| |
| |
| |
Toon Tellegen
door Jos Staal
© Leo van Noort
Toon Tellegen is op 18 november 1941 in Den Briel geboren als zoon van een huisarts. Zijn moeder woonde tot haar negende in Sint-Petersburg; haar vader stamde af van een familie uit het Twentse Vriezenveen die al generaties lang handelscontacten onderhield met Russen. In 1918, een jaar na het uitbreken van de revolutie, vluchtte het gezin naar Nederland.
Na het voltooien van zijn gymnasiumopleiding, in 1959, vertrok Toon Tellegen voor een jaar naar de Verenigde Staten waar hij aan de universiteit van Virginia ‘liberal arts’ studeerde. Terug in Nederland begon hij aan een studie geneeskunde in Utrecht. Vanaf 1970 werkte hij drie jaar als arts in een ziekenhuis in Kenia. Soms trok hij eropuit om dierenverhalen te verzamelen onder de Maasai, een nomadenvolk in oostelijk Afrika. In 1973 vestigde hij zich als huisarts in Amsterdam. Tussen 1997 en 2009 werkte hij parttime in enkele psychiatrische klinieken.
Tellegen debuteerde in 1980 met De zin van een liguster, een dichtbundel voor volwassenen. Voor kinderen schrijft hij vrijwel uitsluitend proza. Zijn eerste jeugdboek, de bundel dierenverhalen Er ging geen dag voorbij, verscheen in 1984.
Zijn werk is vele malen bekroond. Toen niemand iets te doen had kreeg in 1988 de Gouden Griffel. Deze onderscheiding was er in 1994 ook voor Bijna iedereen kon omvallen. Zilveren Griffels gingen in 1990 naar Langzaam, zo snel als zij konden, in 1994 naar Jannes, in 1997 naar Tennis en in 1999 naar De verjaardag van alle anderen. In 1992 en in 1994 ontving Tellegen voor respectievelijk Juffrouw Kachel en Bijna iedereen kon omvallen de Wou- | |
| |
tertje Pieterse Prijs. Aan De genezing van de krekel werd in 2000 de Gouden Uil voor Jeugdliteratuur toegekend. Al zijn jeugdboeken zag hij in 1997 bekroond met de Theo Thijssenprijs. De bundel poëzie voor volwassenen Een dansschool kreeg in 1993 de Jan Campertprijs. Voor zijn gehele oeuvre mocht Tellegen de Hendrik de Vriesprijs 2006 en de Constantijn Huygensprijs 2007 in ontvangst nemen.
| |
Werk
In het oeuvre van Toon Tellegen nemen de dierenverhalen een centrale plaats in. Ze komen voort uit de verhaaltjes die hij voor het slapen gaan aan zijn dochter vertelde. Toen zij te oud werd voor dit ritueel besloot hij dagelijks een dierenverhaal op te schrijven. Dit gebeurde met een ijzeren discipline: iedere avond schreef hij in ongeveer twintig minuten een verhaal van maximaal anderhalf kantje. ‘Het was een volkomen vrijblijvende, mijzelf opgelegde opdracht,’ zei Tellegen in een vraaggesprek met de Haagsche Courant. Hij was niet van plan de verhalen te publiceren. Dit gebeurde pas nadat uitgeverij Querido, waar al enkele bundels poëzie voor volwassenen waren verschenen, erop had aangedrongen.
Vanaf het begin legde Tellegen zich een aantal beperkingen op. Van elke diersoort - nooit huisdieren - mocht in de verhalen slechts één exemplaar voorkomen. De dieren moesten allemaal even groot zijn en onderling verwisselbaar; ze mochten zich niet onderscheiden door persoonlijke eigenschappen. Aan laatstgenoemde restrictie heeft hij zich niet gehouden: verscheidene dieren gingen zich geleidelijk profileren. De eekhoorn, waarvan het aanvankelijk de bedoeling was dat hij in elk verhaal zou voorkomen, is melancholiek en bespiegelend van aard. Zijn vriend de mier is slim en ondernemend, maar hij is ook een piekeraar. De beer houdt van taart, de olifant klimt in bomen - om er vervolgens met een doffe dreun weer uit te vallen.
De verhalen spelen zich af in een onbestaanbare wereld. Bos, wei, zee, bergen en woestijn liggen er vlak naast elkaar. In deze merkwaardige biotoop leven de meest uiteenlopende dieren: krekel, nijlpaard, salamander, egel, kameel, aardworm, walvis, om er slechts enkele te noemen. Er is geen verleden, er is geen toekomst, er is alleen het heden, dat schijnbaar eeuwig duurt. Wat in het ene verhaal gebeurt, is niet van invloed op het andere; er zit geen ontwikkeling in, het is een stilstaande wereld. Natuurwetten bestaan niet in dit universum, alles is mogelijk: de zon past in een doosje, de olifant vliegt door een gaatje in een spinnenweb. Het wordt door de dieren allemaal als volstrekt vanzelfsprekend beschouwd.
