| |
| |
| |
Marita de Sterck
door Ria de Schepper
Marita de Sterck is op 16 augustus 1955 in Antwerpen geboren. Ze studeerde Germaanse filologie en persen communicatiewetenschappen aan de Universiteit Gent en later sociale en culturele antropologie aan de Katholieke Universiteit Leuven. Tussen 1978 en 1991 werkte ze bij het Katholiek Centrum voor Lectuurinformatie en Bibliotheekvoorziening. Zij was er aanvankelijk redactiesecretaris van de recensietijdschriften Boekengids en Jeugdboekengids, later hoofdredacteur. In die periode schreef ze talrijke artikelen en verzorgde ze de eindredactie van een aantal naslagwerken. In opdracht van het Mechels Jeugd Theater schreef ze in 1991 een toneelstuk voor kinderen, Opa is mijn beste vriend. Vanaf eind 1991 combineert ze schrijven met een parttime baan als docente in de Bibliotheekschool Gent. Als criticus en zelfstandig publiciste schreef zij recensies en artikelen in diverse kranten en tijdschriften. Daarnaast gaf ze tal van lezingen en bijscholingscursussen over jeugdliteratuur. Sinds 2003 geeft ze nog beperkt les om meer te kunnen schrijven. Dat combineert ze met workshops voor jongeren over verhalen schrijven, antropologisch onderzoek en allerlei projecten.
Haar debuut Hakim de kleine ezeldrijver werd in 1984 bekroond met de prijs van de Provincie Antwerpen voor het beste kinderboek. In 1994 ontving ze een Boekenwelp voor het informatieve jeugdboek Een vijf met negen nullen. Vanaf 2000 viel ze geregeld in de prijzen. De Jeugdjury Vlaanderen bekroonde in 2000 het jeugdboek Splinters en in 2004 Op kot. In Nederland ontving ze in 2001 een Gouden Zoen voor Wild vlees, in 2005 een Zilveren Zoen voor Met huid en haar en in 2007 opnieuw een Zilveren Zoen voor Kwaad bloed. Voor Wild vlees kreeg ze ook de Prijs van de Kin- | |
| |
der- en Jeugdjury Vlaanderen in 2006. Kwaad bloed werd bekroond met de Boekenleeuw 2007.
| |
Werk
Weinigen in Vlaanderen en Nederland zijn de laatste decennia zo veelzijdig met kinder- en jeugdliteratuur bezig geweest als Marita de Sterck. Als criticus volgde zij de boekenproductie op de voet en schreef er kritische artikelen over. Als auteur schreef ze naast prentenboeken, verhalen voor jonge lezers, tieners en adolescenten ook informatieve boeken voor jongeren en volwassenen.
In de boeken voor jonge lezers uit haar beginjaren beschrijft Marita de Sterck kinderen veelal in hun thuisof schoolomgeving. De situaties en emoties zijn makkelijk herkenbaar. In Sander en de kippen (1986) is opa de begrijpende bondgenoot en in Vandaag komt opa spelen! (1989) is hij de ideale oppasopa. De auteur kiest telkens onvoorwaardelijk de kant van het kind en bekritiseert af en toe het gedrag van de volwassenen. Dit is onder meer het geval in Wat een verjaardag! (1987), een fantasieverhaal over de verjaardag van Anke. Zij is boos omdat de volwassenen blijven feesten terwijl zij naar bed moet. In Ben jij mijn vriend? (1991) bekijken de jonge hoofdfiguren de wereld vanuit hun perspectief. De ouders vervullen de rol van mee- en tegenspelers. In Red de meester (1992) komen alle leerlingen in actie voor hun meester die in volledige apathie verzinkt. Vol enthousiasme organiseren ze hulpacties tot ze merken dat hij alleen maar hopeloos verliefd is. Met veel inlevingsvermogen en een vleugje humor beschrijft Marita de Sterck in deze verhalen voor jonge kinderen gewone situaties uit een kinderleven. Zij gebruikt daarbij een eenvoudige stijl met levendige dialogen.
Twee van haar verhalen zijn complexer van opbouw en stijl doordat de auteur daarbij meer uitgaat van een idee dan van een verhaalgegeven. De toren (1994) gaat over een televisietoren die Tristan mateloos intrigeert. De fascinatie voor taal en hoe je met woorden emoties en werelden kunt oproepen, staat centraal in Het woordenboek, of hoe Jasper zijn woorden vond (1998). Jasper gaat op reis in het ‘stomme’ woordenboek dat hij voor zijn verjaardag kreeg, verkent vreemde werelden en ontmoet allerlei mensen. Beide verhalen zijn associatief opgebouwd en bevatten tal van woordspelingen en grapjes. Ook hebben ze allebei een aparte vormgeving. Ze ontstonden in samenwerking met illustrator Klaas Verplancke. Hij maakte gevarieerde illustraties met onder meer computer- en collagetechnieken.
