| |
| |
| |
Tais Teng
door Anne Marg Bakker
Tais Teng is op 14 april 1952 in Den Haag geboren. Zijn echte naam is Thijs van Ebbenhorst Tengbergen. Weinig mensen kunnen dat correct onthouden. Daarom koos hij voor een pseudoniem. De keuze viel op Tais Teng, omdat die naam ook in het buitenland goed klinkt.
Teng studeerde biologie, maar stopte daar voortijdig mee. Liever hield hij zich bezig met schrijven en tekenen; zijn eerste boeken heeft hij zelf geïllustreerd. Hij deed illustratiewerk voor uitgeverijen en reclamebureaus en ontwierp decorstukken voor het theater. Daarnaast werkte hij mee aan educatieve boeken en schreef hij samen met Wim Burkink toneelstukken.
In 1971 debuteerde hij met het korte verhaal ‘De beelden der goden’, dat geplaatst werd in een voor volwassenen bedoeld sciencefictiontijdschrift; toen nog onder zijn eigen naam. Aanvankelijk schreef hij enkel voor volwassenen. Vanaf 1979 maakte hij verhalen voor jeugdbladen als Taptoe en Ezelsoor. Sindsdien is hij zich steeds meer op een jonger publiek gaan richten. In 1981 verscheen Cepheïde, een bundel met verhalen die eerder in tijdschriften waren gepubliceerd. Een jaar later volgde zijn eerste jeugdroman, Als de cactussen zachtjes fluiten.
Voor zijn fantastische verhalen ontving hij diverse prijzen. Mede daardoor kreeg hij ook buiten Europa bekendheid. De King Kong Award voor sciencefiction won hij zo vaak dat hij niet meer elk jaar mocht meedoen. Deze prijs - tegenwoordig Paul Harland Prijs genoemd - wordt vanaf 1976 uitgereikt aan de auteur van het beste origineel Nederlandstalige fantastische verhaal.
Het werk van Tais Teng verscheen in Duitsland, Frankrijk, Finland, voor- | |
| |
malig Tsjechoslowakije, de Verenigde Staten en Rusland.
Tais Teng was lid van het Griezelgenootschap, een groep auteurs die ‘griezellige’ verhalen schreef. Ook schrijvers als Eddy C. Bertin, Paul van Loon, Bies van Ede en Henk van Kerkwijk behoorden tot dit genootschap, dat in 2003 is opgeheven. De samenwerking liep ten einde met de publicatie van Griezellige bosavonturen (2003). Op de website was destijds te lezen dat de leden van het genootschap de weg waren kwijtgeraakt in het angstaanjagende bos uit de vertelling.
| |
Werk
Tais Teng is een veelzijdig en productief auteur. Hij geniet voornamelijk bekendheid vanwege zijn sciencefiction- en griezelverhalen; daarnaast schrijft hij detectives, milieu-thrillers en historische verhalen. In zijn werk ligt de nadruk op actie en handeling, hoewel hij in zijn boeken voor de oudere jeugd ook aandacht besteedt aan de ontwikkeling van de personages door hun gevoelswereld te beschrijven. Teng zet de werkelijkheid graag op zijn kop. In Prooien van de zielzuiger (1998) laat hij een bizarre wereld tot leven komen die parallel naast de onze bestaat. Rutger gaat die andere wereld binnen om de zielen van zijn ouders en zusje te redden. Onderweg moet hij het opnemen tegen angstaanjagende wezens als Tareks, Sarks, Zielzuigers en Farkanen. In De trap naar de Nederzee (1999) wordt een spel gespeeld met de werkelijkheid. Wanda komt terecht in een onderwereld waar alles omgekeerd is. Van te lang in de zon liggen kan je bijvoorbeeld akelig wit worden. De auteur verwijst expliciet naar Alice in Wonderland van Lewis Caroll. De Nederzee is ontleend aan Spiegelland, maakt hij duidelijk in zijn nawoord. De trap naar de Nederzee doet denken aan de Griekse mythologie, waar de rivier de Styx toegang geeft tot de onderwereld.