Tellegen schrijft geen dierenverhalen in de gebruikelijke zin van het woord. De dieren gedragen zich niet
| |
| |
Illustratie van Mance Post uit Brieven aan niemand anders
per se overeenkomstig de regels van de biologie; ook zijn het geen mensen in dierengedaante. Van een moralistische strekking, zoals in fabels, is geen sprake. De auteur schiep een uniek genre waarin het draait om gemoedsstemmingen, absurd-filosofische bespiegelingen en taal. Over de verhalen hangt een mysterieuze sfeer van weemoed en verlangen. In een interview met het Algemeen Dagblad vertelde Tellegen dat hij zich heeft laten inspireren door de gekke logica van A.A. Milne in Winnie-the-Pooh en de lome, dromerige sfeer in The Wind in the Willows van Kenneth Grahame.
Het is een knusse, veilige wereld waarin de dieren leven. Vriendschap is erg belangrijk: de dieren maken het elkaar graag naar de zin. Ze gaan bij elkaar op bezoek, schrijven brieven, vieren feest en denken na. Op een naïve manier stellen zij zich vragen bij de werkelijkheid, bij woorden en uitdrukkingen: ‘Argwaan, dacht hij, wat is argwaan? Zou het een soort soep zijn?’ Tegelijk raken de verhalen aan existentiële kwesties: eenzaamheid, twijfel, gemis, onvermogen tot wezenlijk contact. De personages zijn behept met een wijsgerig soort tobberigheid, de grondtoon is somber. Zelden krijgen ze antwoord op hun vragen. De dieren zijn aardig tegen elkaar, maar ze zijn ook erg alleen en op zichzelf.
‘Het schrijven van die verhalen is een techniek, een handigheid,’ zei Toon Tellegen tegen de Volkskrant. ‘Ik voel me als de pianist die steeds volgens een vaste toonsoort, en met allerlei beperkingen, verschillende sonates speelt.’ Vanaf Brieven aan niemand anders (1996) is de auteur het terrein waarbinnen hij varieert verder gaan afbakenen. De bundels kregen veelal een thematische opzet, aanvankelijk rond motieven die in de dierenverhalen een prominente rol spelen, zoals brieven, taarten en verjaardagen. Later volgden bundels rond thema's als boosheid of slapen. De verhalen in Middenin de
| |
| |
nacht (2005) beginnen allemaal met de drie woorden die samen de titel vormen. Ook schreef Tellegen verhalen rond een abstract begrip dat hij koppelde aan een specifiek dier: De eenzaamheid van de egel (2006), De almacht van de boktor (2007). De egel worstelt met zijn eenzaamheid; pogingen om van die gemoedstoestand verlost te raken, mislukken omdat hij ook zwelgt in dat gevoel. Het zijn verhalen die tegelijk droevig, bespiegelend en komisch zijn.
Een opmerkelijke uitgave is Taartenboek (2001), waarin het draait om allerlei soorten taart: beukennotentaart, grastaart, maar ook taart van grind, van algen of zachte modder; geheime taart, sombere taart of laatste taart. Na elk verhaal volgt een recept van Henja Schneider. Bij mislukte taart geeft zij het advies: ‘Begin er maar niet aan. Het maken van een mislukte taart is heel duur en veel werk.’
Tellegen schreef ook een aantal lange verhalen. Het feest op de maan (1990), mogelijk gemaakt dankzij enthousiaste medewerking van een drukker in Enschede, heeft opengeklapt de vorm van een volle maan. Daarnaast verschenen De verjaardag van de eekhoorn (1995) en De ontdekking van de honing (1997) - het verslag van een zoektocht naar iets, een gemis, dat uiteindelijk dicht bij huis gevonden wordt: vriendschap, betrokkenheid. In De genezing van de krekel (1999), dat de omvang heeft van een roman, ervaart de titelfiguur een groot, onwrikbaar gevoel in zijn hoofd. ‘Je bent somber,’ stelt de mier vast. Vanaf dat moment doen alle dieren hun best de krekel op te vrolijken, onder meer door het organiseren van een feest tegen de somberheid. Tellegen laat in dit verslag van een depressie voor het eerst de tijd verstrijken: het verhaal begint in de zomer en eindigt in de winter. Tegenover de neerslachtigheid van de krekel zet hij het onverwoestbare optimisme van de olifant die telkens opnieuw vergeefse pogingen doet om pirouettes te dansen in een boom.
Dat de olifant tot Tellegens favoriete dieren behoort, blijkt uit het feit dat hij dit slurfdier koos als hoofdpersoon in twee boeken die losstaan van de andere dierenverhalen: Jannes (1993) en Teunis (1996). In het eerstgenoemde boek treden uitsluitend olifanten op, ook al gedragen zij zich als paard, vogel of kikker. Het leven van het olifantje Jannes lijkt precies op dat van een mensenkleuter. Hij woont met zijn moeder in een huis aan een brede straat, bezoekt met haar ‘de olifantentuin’ en gaat twee keer per week naar ‘een grote kamer waar allemaal olifantjes kwamen die even groot waren als hij’, een crèche. Zijn vader is kapitein op de grote vaart, Jannes ziet hem zelden.