Toen Marita de Sterck eind jaren negentig aan haar eerste adolescentenboeken werkte, begon ze ook teksten voor prentenboeken te schrijven. Enkele daarvan zijn als het ware pendanten van haar romans en belichten er een verwant aspect uit. Twee pren-
| |
| |
Illustratie van Ingrid Godon uit Vroem vroem... boem
tenboeken brengen vrolijke, herkenbare verhalen voor peuters. Vroem vroem.... boem (1999) handelt over een energieke, niet te stuiten kleuter die met haar loopfietsje het huis op stelten zet. In Tasjes (2006) houdt Karo van spulletjes die ze in allerlei tasjes stopt. Ze zeult ze overal naartoe want zonder tasjes voelt ze zich verloren. De tandenwissel bij kinderen is het onderwerp van Grote tanden (2001). Als Karim zijn tanden verliest, heeft hij weinig geduld om te wachten tot er nieuwe komen. Hij plakt een stel haaientanden in zijn mond maar die blijken ook geen oplossing te bieden. De auteur werkt dit thema grappig en tegelijk leerrijk uit met tal van uitdrukkingen over tanden.
In Bollebuikbaby (2003) kijken broer, zus en de hele familie verwachtingsvol uit naar de komst van een baby. Wanneer die er is, gaat iedereen op zijn eigen manier met de baby om. De knusse, liefdevolle sfeer wordt vooral opgewekt door het gebruik van koosnamen en klankrijke, ritmische woorden. Dat woordspel is ook te vinden in Koekeloeren (2008) en Schatjepatatje (2009). Marita de Sterck behandelt hierin herkenbare belevenissen op een speelse manier. In Koekeloeren willen de ouders van Max en Dora op zondag uitslapen. Zij hopen de kinderen stil te houden maar dat lukt niet echt: ze zijn voortdurend in de weer en ‘koekeloeren’ door het sleutelgat om te zien wat
| |
| |
hun ouders doen. In Schatjepatatje is de hond Patat de centrale figuur. Zijn baasjes verwachten dat hij een Schatjepatatje is, dat netjes is, stil zit en goed luistert. Patat is echter een wilde hond die zijn baasjes na-aapt, iets wat meestal niet wordt geapprecieerd. Uit vermakelijk woordspel en tegenstellingen blijkt dat baasjes meer op hun honden lijken dan ze vermoeden; of is het omgekeerd?
In haar eerste verhalen voor adolescenten beschrijft Marita de Sterck vooral de kwetsuren die de liefde aan jonge mensen kan toebrengen. De novellen Wachten (1995) en Zoë zwijgt (1996) schetsen zo'n pijnlijke groeifase in het leven van twee meisjes. De hoofdfiguren in deze verhalen worstelen beiden met een prille relatie die leidt tot hevige emoties. In hun hoofd is het een en al twijfel en verwarring. Ze hunkeren allebei naar liefde maar ze ervaren dat dit hen tegelijk kwetsbaar maakt. Aangrijpender en breder uitgewerkt zit deze thematiek in Splinters (1998), dat de moeizame groei beschrijft van een liefdesrelatie tussen Jutta en Anton en de splinters die ze eraan overhouden. Slechts langzaam komt Anton het geheim van de weifelende Jutta op het spoor. De hoofdstukken geven afwisselend het standpunt van Jutta en Anton weer, wat zorgt voor dynamiek en diepgang. Belangrijk is het thema van de tijd en de band tussen generaties, waarbij de grootmoeder en de vader een grote rol spelen. In Wild vlees (2000) en Met huid en haar (2004) is dit generatieonderwerp nog duidelijker aanwezig.
In haar psychologische verhalen beschrijft Marita de Sterck telkens een proces waarbij adolescenten groeien door een confrontatie met leven en dood, met solidariteit en gruwel, met liefde en passie, heden en verleden. Steeds duiken ook motieven op die achterliggende betekenissen symboliseren. De Sterck componeert haar verhalen zorgvuldig en plaatst heden en verleden tegenover elkaar zodat de lezer verbanden en overeenkomsten ziet. Ze kan soms analytisch koel en afstandelijk schrijven, bijvoorbeeld hoe een lijk geprepareerd wordt voor de begrafenis. Tegelijk kan ze via een suggestieve, beeldrijke taal tastbaar maken wat het betekent om honger te hebben en kou te lijden, hoe personages eenzaam of machteloos zijn maar ook hoe liefhebben aanvoelt. Treffend en zintuiglijk typeert ze haar personages, hun zielenpijn en verlangens, hun liefde en vriendschap. In een interview met Annemie Leysen voor De Morgen noemt ze Met huid en haar ‘meer een vaderboek, waarin ik een stem probeerde te geven aan de verhalen die mijn zeer oude vader op het einde van zijn leven vertelde’. Kwaad bloed (2006) noemt ze ‘een ode aan de vrouwelijke kracht en verbeelding’.
