Kritieken
In 1901 en 1902 publiceerde Thijssen enkele recensies van kinderboeken in School en Leven, het blad van Jan Ligthart. In 1905 richtte hij samen met P.J. Bol een eigen tijdschrift op, De Nieuwe School. In het eerste nummer zette hij zijn opvattingen over de beoordeling van kinderboeken uiteen. Van ‘opvoederigheid’ moest hij niets hebben, hij legde de nadruk op een persoonlijk kunstenaarschap:
‘Een kinderschrijver moet schrijver zijn. Hem moet de taal iets méér zijn dan het ons gewone menschen is; en bovendien moet hij van het kind houden; zóóveel houden, dat het kind hem verstaat. Hij moet eerlijk geven wat er in hem leeft; en wat er in hem leeft moet voor het kind zijn; en zóó hevig moet het in hem zijn, dat hij 't uit; dat hij 't uiten móét.
Een kinderboek moet echt zijn.
En een kinderboek beoordelen is alleen maar kijken, of het echt is; of de schrijver kinder-kunstenaar is.
Wat 'n raar woord, hè: “kinderkunstenaar”!’
In de vijf jaar dat Thijssen regelmatig in De Nieuwe School recenseerde, kwam hij zelden of nooit tot een positief oordeel. Als hij vaststelde dat een ‘zoogenaamd kinderschrijver’ niet kon schrijven, was hij bovendien buitengewoon fel in zijn kritiek: ‘prullenwerk’, ‘onkinderlijk’, ‘niet veel soeps’, ‘zeldzaam-idioot boek’. De reacties