Leeft Jannes in een wereld vol olifantachtige dieren, Teunis is een olifantje te midden van mensen. Leren schrijven zorgt op school nogal
| |
| |
Illustratie van Rotraut Susanne Berner uit Mijn vader
voor problemen, want hoe doe je dat met poten zonder vingers? ‘Hij was vaak bang dat hij misschien wel raar was. Dat leek hem het ergste wat er bestond.’ Ook Teunis heeft een liefhebbende moeder. Zijn vader is ontdekkingsreiziger; net als de vader van Jannes is hij bijna altijd weg.
De vader van Jozef, hoofdpersoon in Mijn vader (1994), komt als een groeiend stipje het verhaal binnen. Aan het eind van het boek verdwijnt hij weer, langzaam krimpend. Maar Jozef is er zeker van: ‘Hij komt altijd terug. Hij weet daar duizend manieren voor.’ De jongen hemelt zijn vader enorm op: hij is de grootste, de sterkste, de liefste man ter wereld. En hij kan alles: branden blussen, onzichtbaar worden, oorlogen beeindigen. Maar gaandeweg ontstaat twijfel, angst en onzekerheid bij Jozef: zijn vader mag dan almachtig zijn, hij is ook in hoge mate onberekenbaar. Van het ene op het andere moment kan hij uit het leven van zijn zoon verdwijnen.
Dokter Deter (1997) bevat verhalen over een huisarts die zijn patiënten in een handomdraai beter maakt. Hij behandelt niet alleen zwerende vingers, keelontstekingen en bloedneuzen, maar ook woede en verdriet. Deter heeft het verschrikkelijk druk. Op een dag besluit hij dat het welletjes is, hij keert zijn praktijk de rug toe en loopt weg, ‘nergens heen’. In De almacht van de boktor verwerkte de auteur tien jaar later een vergelijkbaar thema. De boktor is het enige wezen in Tellegens dierenwereld dat een beroep uitoefent: iets dat het midden houdt tussen arts, reparateur en uitvinder. Ook de boktor geeft er uiteindelijk de brui aan. ‘Het is mooi geweest,’ schrijft hij op een bord. En hij gaat in een stoel voor het raam zitten en telt zijn dagen.
Een sleutelwerk in het oeuvre van Toon Tellegen is Mijn avonturen door
| |
| |
V. Swchwrm (1998), dat oorspronkelijk als Kinderboekenweekgeschenk verscheen. V. Swchwrm, een naam die klinkt als een startende auto, is het pseudoniem van een jongen die schrijver wil worden. Het schrijverschap is tevens het belangrijkste thema van deze verhalen. De jonge schrijver legt de lat hoog: ‘Ik wilde mooie boeken schrijven, maar ook belangrijke boeken. Mensen die mijn boeken lazen moesten er vrolijk van worden en ophouden met oorlog voeren of misdaden beramen.’ Het hele jaar door worstelt de schrijver in spe met de eerste zin. Hij blijft het proberen: ‘De moed opgeven kan altijd nog.’ En dan ontdekt hij de essentie van het schrijverschap, namelijk het vermogen om met verbeeldingskracht een eigen werkelijkheid te scheppen.
Tellegen voelt zich allereerst dichter. In zijn publicaties voor jongeren was daar pas laat iets van te merken. In 1999 maakte hij voor het jeugdboekenfonds van Querido een keuze uit zijn bundels voor volwassenen: Er ligt een appel op een schaal. Ook uit zijn poezie spreekt een fascinatie voor taal. Opvallend aan zijn gedichten is dat gedachten en gevoelens vaak worden gepersonifieerd: ‘Verliefdheid is een reiziger die zijn koffer openmaakt.’ De bundel Wie a zegt (2002) schreef Tellegen speciaal voor jongeren. Elk van de 76 gedichten heeft een spreekwoord of gezegde als uitgangspunt.
Van de scheidslijn tussen jeugdboeken en boeken voor volwassenen heeft Tellegen zich nooit iets aangetrokken. Over zijn dierenverhalen zegt hij in Wat een mooite! (2009) van Bregje Boonstra: ‘Ik heb ze gewoon geschreven en nooit speciaal voor kinderen. Van wat kinderen leuk vinden, heb ik geen verstand.’ Omdat zijn dierenverhalen ook volwassenen bleken aan te spreken, werden ze verzameld in kloeke bundels als Misschien wisten zij alles (1995, vermeerderde druk 1999) en Iedereen was er (2009). Ook verschenen in 2004 en 2009 kleine bundelingen of cadeauboekjes rond thema's als vriendschap, troost, afscheid en verdriet. Het vertrek van de mier (2009) werd meteen in het fonds voor volwassenen uitgebracht. Mier maakt een existentiële crisis door en besluit weg te gaan. In het eerste deel van deze ‘roman’ raken de achtergebleven dieren door zijn vertrek op allerlei manieren in verwarring. Het tweede deel volgt mier onderweg naar ‘de verte’. Het laatste deel bevat zijn ‘aantekeningen’, die in vorm en inhoud lijken op gedichten van Tellegen. Het wezen van de olifant (2010) heeft min of meer dezelfde opzet.
