaalde haar pedagogisch getuigschrift. Ook nam zij deel aan verschillende applicatiecursussen. Zij gaf les in handenarbeid, kinderpsychologie, kinderliteratuur en spelleiding. Onder de naam Ellen de Vries-Tijsinger schreef zij enkele boeken over jonge kinderen. Ook verschenen artikelen van haar in Ouders van Nu, Psychologie en Club.
Over kinderen schrijven veranderde gaandeweg in schrijven vóór kinderen. Haar eerste kinderenboek, Soms ben ik boos, verscheen in 1984. Vanaf haar derde kinderboek, Soms is het feest (1986), gebruikt zij de naam Ellen Tijsinger. Haar boeken worden door de jeugd graag en veel gelezen. Word toch wakker! en Nikolaj werden genomineerd voor de Prijs van de Nederlandse Kinderjury. Morgenster is in 1996 door de Nederlandse Kinderjury bekroond.
| |
Werk
In haar eerste drie boeken richt Ellen Tijsinger zich op kleuters en leerlingen van de laagste klassen van de basisschool. In haar latere werk schrijft zij voor oudere kinderen.
Soms ben ik boos en Soms is het feest zijn bundels met verhalen, liedjes, spelletjes en knutseltips voor kinderen tot ongeveer acht jaar. In het eerste boek zijn de onderwerpen gerangschikt naar thema's als boos zijn of circus spelen. In het tweede boek vormen de verschillende dieren uit een fantasiebos het uitgangspunt. De spelletjes en knutseltips zijn duidelijk op de praktijk gericht en over het algemeen goed uitvoerbaar. De schrijfster richt zich tot kinderen, maar de vele ideeën die zij aan de hand doet vormen ook een inspiratiebron voor mensen die veel met kleuters en peuters werken.
| |
| |
In Bèn je belupklupt! (1985) richt Tijsinger zich direct tot het publiek dat zij met dit boek voor ogen heeft, kinderen vanaf acht jaar. Op relativerende wijze behandelt zij de echtscheidingsproblematiek van een tandartsgezin. Vader en moeder zijn zo verschillend dat ze besluiten uit elkaar te gaan. De kinderen zoeken troost bij hun oude buurvrouw Bébeloe, die alle problemen van tafel veegt met de uitdrukking: ‘Bèn je belupklupt!’ Dankzij de inspanning van kinderen en buurvrouw proberen de ouders elkaar toch weer te vinden. De volwassenen in dit verhaal zijn niet helemaal geloofwaardig. Tijsinger lijkt nog op zoek naar de juiste vorm en toon. Het doen en denken van kinderen in een dergelijke situatie is echter met veel aandacht neergezet.
Word toch wakker! (1988), geschreven voor kinderen van tien jaar en ouder, maakte van Ellen Tijsinger een bekend schrijfster. Zij koos voor een gedegen, serieuze behandeling van een groot probleem. De twaalfjarige Jasmijn maakt van nabij mee hoe haar jongere broertje na een verkeersongeluk in coma raakt. Het gezin lijdt ernstig onder de spanning. Moeder heeft voortdurend last van migraine en Jasmijn moet steeds meer taken van haar overnemen. Daardoor gaan haar schoolprestaties achteruit. Tot een schoolgenoot zich over haar ontfermt. De gevoelens en gedachten van Jasmijn en haar reacties op de omgeving zijn goed invoelbaar. Tijsinger laat zien hoe een positieve aandacht stimulerend kan werken om geloof in de toekomst te houden.
Onbegrip met als gevolg eenzaamheid is een terugkerend gegeven in het werk van Ellen Tijsinger. In Dat had je gedroomd (1992), Morgenster (1995) en Kaper op de vlucht (1997) proberen de hoofdpersonen een als uitzichtloos ervaren situatie te ontvluchten. Elke keer blijkt dat angst een slechte raadgever is. Job Joosten uit Dat had je gedroomd moet na de grote vakantie naar de brugklas. Al die moeilijke vakken leren lijkt hem niks en hij besluit in het bos een hut te bouwen en zich daar terug te trekken. Terwijl hij bezig is met het aanleggen van een voorraad, raakt hij bevriend met het blinde meisje Myrthe. Doordat zij hem vraagt begrippen als kleur uit te leggen, wordt hij gedwongen over zichzelf en zijn omgeving na te denken. De zwerver die tijdelijk zijn hut bezet houdt, doet hem beseffen dat hij niet goed met zijn probleem is omgegaan. Uiteindelijk blijkt de nieuwe school leuker dan hij had gedacht.