Voor hij aan het schrijven van een historisch jeugdboek begint, leest Teng veel over het onderwerp, om zich in te leven in de tijd en plaats die hij wil beschrijven. Zo ontstond De donder van tienduizend hoeven (1992) dat in China speelt tijdens de veroveringen van Dzenghis Khan in de dertiende eeuw. Hoofdpersoon is Chen. Zijn oudere broer Zes Stieren is soldaat in het keizerlijke leger. Kort nadat Zes Stieren dienst heeft genomen in het leger, wordt hij gedood. De gerespecteerde kasteelheer Sun Yan blijkt verantwoordelijk voor zijn dood. Hij heeft een hekel aan sterke en dappere strijders als Zes Stieren en heeft een plan opgesteld om hem te laten vermoorden. Chen ontdekt echter de ware aard van Sun Yan en brengt hem in verband met zijn broers dood. Veel tijd om daarover na te denken is er niet. De legers van Dzenghis Khan zijn in aantocht. Met behulp van magische bezweringen slagen Chen en de dorpsbewoners erin het gevaar af te wenden.
| |
| |
Illustratie van Harmen van Straaten uit Verboden vingers te voeren
Ofschoon het uitgangspunt voor zijn vertellingen ongewoon is, vindt Teng wel dat zijn verhalen een volstrekt logische uitwerking moeten krijgen om geloofwaardig te blijven. Als zijn lezers kunnen voorspellen wat er in een verhaal gaat gebeuren, vindt hij dat hij heeft verloren. Hij wil met zijn boeken in de eerste plaats ontspanning bieden. Teng heeft een hekel aan verantwoorde kinderboeken, die thema's als kindermishandeling, scheidende ouders of incest ‘behandelen’. Een onderwerp als milieuvervuiling gaat hij daarentegen niet uit de weg. Waterrovers (1993) heeft de schaarste aan drinkwater als onderwerp. Het verhaal speelt in de toekomst. Lenya en haar ouders hebben zelf geen gebrek aan water. Als het tot haar doordringt dat dit bij anderen wel het geval is, besluit Lenya hen te gaan helpen. Samen met Enrico van de geheime groepering Water Voor het Volk komt ze een complot op het spoor. Het verhaal is spannend opgebouwd. Ook valt er een commentaar in te lezen op de manier waarop wordt omgegaan met ons milieu en de leefomgeving.
| |
De ondierentuin
Verboden vingers te voeren (2001) en Aaien op eigen risico (2003) spelen in een ondierentuin die zich diep onder Artis bevindt. De ouders van Vincent en Ingrid zijn oppassers in deze ongewone dierentuin die niet toegankelijk is voor publiek. Er zitten zeldzame dieren zoals gnars, karzuibels, driehoornige zuurpruimen, eenhoorns, waaktrollen en steenvretertjes. Zij worden beschermd tegen wetenschappers die op hen willen experimenteren. Een prachtige locatie voor spannende avonturen. De kinde- | |
| |
ren proberen de dieren uit handen te houden van louche handelaars. Zij voelen zich verantwoordelijk voor ‘hun’ dieren, hoewel sommige onbetrouwbaar zijn. De waaktrol Hugeir bijvoorbeeld eet je op zodra hij de kans krijgt. In Verboden vingers te voeren wordt Vincent misleid door het schattige blauwgestreepte konijn, dat bij volle maan in een gruwelijk monster verandert. In Aaien op eigen risico moeten Vincent en Ingrid zien te voorkomen dat de ochtendgaal gestolen wordt door een foute handelaar. Een ochtendgaal lijkt een verfomfaaid vogeltje, maar kan elke gedaante aannemen. Nog een bijzondere eigenschap is dat het diertje met zijn gezang de zon wekt. Doet hij dat niet, dan blijft het donker.
Met veel humor schept Teng een wereld waarin kinderen slim en ondernemend zijn en ouders trager en minder oplettend dan hun kroost. Hierdoor kunnen jonge lezers zich gemakkelijk identificeren met Vincent en Ingrid.