Verschillende boeken van Tellegen die uitkwamen in het fonds voor volwassenen zijn door onderwerp of gekozen perspectief ook geschikt voor jongeren. De trein naar Pavlovsk en Oostvoorne (2000), waarin een jongen van zijn grootvader de wonderlijkste verhalen over Rusland te horen krijgt, bevat onder meer het
| |
| |
sprookje Pikkuhenki dat Tellegen later bewerkte tot een muzikale theatervoorstelling en een prentenboek. In Brieven aan Doornroosje (2002) staan brieven die de prins uit het bekende sprookje schrijft terwijl hij onderweg is naar het meisje dat hij wakker moet kussen.
In 2010 verschenen drie Gouden Boekjes van Toon Tellegen. Hij schreef deze peuterverhalen speciaal voor zijn kleinkinderen, hun namen verwerkte hij in de titel: Als Feda slaapt, Waar is Mo? en Mano de brandweerjongen. Elk boekje is door een andere illustrator van kleurenprenten voorzien.
| |
Juffrouw Kachel
In het oeuvre van Toon Tellegen neemt Juffrouw Kachel (1991) een aparte plaats in. Het verhaal is grimmig, bijna agressief van toon, in tegenstelling tot de rest van zijn werk. In dagboekvorm uit een naamloze jongen zijn woede en onmacht over juffrouw Kachel: ‘Ze slaat meestal zo maar, zonder reden.’ In een gesprek met de Volkskrant vertelde Tellegen dat het boek is gebaseerd op eigen ervaringen: ‘Ik had de eerste twee jaar van de lagere school werkelijk een juffrouw die sloeg. Mij en de anderen. Die harde stompen bovenaan mijn arm, die voel ik nog.’ Eerst schetst de jongen in korte, precieze zinnen een portret van Juffrouw Kachel. Daarna beschrijft hij uitputtend zijn angstdromen en wraakgevoelens: ‘Ik wou dat er ijs lag en dat ze ging schaatsen
Illustratie van Harrie Geelen uit Juffrouw Kachel
en in een wak reed en dat niemand haar vond. Nee, ze moet wel gered worden. Anders is het ook nog mijn schuld.’ De jongen verheugt zich op later, wanneer hij groot is en schrijver van beroep, dan mag hij ‘zelf verzinnen hoe het met iemand afloopt’. Er gloort geen sprankje hoop in dit boek, aan het eind staat juffrouw Kachel nog steeds in al haar massieve grofheid overeind. Zo heeft Harrie Geelen haar ook uitgebeeld in zijn met de computer gemaakte, uiterst venijnige tekeningen: bot en onverzettelijk.
| |
Pikkuhenki
Pikkuhenki, een heks die zo klein is dat niemand haar ooit heeft gezien, wil weten of ze macht bezit. Ze vliegt het neusgat van een hond binnen en nestelt zich in zijn
| |
| |
gedachten. Ze beveelt hem zich los te rukken van zijn ketting en in alles te bijten wat hij tegenkomt. Als Pikkuhenki verder vliegt, krijgt de hond van zijn baas, die door hem gebeten is, een flink pak slaag. Vervolgens vliegt Pikkuhenki de gedachten van een dansende beer binnen en laat hem de rollen omdraaien: de beer rukt zijn muilkorf af, pakt de viool en dwingt zijn baas tot dansen. Wanneer het heksje zich in de gedachten van een kleine jongen nestelt, leidt dat tot de vernedering van een wrede keizer en de bevrijding van zijn onderdanen. Pikkuhenki (2005) is een eigenzinnig sprookje over het verzet tegen onrecht en onderdrukking en over de kracht van ideeën. Marit Törnqvist voorzag het verhaal van sprookjesachtige illustraties die de wereld van het oude Rusland oproepen. Ze ontving voor haar aandeel in dit prentenboek in 2006 de Gouden Penseel.