Gino uit Kaper op de vlucht kan niet wennen op Sicilië, het eiland waar zijn ouders naar toe zijn verhuisd. Stiekem gaat hij naar oma en opa in Amsterdam. Als hij terug wordt gestuurd, kaapt hij een vliegtuig. Het vliegtuig landt in de woestijn. Gino loopt weg en beleeft een aantal onwaarschijnlijke avonturen. Ondanks de wel erg zwaar aangezette belevenissen geeft het verhaal een aardig beeld van een wanho- | |
| |
pige jongen die stoer probeert te zijn, maar uiteindelijk zichzelf tegenkomt.
Haar reis met een hulpgoederentransport naar Roemenië inspireerde Ellen Tijsinger tot Vijandig vuur (1994). Twee Nederlandse kinderen, Mariska en Istvan, mogen met hun vader mee naar Roemenië om daar kleren en schoolmateriaal te brengen. Ze worden gastvrij ontvangen en maken kennis met het schrijnende gebrek van de Roemenen. Buiten het dorp woont een groep zigeuners. Zij worden door iedereen met de nek aangekeken. Omdat ze vrijwel niets bezitten, stelen sommige zigeuners. Op een dag nemen enkele dorpsbewoners wraak en steken het zigeunerkamp in brand. Mariska en Istvan sluiten vriendschap met Django, een zigeunerjongen die samen met zijn oma en zijn zusje in een schamel hutje woont. Het leidt tot onbegrip bij de Roemenen, maar de kinderen laten hun vriend niet in de steek.
Ook De zwarte vulkaan (1996) en Zonnekind (1998) spelen in landen waar de leefomstandigheden van veel kinderen erbarmelijk zijn. In het eerste boek droomt de arme Chico, die in de leerlooierij van zijn vader moet werken, ooit schoenpoetser te worden. Doordat een van zijn kuikens uitgroeit tot een flinke vechthaan en hij via weddenschappen geld wint, kan hij zich uit zijn troosteloze bestaan bevrijden. Zonnekind schreef Ellen Tijsinger nadat zij voor Novib naar India was geweest en daar geconfronteerd werd met kinderarbeid.
Illustratie van Mance Post uit De tuin zonder eind
Hoofdpersoon Surya komt niet op school terecht, zoals hem was beloofd, maar in een gesloten kinderwerkplaats. Hij is het slachtoffer van een ronselaar die veel geld verdient aan kinderarbeid.
De tuin zonder eind neemt in het oeuvre van Ellen Tijsinger een bijzondere plaats in. Met vallen en opstaan leert de geestelijk gehandicapte Joris de wereld om hem heen kennen. De tuin achter het huis is voor hem de veilige plek waar hij zich gelukkig kan voelen.
| |
| |
| |
Nikolaj
Sinds de dood van haar echtgenoot kan Nikolajs moeder het leven niet goed aan en vlucht ze in de drank. Nikolaj doet alle moeite om het gezin enigszins draaiende te houden en de gevolgen van de drankzucht van zijn moeder zo goed mogelijk te verdoezelen. Uit angst dat de mensen zullen ontdekken hoe erg het met zijn moeder is gesteld, houdt hij zich op school afzijdig, waardoor hij sterk vereenzaamt. Hoewel de buren Nikolaj en zijn zusje zo veel mogelijk opvangen, blijft Nikolaj zich toch verantwoordelijk voelen voor de gebeurtenissen thuis. Hij vindt de raad om zijn moeder niet steeds te helpen, maar haar te confronteren met haar daden erg moeilijk, maar volgt deze ten slotte toch op. Pas als zijn moeder met haar auto in de tuin van de buren belandt en niemand de auto verwijdert, dringt het tot moeder door dat er iets goed mis is met haar. Zij gaat naar de Jellinekkliniek. Hoewel zij tijdens een weekend thuis weer even in haar oude kwaal terugvalt en naar de fles grijpt, blijven moeder en kinderen vol goede moed zich op de toekomst richten.