| |
Waardering
Een groot aantal recensenten schrijft geen besprekingen over Tengs boeken. Dit geldt met name voor critici die een belangrijke stem hebben in het vakgebied van de jeugdliteratuur. Mogelijk vinden zij dat de kwaliteit van Tengs werk te wensen overlaat. De kritiek luidt vaak dat de auteur in zijn verhalen allerlei zaken onuitgewerkt laat en dat zijn schrijfstijl te veel clichés bevat. Evenmin enthousiast is men over de wijze waarop Teng zijn verhaalfiguren neerzet. Over Aardig is niet genoeg (1996) oordeelde Ria de Schepper in Leesidee Jeugdliteratuur: ‘De typering van de personages is vlak en rechtlijnig. Vooral de rijke Linda krijgt een karikaturaal tintje.’ Peter de Boer was nog directer in zijn commentaar. Over Gruwelgeintjes (1999) schreef hij: ‘Het is een vrijwel plotloos boek bevolkt door vrijwel karakterloze karakters. Te griezelen valt er niets, maar giechelen des te meer. Een aanrader voor wie de meligheid zo liefheeft dat hij haar zelfs tot thematische crux verheven wenst te zien’ (Trouw).
Daarentegen zijn er ook recensenten die menen dat Teng op overtuigende wijze het plot kan vormgeven en de spanning weet op te bouwen. ‘Teng is een meester in de langzame spanningsopbouw en de creatie van een griezelige sfeer’, schreef Erik Vanhee in Leesidee Jeugdliteratuur. Door sprekende details slaagt de auteur erin zijn verhaalwerelden aannemelijk te maken. Karel Smits in Pluizer: ‘De schrijver kan ons beschrijvingen geven van technische apparatuur, al dan niet bestaande, zonder de vaart van het verhaal te breken.’
Ook wordt positief geoordeeld over zijn boeken voor kinderen die moeite hebben met lezen, hoewel er ook enkele critici zijn die vinden dat hij te moeilijke woorden gebruikt en daardoor aansluiting mist bij de doelgroep.
| |
| |
| |
Bibliografie
Keuze uit de jeugdboeken
|
De heerser van Mordan. Met illustraties van Alex de Wolf Tilburg, Zwijsen, 1985. |
De ring van Ardek. Met illustraties van Alex de Wolf. Tilburg, Zwijsen, 1986. |
Vreemde gasten. Met illustraties van Koen Fossey. Tilburg, Zwijsen, 1987. |
De aanval van de vuurkevers. Met illustraties van Liesbeth Keder. Tilburg, Zwijsen, 1988. |
De goudmaker. Met illustraties van Philip Hopman. Tilburg, Zwijsen, 1989. |
De vloot van de sultan. Met illustraties van Philip Hopman. Tilburg, Zwijsen, 1990. |
Licht op de heuvel. Met illustraties van Diet van Beek. Tilburg, Zwijsen, 1990. |
Gifschip Osaka. Met illustraties van Danny Juchtmans. Amsterdam, Elzenga, 1991. |
400 graden in de schaduw. Met illustraties van Fred de Heij. Amsterdam, Elzenga, 1992. |
De donder van tienduizend hoeven. Met illustraties van Fred de Heij. Tilburg, Zwijsen, 1992. |
Het spoor van de spookvos. Met illustraties van Philip Hopman. Tilburg, Zwijsen, 1993. |
Waterrovers. Met illustraties van Danny Juchtmans. Amsterdam, Elzenga, 1993. |
De zoon van de slang. Met illustraties van Fred de Heij. Tilburg, Zwijsen, 1994. |
Klauwen van ijs. Met illustraties van Walter Donker. Amsterdam, Elzenga, 1994. |
De wortels van het woud. Met illustraties van Walter Donker. Amsterdam, Elzenga, 1995. |
Gezocht door de tijdpolitie. Met illustraties van Ruud Bruijn. Tilburg, Zwijsen, 1995. |
Aardig is niet genoeg. Met illustraties van Camila Fialkowski. Tilburg, Zwijsen, 1996. |
Dode ogen. Amsterdam, Elzenga, 1996. |
Bloedzusters. Met illustraties van Rick de Haas. Amsterdam, Elzenga, 1997. |
Langs de Duisterweg. Met illustraties van Rick de Haas. Amsterdam, Elzenga, 1997. |