| |
Morgen was het feest
De 28 dierenverhalen in deze bundel concentreren zich rond de wisseling van de seizoenen. Tellegen toont de circulaire en lineaire beweging van de tijd. Door deze opzet en de eenvoudige, heldere vertelstijl waarin weinig ruimte is voor filosofische bespiegelingen en somber getob, richt Morgen was het feest zich allereerst op jonge kinderen. Het boek heeft vier hoofdstukken: Winter, Lente, Zomer, Herfst. Daarbinnen, ook op het niveau van de alinea's, werkt de auteur veel met herhalingen, stapelingen en opsommingen, wat het boek erg geschikt maakt om voor te lezen. Alle bekende dieren komen er in voor: eekhoorn en mier, de vraatzuchtige beer, de klimgrage olifant, de brieven- en boekenschrijvende uil. Elk hoofdstuk heeft een structurerend element. Het eerste hoofdstuk is opgezet rond de vraag: waar blijft de lente toch? In hoofdstuk twee speelt de voorjaarsschoonmaak een rol; ook trekken de dieren eropuit om bij elkaar op bezoek te gaan. Het derde hoofdstuk draait om het begrip vakantie, kenmerkend voor de zomer. In de herfst bereiden de dieren zich voor op het grote feest ter afsluiting van het seizoen. ‘Van heinde en ver kwamen de dieren toegestroomd, toegevlogen, toegekropen, toegekronkeld en toegestroomd.’ Kort daarna begint de winter.
| |
Waardering
De dierenverhalen van Toon Tellegen werden vanaf het begin enthousiast ontvangen, al plaatsten sommige recensenten vraagtekens bij de geschiktheid van deze verhalen voor kinderen. ‘Ze moeten gevoel hebben voor taal en de wat bizarre, subtiele grapjes,’ constateerde Bregje Boonstra in haar bespreking van Er ging geen dag voorbij (1984). Naar aanleiding van Toen niemand iets te doen had (1987) merkte ze op: ‘Meer nog dan in de eerste bundel vraag ik me af welke kinderen geraakt zullen worden door Tellegens
| |
| |
werk. De zeldzame keren dat de verhalen concreet zijn valt er veel te genieten, maar de overdosis twijfel en filosofisch gepeins zal leiden tot in onbegrip terzijde schuiven’ (NRC Handelsblad). Herman Kakebeeke legde de kwestie voor aan een groep leerkrachten: ‘[Zij] waren vrij eensluidend in hun antwoord: om zelf te lezen voor fijnproevers maar zeker geschikt om nu en dan een hoofdstukje uit voor te lezen waarmee dan ongetwijfeld de fantasie van de kinderen geprikkeld zal worden.’
Mirjam Noorduijn vergeleek de dierenverhalen in De Groene Amsterdammer met oesters. ‘Voortreffelijk en delicaat volgens de liefhebbers, ontoegankelijk en afschrikwekkend volgens de haters.’ Verscheidene critici prezen de laconieke, poëtische stijl en Tellegens spel met klank en taal. Jan van Coillie sprak in een artikel voor Leesidee jeugdliteratuur van het Tellegeneffect. ‘De magie zit niet in de inhoud op zich, maar in de compositie en in de beeldende, suggestieve verwoording.’
Juffrouw Kachel (1991) riep bij zowel Cornald Maas als Lieke van Duin juffrouw Bulstronk in herinnering. ‘De vreselijkste schooljuffrouw van de jeugdliteratuur was tot nu toe Bulstronk, het schoolhoofd uit Mathilda van Roald Dahl. Maar met ingang van heden is ze glansrijk verslagen,’ schreef Van Duin. Volgens haar zijn de fantasieën van de jongen ‘humoristisch in hun creatieve, hulpeloze woede en schitterend om te lezen’ (Trouw).
Mijn vader (1994) wordt algemeen gezien als een hoogtepunt in het oeuvre van Tellegen. Marjoleine de Vos in NRC Handelsblad: ‘Heel dit boek is een lange bezwering van angsten, angst voor armoede, voor verlatenheid, voor boeven en badmeesters. Die angst wordt opgelost in een vrijwel grenzeloze bewondering.’
Kritisch was het oordeel over Dokter Deter (1997). ‘De vertekening en uitvergroting van de werkelijkheid resulteren deze keer in steeds meer van hetzelfde, in niet meer dan een trucje,’ oordeelde Bregje Boonstra in De Groene Amsterdammer. Judith Eiselin zocht de verklaring in ‘het gebrek aan herkenning en de onmogelijkheid tot identificatie’. Verrassend bleef niettemin ‘[Tellegens] virtuoze taal en zijn unieke humor, maar zonder de kenmerkende melancholie’ (NRC Handelsblad).
Op Pikkuhenki (2005) werd unaniem enthousiast gereageerd: ‘een verrukkelijk, Russisch getint volkssprookje’ (Trouw); ‘in Pikkuhenki zindert het, en de taal van Tellegen overdondert’ (NRC Handelsblad). Zelfs Pjotr van Lenteren die zich in de regel niet als een Tellegen-fan betuigt (‘razend knap, maar het blijft tafelvoetbal met een pincentje’), was lovend: ‘In Pikkuhenki heeft Tellegen zijn artistieke ambities mooi verenigd met een voor kinderen doorzichtig verhaal’ (de Volkskrant).