| |
Morgenster
De veertienjarige Thomas wordt op school vreselijk getreiterd door een groepje jongens. Omdat vader buiten zijn schuld werkloos is, beschikt het gezin over weinig geld. Thomas wordt spottend Thomas Tweedehands genoemd en hij voelt zich doodongelukkig. Hij ziet wel dat zijn stiefmoeder haar best doet, maar zijn zelfmedelijden is zo groot dat hij geen vriendelijkheid en liefde verdraagt. Dan ontmoet hij Rosa, ‘de Morgenster’, een vervuild zwerfstertje dat snuffelt tussen het afval. Ze worden vrienden. Thomas denkt dat een leven buiten het beschermde gezin hem meer kan bieden. Hoewel Rosa een vreemd meisje is, leert hij door haar om met andere ogen naar zijn bestaan te kijken. En wat belangrijker is: hij leert dat hij niet moet weglopen voor moeilijkheden, maar ook aan zichzelf kan werken.
| |
Waardering
Kinderen lezen de boeken van Ellen Tijsinger graag, wat ook blijkt uit veelvuldige bekroningen door plaatselijke kinderjury's. Volwassenen reageren over het algemeen kritischer. Zij vinden Tijsinger stilistisch niet zo sterk: haar zinnen zijn te kort, haar stijl is te zanderig, haar schrijfvaardigheid te gering, haar woordkeus te clichématig. Aan de andere kant is er veel waardering voor de wijze waarop zij de door haar gekozen problematiek benadert en de zorgvuldigheid waarmee zij over haar onderwerp schrijft. Vooral Morgenster kreeg veel waardering. Paul Grobbe schreef in Leesgoed dat hij het boek van een zeldzaam soort vindt. En hoewel de uitwerking volgens hem wat te mager is, roemt hij het hoge niveau van de beschrijvingen.
| |
| |
| |
Bibliografie
Keuze uit het werk voor volwassenen
|
Onder de naam Ellen de Vries-Tijsinger:
Werken in een peuterspeelzaal (1983), Als je pas komt kijken: over het babyleven (1984), Er op uit met kinderen (1985). |
|
Jeugdboeken
|
Onder de naam Ellen de Vries-Tijsinger:
Soms ben ik boos. Met illustraties van Lucy Keijser. Baarn, Hans Elzenga, 1984. |
Bèn je belupklupt! Met illustraties van Babs van Wely. Baarn, Hans Elzenga, 1985. |
|
Onder de naam Ellen Tijsinger:
Soms is het feest. Verhalen, liedjes, spelletjes en knutseltips. Met illustraties van Ruud Bruijn. Haarlem, Gottmer, 1986. |
Word toch wakker! Rotterdam, Lemniscaat, 1988. |
Nikolaj. Rotterdam, Lemniscaat, 1989. |
Dat had je gedroomd. Amsterdam, Van Goor, 1992. |
De tuin zonder eind. Met illustraties van Mance Post. Amsterdam, Van Goor, 1993. |
Vijandig vuur. Amsterdam, Van Goor, 1994. |
Morgenster. Amsterdam, Van Goor, 1995. |
De zwarte vulkaan. Amsterdam, Van Goor, 1996. |
Kaper op de vlucht. Amsterdam, Van Goor, 1997. |
Zonnekind. Amsterdam, Van Goor, 1998. |
|
Over Ellen Tijsinger
|
Jan Smeekens, Soms is het feest. In: Faam/Vlissinger, 4-2-1987. |
Els de Groen, Lekker lezen. In: Hervormd Nederland, 4-2-1989. |
Els de Jong-van Gurp, Mámotskja en wodka; een jongerenroman over alcoholverslaving. In: Nederlands Dagblad, 8-1-1990. |
Joyce Bos, Nikolaj's moeder is aan de drank. In: Tubantia, 7-2-1990. |
Lieke van Duin, Alcoholverslaving. In: Trouw, 13-6-1990. |
Dokumentatie auteurs en illustratoren van jeugdboeken, jaargang 14, nr 13. Den Haag, NBLC, 1990. |
Henrieke Laning, Tip van een lachende schrijfster: ‘Let goed op bij Nederlands’. In: Primeur, 12-3-1992. (Interview) |
Margreet Fogteloo, Ellen Tijsinger: ieder zijn eigen beelden. In: Utrechts Nieuwsblad, 13-10-1994. |
Paul Grobbe, Morgenster. In: Leesgoed, jaargang 1996, nr. 4, blz. 146. |
Ruud Kraaijeveld, ‘Morgenster’. In: Jeugdliteratuur in de basisvorming, 1e jaargang (1996), nr. 1, blz. 17-20. |
47 Lexicon jeugdliteratuur
juni 1998
|
|