Walvis aan bakboord. Met illustraties van René van Halderen. Tilburg, Zwijsen, 1997. |
De beet van de demon. Amsterdam, Elzenga, 1998. |
De prins van Kwaakland. Met illustraties van Leo Timmers. Tilburg, Zwijsen, 1998. |
Gisteren is nooit te laat. Met illustraties van René van Halderen. Tilburg, Zwijsen, 1998. |
Het derde antwoord. Met illustraties van Rick de Haas. Amsterdam, Elzenga, 1998. |
Prooien van de zielzuiger. Tilburg, Zwijsen, 1998. |
Voorbij de zerken. Amsterdam, Elzenga, 1998. |
De trap naar de Nederzee. Tilburg, Zwijsen, 1999. |
Door het dode land. Met illustraties van Fred Marshall. Tilburg, Zwijsen, 1999. |
Gruwelgeintjes. Met illustraties van Rick de Haas. Amsterdam, Elzenga, 1999. |
Nieuw bloed. Amsterdam, Elzenga, 1999. |
De wolven van Rome. Amsterdam, Leopold, 2000. |
Heksenbaantjes. Met illustraties van Rick de Haas. Amsterdam, Elzenga, 2000. |
Het goud van de farao. Amsterdam, Leopold, 2001. |
Hocus, pocus, oei! Met illustraties van Riske Lemmens. Tilburg, Zwijsen, 2001. |
Verboden vingers te voeren. Met illustraties van Harmen van Straaten. Amsterdam, Leopold, 2001. |
Zwartekattenkwaad. Met illustraties van Rick de Haas. Amsterdam, Leopold, 2002. |
De zoon van de zadelmaker. Met illustraties van Yolanda Eveleens. Tilburg, Zwijsen, 2002. |
Een hoed vol kakelkonijnen. Met illustraties van Riske Lemmens. Tilburg, Zwijsen, 2002. |
Hocus, pocus, pas op! Met illustraties van Riske Lemmens. Tilburg, Zwijsen, 2003. |
Duizend eilanden ver. Met illustraties van Mark Janssen. Baarn, De Fontein, 2003. |
Aaien op eigen risico. Met illustraties van Harmen van Straaten. Amsterdam, Leopold, 2003. |
De toren van de woestijngeesten. Met illustraties van René van Halderen. Tilburg, Zwijsen, 2003. |
Chatbox leugens. Met illustraties van René van Halderen. Tilburg, Zwijsen, 2004. |
De beschermgeest. Baarn, Piramide, 2004. |
Het net van de vuurgod. Met illustraties van Martijn van der Linden. Amsterdam, Ploegsma, 2004. |
Over Tais Teng
|
Katrien Verbruggen, [over De goudmaker]. In: Pluizer (bijlage bij Bib-krant), jaargang 9 (1990), nr. 4, blz. 5. |
Joke Linders, [over Licht op de heuvel]. In: Algemeen Dagblad, 14-2-1991. |
Jeroen Kuypers, Ik heb een broertje dood aan ‘verantwoorde’ kinderboeken. In: Amersfoortse Courant, 26-10-1991. (interview) |
| |
| |
Karel Smits, Milieuproblemen: Gifschip Osaka. In: Pluizer (bijlage bij Bib-krant), jaargang 11 (1992), nr. 3, blz. 8. |
Caspar Markesteijn, Waterrovers. In: Haarlems Dagblad, 15-7-1993. |
Marita Vermeulen, [over Gezocht door de tijdpolitie]. In: Leesidee Jeugdliteratuur, jaargang 1 (1995), nr. 10, blz. 379. |
Ria de Schepper, Aardig is niet genoeg. In: Leesidee Jeugdliteratuur, jaargang 2 (1996), nr. 7, blz. 247. |
Mike Ghys, Waterrovers. In: Pluizer (bijlage bij Klapper), jaargang 13 (1998), nr. 2, blz. 17. |
Peter de Boer, Het enige wat van Loki overblijft is een plastic drol. In: Trouw, 27-3-1999. [Over Gruwelgeintjes]. |
Karen Ghonem-Woets, Tais Teng. In: Schrijver gevonden. Tielt/Lannoo, Den Haag/Biblion, 1999. |
Katrien Vloeberghs, De trap naar de Nederzee. In: Leesidee Jeugdliteratuur, jaargang 6 (2000), nr. 3, blz. 116. |
Trees Wissenburg, Een andere werkelijkheid. In: Utrechts Nieuwsblad, 26-5-2001. |
Jaap Boekestein, Lezen over Tais Teng. Den Haag, Biblion, 2002. |
Jan van Coillie e.a. (red.), Tais Teng. In: Encyclopedie van de jeugdliteratuur. Baarn/De Fontein; Wolters Noordhoff, 2004. |
66 Lexicon jeugdliteratuur
oktober 2004
|
|