| |
| |
| |
Bibliografie
Keuze uit het werk voor volwassenen
|
Twee oude vrouwtjes (1994), Dora; een liefdesgeschiedenis (1998), Gedichten 1977-1999 (2000), Alleen liefde (2002). |
Kinder- en jeugdboeken
|
Er ging geen dag voorbij; negenenveertig verhalen over de eekhoorn en de andere dieren. Met illustraties van Jan Jutte. Amsterdam, Querido, 1984. |
Toen niemand iets te doen had. Met illustraties van Mance Post. Amsterdam, Querido, 1987. |
Langzaam, zo snel als zij konden. Met illustraties van Mance Post. Amsterdam, Querido, 1989. |
Het feest op de maan. Met illustraties van Mance Post. Amsterdam, Querido, 1990. |
Misschien waren zij nergens. Met illustraties van Mance Post. Amsterdam, Querido, 1991. |
Juffrouw Kachel. Met illustraties van Harrie Geelen. Amsterdam, Querido, 1991. |
Jannes. Met illustraties van Peter Vos. Amsterdam, Querido, 1993. |
Bijna iedereen kon omvallen. Met illustraties van Mance Post. Amsterdam, Querido, 1994. |
Mijn vader. Met illustraties van Rotraut Susanne Berner. Amsterdam, Querido, 1994. |
De verjaardag van de eekhoorn. Met illustraties van Geerten Ten Bosch. Amsterdam, Querido, 1995. |
Misschien wisten zij alles; alle verhalen over de eekhoorn en de andere dieren. Met illustraties van Mance Post. Amsterdam, Querido, 1995. (Vermeerderde druk: Misschien wisten zij alles; 313 verhalen over de eekhoorn en de andere dieren, 1999.) |
De ontdekking van de honing. Amsterdam, Querido, 1996. (Derde druk, met illustraties van Verena Ballhaus: Amsterdam, Querido, 2006.) |
Brieven aan niemand anders. Met illustraties van Mance Post. Amsterdam, Querido, 1996. |
Teunis. Met illustraties van Jan Jutte. Amsterdam, Querido, 1996. |
De verschrompeling van de olifant. Met illustraties van Mance Post. Amsterdam, Lankamp & Brinkman, 1996. (Herdrukt: Amsterdam, Walewein, 2008.) |
Dokter Deter. Met illustraties van Gerda Dendooven. Amsterdam, Querido, 1997. |
De verjaardag van alle anderen. Met illustraties van Geerten Ten Bosch. Amsterdam, Querido, 1998. |
Mijn avonturen door V. Swchwrm. Kinderboekenweekgeschenk. Met illustraties van Marc Terstroet. Amsterdam, CPNB, 1998. (Herdruk: Amsterdam, Querido, 2004.) |
De genezing van de krekel. Amsterdam, Querido, 1999. |
Er ligt een appel op een schaal. Amsterdam, Querido, 1999. (Keuze uit de poëzie) |
Ze sliepen nog. Met illustraties van Mance Post. Amsterdam, Querido, 2000. |
De trein naar Pavlovsk en Oostvoorne. Amsterdam, Querido, 2000. |
Taartenboek. Recepten van Henja Schneider. Met illustraties van Rotraut Susanne Berner, Geerten Ten Bosch, Anne van Buul, Gerda Dendooven, Harrie Geelen, Annemarie van Haeringen, Katrien Holland, Jan Jutte, Mance Post en Marc Terstroet. Amsterdam, Querido, 2001. |
Zoveel was zeker; een keuze uit de verhalen. Amsterdam, Singel Pockets, 2002. |
Is er dan niemand boos? Met illustraties van Annemarie van Haeringen. Amsterdam, Querido, 2002. |
Brieven aan Doornroosje. Amsterdam, Querido, 2002. |
Wie a zegt. Amsterdam, Querido, 2002. (Gedichten) |
Maar niet uit het hart; dierenverhalen over afscheid. Amsterdam, Querido, 2003. |
Lente. Met illustraties van Ingrid Godon. Tilburg, Zwijsen, 2003. |
Plotseling ging de olifant aan. Met illustraties van Annemarie van Haeringen. Amsterdam, Querido, 2004. |
| |
| |
Met hart en ziel; dierenverhalen vol feest. Amsterdam, Querido, 2004. |
Na aan het hart; dierenverhalen vol vriendschap. Amsterdam, Querido, 2004. |
Een hart onder de riem; dierenverhalen vol troost. Amsterdam, Querido, 2004. |
Middenin de nacht. Met illustraties van Mance Post. Amsterdam, Querido, 2005. |
Pikkuhenki. Met illustraties van Marit Törnqvist. Amsterdam, Querido, 2005. |
De eenzaamheid van de egel. Met illustraties van Mance Post. Amsterdam, Querido, 2006. |
