de ze een prentenboek over de spin Anansi voor vier- tot achtjarigen.
In haar eerste boeken beschreef ze politieke situaties of gebeurtenissen door de ogen van jonge mensen. Die zijn in eerste instantie slachtoffers, maar leren dat ze samen, in solidariteit, iets aan hun situatie kunnen doen, ook al betekent dat soms dat ze moeten vluchten. De inspiratie voor deze verhalen deed ze op tijdens haar vrijwilligersactiviteiten in de Dominicaanse Republiek. Een beetje zout (1994) en Vannacht op zee (1996) gaan beide over Haïti, buurland van de Dominicaanse Republiek. Het eerste boek speelt in 1991, als de jonge priester Jean Bertrand Aristide het volk mobiliseert tegen het leger dat een dictatoriaal schrikbewind voert. Het verhaal wordt afwisselend verteld door Djo en Jeremie, die Aristide van dichtbij hebben meegemaakt. Vannacht op zee speelt twee jaar later. Het leger heeft opnieuw de macht gegrepen, nadat Aristide na een presidentschap van zeven maanden gedwongen was om af te treden. Hoofdpersoon is Paulie, die bij haar oma en oom woont. Haar oom maakt doodskisten en zet zijn vaardigheden in voor een boot waarmee de familie het land kan ontvluchten. Als een vriend van Paulie zijn gesprek met een buitenlandse journalist met de dood moet bekopen, wordt het Paulie en haar familie duidelijk dat ze hun voornemen snel moeten uitvoeren. Met hun boot, ‘Chache Lavi’ (‘Op zoek naar leven’), zoeken ze een nog onbekende vrijheid op.
In Vlucht naar Niemandsland (1994) ontvlucht de twaalfjarige Felipe samen met zijn moeder en zusje El Salvador, als zijn vader slachtoffer is geworden van een politieke moord. Na een lange, moeizame tocht bereiken ze Canada, waar ze als vluchtelingen worden toegelaten.
De twee historische verhalen - De pelgrimsschelp (1995) en Dochter van de Bedoeïenen (1997) - spelen respectievelijk in het middeleeuwse Europa en Marokko. Het zijn avontuurlijke verhalen met veel details over het dagelijkse leven en de twee religies: het christendom en de islam. In De pelgrimsschelp wacht de veertienjarige Elenor met tegenzin op de man aan wie zij is uitgehuwelijkt: de kruisvaarder Thomas van Engeland. Als hij teruggekeerd is in het dorp, is hij nog niet toe aan een leven als getrouwd man en heer van een kasteel. De twee worden door de dorpspriester op bedevaart gestuurd naar Santiago de Compostela, voornamelijk om boete te doen voor de zonden van alle dorpsbewoners. Onderweg komen ze met zichzelf en elkaar in het reine en veranderen hun gevoelens voor elkaar. In Dochter van de Bedoeïenen zijn de hoofdpersonen, Halima en haar neef Atiyah, al verliefd op elkaar en worden ze juist tegen hun zin van elkaar gescheiden. De scheiding ontstaat wanneer Atiyah naar Fez wordt gestuurd om daar te gaan studeren, en wordt bijna definitief als Hali-