Alle buitenbeentjes in de verhalen van Stroobant overwinnen uiteindelijk hun ‘beperkingen’ en belanden in relaties waarin ze ondanks, of dankzij, hun anders-zijn worden aanvaard. Deze ontwikkeling, die zich in de loop van het verhaal voltrekt, betekent niet noodzakelijk dat de personages deel worden van het maatschappelijke bestel; samen met hun geliefden vinden ze een plekje in de marge van de samenleving.
Hoewel Stroobants historische romans verre van moraliserend zijn, zijn ze niet vrij van een ideologische inslag. De auteur grijpt haar hoofdpersonages aan om maatschappelijke verschijnselen aan de kaak te stellen. Zo kan men in
Orfeo een aanklacht lezen tegen het feit dat onwetende jongens werden gecastreerd om hen te kunnen inzetten als sopraan in kerkelijke koren. Door in
Het beest het verhaal deels te laten vertellen door Louis, en de lezer op die manier het ‘beest’ van binnenuit te laten kennen én begrijpen, werpt Stroobant vragen op over innerlijke en uiterlijke schoonheid. Ook de historische context van de Franse Revolutie is niet toevallig gekozen. De duistere geheimen van de adel blijven in
Het beest niet verborgen, net zo min als in
Prins van de hel: aan de verwende entourage van de Zonnekoning en zijn hof van Versailles blijkt letterlijk en figuurlijk een luchtje te zitten. In
De blinder magiër wordt vooral de manier aan de kaak gesteld waarop
Omslag Engelenmoord
in de zeventiende eeuw mensen in het armenhuis behandeld werden en als vee op de plaatselijke kermis tentoongesteld.
Engelenmoord plaatst onder meer kanttekeningen bij de positie van de vrouw aan het einde van de negentiende eeuw.
In verschillende van haar romans maakt Stroobant gebruik van intertekstuele verwijzingen. In Orfeo bijvoorbeeld gebruikt Fausto Lombardi, de jaloerse echtgenoot die op wraak zint omdat Sandro de Luca oftewel Orfeo een affaire heeft gehad met zijn vrouw, verhaalelementen uit de mythe van Orpheus als hints om de castraat te laten weten dat hij