De almacht van de boktor. Met illustraties van Mance Post. Amsterdam, Querido, 2007. |
De verjaardag van de eekhoorn & andere verhalen. Met illustraties van Kitty Crowther. Amsterdam, Querido, 2007. |
Post voor iedereen. Met illustraties van Mance Post. Amsterdam, Querido, 2007. |
Morgen was het feest. Met illustraties van Ingrid Godon. Amsterdam, Querido, 2008. |
Iedereen was er. Meer verhalen over de eekhoorn en de andere dieren. Met illustraties van Mance Post. Amsterdam, Querido, 2009. |
Het vertrek van de mier. Amsterdam, Querido, 2009. |
Beterschap; dierenverhalen over ziekte en pijn. Met illustraties van Mance Post. Amsterdam, Querido, 2009. |
Goede reis; dierenverhalen over vertrek en aankomst. Met illustraties van Mance Post en Annemarie van Haeringen. Amsterdam, Querido, 2009. |
Houd moed; dierenverhalen over verdriet en eenzaamheid. Met illustraties van Mance Post en Annemarie van Haeringen. Amsterdam, Querido, 2009. |
Welterusten; dierenverhalen over slaap en sluimer. Met illustraties van Mance Post. Amsterdam, Querido, 2009. |
Wat dansen we heerlijk. Met illustraties van Annemarie van Haeringen. Amsterdam, Querido, 2010. |
Als Feda slaapt. Met illustraties van Gerda Dendooven. Amsterdam, Rubinstein, 2010. (Gouden Boekje) |
Waar is Mo? Met illustraties van Jan Jutte. Amsterdam, Rubinstein, 2010. (Gouden Boekje) |
Mano de brandweerjongen. Met illustraties van Arjan Boeve. Amsterdam, Rubinstein, 2010. (Gouden Boekje) |
Het wezen van de olifant. Amsterdam, Querido, 2010. |
Over Toon Tellegen
|
Bregje Boonsta, Druk met denken. In: NRC Handelsblad, 22-2-1985. [Over Er ging geen dag voorbij] |
Bregje Boonsta, [over Toen niemand iets te doen had]. In: NRC Handelsblad, 30-10-1987. |
Aukje Holtrop, Fantastische gedachten. In: Vrij Nederland, 31-10-1987. [Over Toen niemand iets te doen had] |
Cornald Maas, Nog even een eekhoorntje. In: Elsevier, 11-6-1988. (Interview) |
Cornald Maas, Natuurlijk kan een olifant vliegen. In: Elsevier, 24-6-1989. [Over Langzaam, zo snel als zij konden] |
Aukje Holtrop, Bijzondere gedachtespinsels. In: In: Vrij Nederland, 1-7-1989. [Over Langzaam, zo snel als zij konden] |
Joke Linders, Flinderende gedachten. In: Algemeen Dagblad, 14-9-1989. [Over Langzaam, zo snel als zij konden] |
Aukje Holtrop, [over Misschien waren zij nergens]. In: Vrij Nederland, 7-9-1991. |
Cornald Maas, Je zwezerik in het gedrang. In: de Volkskrant, 30-11-1991. [Over Juffrouw Kachel] |
Lieke van Duin, Juffrouw Kachel slaat op twee manieren. In: Trouw, 4-12-1991. |
Bregje Boonstra, [over Juffrouw Kachel]. In: NRC Handelsblad, 6-12-1991. |
Cornald Maas, Tsjilpende, dartelende olifanten. In: de Volkskrant, 10-4-1993. [Over Jannes] |
Joke Linders, Elk wezen een olifant. In: Algemeen Dagblad, 22-4-1993. [Over Jannes] |
Carolien Zilverberg, Kwakende olifanten. In:
|
| |
| |
NRC Handelsblad, 7-5-1993. [Over Jannes] |
Carolien Zilverberg, Wat een dag. In: NRC Handelsblad, 21-12-1993. [Over Bijna niemand kon omvallen] |
Aukje Holtrop, [over Bijna niemand kon omvallen]. In: Vrij Nederland, 8-1-1994. |
Lieke van Duin, Luisteren naar de smaak van honing. In: Trouw, 12-1-1994. [Over Bijna niemand kon omvallen] |
Ingrid Brouwer, Kwartelkuiken is oe. In: Het Parool, 10-2-1994. [Over Bijna niemand kon omvallen] |
Cornald Maas, De zon past in een doosje. In: de Volkskrant, 4-3-1994. (Interview) |
Cornald Maas, ‘Hou op’, roept hij en dan is het vrede. In: de Volkskrant, 7-5-1994. [Over Mijn vader] |
Cathérine van Houts, Een vader van magistrale afmetingen. In: Het Parool, 26-5-1994. [Over Mijn vader] |
Marjoleine de Vos, Vader kan alles. In: NRC Handelsblad, 27-5-1994. [Over Mijn vader] |
Hans Goedkoop, De tijd steekt geen vinger uit. In: NRC Handelsblad, 17-11-1995. [Over Misschien wisten zij alles en De verjaardag van de eekhoorn] |
