dat ze het zoetige van het traditionele meisjesboek zouden missen. Vernieuwend zijn ze echter alleen in zoverre, dat het optreden van meisjes in deze boeken niet altijd overeenstemt met het vertrouwde meisjesgedrag. De grenzen tussen meisjes- en jongensboek vervagen hierdoor enigszins.
Met De Kneukels van de Makkeheide (1977) sloeg Monique Thijssen een nieuwe weg in. Dit verhaal voor lezers van negen jaar en ouder beschrijft de onvrede van een groepje kinderen met het gedrag van hun onderwijzer; zij ontvoeren zijn hond om hem te dwingen zijn klas menswaardiger te behandelen. De schrijfster behandelt dit gegeven in een humoristisch, spannend verhaal, waarin rolpatronen nadrukkelijker dan in de Joan-boeken doorbroken worden en waaruit de jonge lezer vooral de indruk krijgt dat hij niet onmondig is, dat hij het gedrag van volwassenen niet altijd lijdzaam hoeft te ondergaan en dat hij best voor zijn eigen rechten mag opkomen.
Ook De jongen met het litteken (1980), voor lezers van twaalf jaar en ouder, is opgebouwd rondom de gedachte dat het zin kan hebben te vechten voor je toekomst. De vijftienjarige Michael Pommier wordt Pompom de Rafel genoemd naar het grote rafelige litteken op zijn gezicht. Bij de brand die de boerderij van zijn ouders verwoestte, is hij voor het leven getekend, niet alleen door dit zichtbare litteken, maar ook door de minder zichtbare wonden, die de dood van zijn moeder en van zijn hond in hem heeft achtergelaten. Zijn vader, Papajo, is er nog erger aan toe; hij kan de moed niet opbrengen om zijn bestaan opnieuw op te bouwen. Dat kan Pompom wel, daarbij geholpen door zijn vriendin, het zigeunermeisje Andrea, en daardoor durft ook Papajo het leven weer aan.
Rondom haar boek Juni September (1981), heeft Monique Thijssen zelf enige opschudding veroorzaakt. Haar uitgever beschouwde het als een adolescentenroman, waardoor het in de boekhandel en de bibliotheek in veel gevallen bij de kinder- en jeugdboeken kwam te staan. Monique Thijssen verstuurde in november 1981 een persbericht aan ‘literatuurcritici, boekverkopers en lezers van Nederland’, waarin zij zegt ‘zich van dit alles een barst’ te schrikken. Zij meent met Juni September een volwassen roman te hebben geschreven, gegoten in een volwassen literaire vorm.
Juni September is een meisje van achttien jaar, levend in een vreemde liefde - haatverhouding tot haar bazige moeder, balancerend op de rand van volwassenheid. Moeder en dochter leven in een geïsoleerd gemeenschapje met een paar mensen die aan de zelfkant van de samenleving geraakt zijn en door de moeder zijn opgevangen. Door gebeurtenissen en gesprekken krijgt vooral het meisje Juni gestalte in haar groei naar zelfstandigheid, waardoor de betiteling