Hanneke de Klerck, Toevallig een olifant. In: de Volkskrant, 1-1-1996. [Over Teunis] |
Lieke van Duin, [over Misschien wisten zij alles]. In: Trouw, 3-1-1996. |
MS, Het waarom van een olifant. In: Het Parool, 27-9-1996. [Over Teunis] |
Marjoleine de Vos, Godzoekende morren en tobbende olifanten. In: NRC Handelsblad, 4-10-1996. [Over Teunis en De ontdekking van de honing] |
Bregje Boonstra, Olifanteleven. In: De Groene Amsterdammer, 9-10-1996. [Over Teunis] |
Marjoleine de Vos, Mooie brieven van de mola aan de mol. In: NRC Handelsblad, 24-1-1997. [Over Brieven aan niemand anders] |
Hanneke de Klerck, Bovenaan schreef de mier iets zoets. In: de Volkskrant, 21-2-1997. [Over Brieven aan niemand anders] |
Aukje Holtrop, Voor Toon Tellegen zijn alle dieren echt gelijk. In: Vrij Nederland, 17-5-1997. |
Lieke van Duin, [over Dokter Deter]. In: Trouw, 10-9-1997. |
Judith Eiselin, Rode schrang en zwindzucht. In: NRC Handelsblad, 28-11-1997. [Over Dokter Deter] |
Bregje Boonstra, Zwindzucht. In: De Groene Amsterdammer, 3-12-1997. [Over Dokter Deter] |
Selma Niewold, Dokters nachtmerrie. In: de Volkskrant, 5-12-1997. [Over Dokter Deter] |
Hanneke de Klerck, Eenzame jarigen. In: de Volkskrant, 12-6-1998. [Over De verjaardag van alle anderen] |
Marjoleine de Vos, Een schrijvende wereldverbeteraar: genaamd Swchrm. In: NRC Handelsblad, 1-10-1998. [Over Mijn avonturen door V. Swchwrm] |
Aukje Holtrop, [over De genezing van de krekel]. In: Vrij Nederland, 3-4-1999. |
Judith Eiselin, Depressief en toch moedig. In: NRC Handelsblad, 23-4-1999. [Over De genezing van de krekel] |
Selma Niewold, De dieren waren heel vrolijk. In: de Volkskrant, 14-5-1999. [Over De genezing van de krekel] |
Marjoleine de Vos, Sierlijk gapen. In: NRC Handelsblad, 1-9-2000. [Over Ze sliepen nog] |
Harm de Jonge, Mag ik even aan de lamp slingeren. In: Nieuwsblad van het Noorden, 10-11-2000. [Over Ze sliepen nog] |
Marjoleine de Vos, Jarig moet met taart. In: NRC Handelsblad, 2-11-2001. [Over Taartenboek] |
Jan van Coillie, Taartenboek. In: Leesidee Jeugdliteratuur, 1-2-2002. |
Jan van Coillie, Het Tellegeneffect. In: Leesidee Jeugdliteratuur, 1-9-2002. [Over Is er dan niemand boos?] |
Egbert Engberts, Herinneringen aan Rusland. Met een inleiding van zijn kleinzoon Toon Tellegen. Amsterdam, Atheneum-Polak & Van Gennep, 2004. |
| |
| |
Kees 't Hart, Doe het niet na! In: De Groene Amsterdammer, 4-2-2005. [Over Middenin de nacht] |
Annemarie Terhell, Feest met donkerzwarte taart. In: KidsWeek, 14-1-2005. [Over Middenin de nacht] |
Annemie Leysen, Geen engel maar een heks. In: De Morgen, 28-9-2005. [Over Middenin de nacht en Pikkuhenki] |
Bas Maliepaard, Pikkuhenkies toverkracht bevrijdt het volk. In: Trouw, 1-10-2005. [Over Pikkuhenki] |
Monique Snoeijen, Door de neus naar binnen. In: NRC Handelsblad, 7-10-2005. [Over Pikkuhenki] |
Pjotr van Lenteren, Lezen en huiveren met de ogen dicht. In: de Volkskrant, 14-10-2005. [Over Pikkuhenki] |
Pjotr van Lenteren, Beter een mindere Kuijer dan een perfecte Tellegen. In: de Volkskrant, 31-3-2006. |
Pjotr van Lenteren, De toon van Tellegen. In: de Volkskrant, 6-3-2009. |
Bregje Boonstra, Wat een mooite! Hoogtij in het kinderboek in acht portretten. Amsterdam, Querido, 2009. |
Joep van Ruiten, De mier wil niet, de mier moet. In: Dagblad van het Noorden, 6-3-2009. [Over Het vertrek van de mier] |
Annemie Leysen, Een beestenbos in feeststemming. In: De Morgen, 22-7-2008. [Over Morgen was het feest] |
Chris Bulcaen, Bijna niets; Toon Tellegens dierenverhalen. In: de leeswelp, 2009, nr. 3, april. |
Mirjam Noorduijn, Voor haters en liefhebbers. In: De Groene Amsterdammer, 9-5-2009. [Over Morgen was het feest] |
84 Lexicon jeugdliteratuur
oktober 2010
|
|