In Wild vlees is Max op reis wanneer zijn grootvader verongelukt. Hij
| |
| |
is onbereikbaar en het nieuws treft hem bij zijn terugkeer als een mokerslag. Minutieus gaat hij na wat er met zijn grootvader is gebeurd, wie hem nog gezien heeft en hoe hij begraven werd. Het is een verwerkingsproces dat hij alleen moet doorlopen en waarbij hij iedereen afwijst, ook zijn vriendin Linde. Er is niet alleen het uitgestelde afscheid van zijn grootvader, maar ook het afscheid van het huis en de bijhorende appelboomgaard waaraan Max zoveel herinneringen ontleent. Het verhaal is hecht geconstrueerd en heeft hoofdstukken met een datumaanduiding, vanwege het grote aantal flashbacks. Via een associatief procédé gaat de auteur terug naar de relaties tussen Max' ouders, groot- en overgrootouders. De relatie die Max met zijn vriendin begint, is een echo van wat er met zijn ouders, grootouders en overgrootouders gebeurde. Diverse motieven doorkruisen het verhaal, waaronder dat van de tijd, van appels in alle soorten en smaken en van wild vlees dat rond wonden ontstaat.
Door de gelijklopende thema's, zoals familiebanden, afscheid nemen, het samengaan van liefde en dood en de kracht van verhalen die generaties bindt, is Met huid en haar sterk verwant aan Wild vlees. Joppe heeft voor het weekend grote plannen: met vrienden een vredesbetoging voorbereiden en Alya, een medestudente verpleegkunde, proberen in te palmen. Maar dan wordt Tist, zijn bijna honderdjarige overgrootvader, ziek en Joppe voelt zich genoodzaakt om voor hem te zorgen. Tist is een koppige lastpak maar Joppe leert hem in zijn laatste levensmaanden gaandeweg beter kennen. Bij Tist vloeien heden en verleden door elkaar. De Eerste Wereldoorlog met zijn honger, kou en gruwel komt weer naar boven. Tist vertelt verhalen over blije en vooral dramatische gebeurtenissen in zijn leven. Het stervensproces van Tist en de herinneringen van Tist aan de Eerste Wereldoorlog nemen een belangrijke plaats in. Het verhaal is strak opgebouwd, met afwisselend hoofdstukken in het heden en in het verleden, die via motieven aan elkaar worden gekoppeld.
Nina gaat studeren in de stad en woont samen met andere studenten in een oud herenhuis. Op kot (2002) beschrijft de ups en downs in het studentenleven van Nina gedurende negen maanden. Ze leert op eigen benen te staan maar moet ook door een diep dal vanwege een trauma uit haar jeugdjaren dat te maken heeft heeft met haar doodgeboren tweelingzusje aan wie ze brieven schrijft. De typering van het hectische studentenmilieu en de diverse kleurrijke personages getuigen van een scherp observatievermogen. De Sterck graaft diep in de psyche van Nina die na een crisis, dankzij de steun van haar kotgenoten, weer de draad kan opnemen. Een aantal sym- | |
| |
bolische verhaalelementen, waaronder ratten, duikt geregeld op. Het boek is dramatisch, hard en zonder toegevingen aan romantiek of studentikoze sfeerschepping.
In Kwaad bloed wordt Emma halsoverkop naar een kostschool gestuurd omdat haar zus ‘ziek’ is. Ze komt uit een ongelovig gezin en de katholieke verhalen en rituelen zijn haar vreemd. Via gesprekken met de meisjes en de dubbelzinnige volksliedjes die ze zingen, leert Emma het ‘echte leven’ kennen. Na enkele maanden begint ze stilaan te begrijpen wat er met haar zus aan de hand is en dan gaat ze tot actie over. Dit boek schetst op een soms vermakelijke manier het rijke roomse leven in een besloten kostschoolgemeenschap omstreeks 1960. Tegelijk geeft het op een indringende manier de groei van onwetende tiener tot prille, zelfbewuste vrouw weer. De meisjes worden kortgehouden maar ze hebben hun eigen schuilplaatsen waar ze vrijuit fantaseren, elkaar verboden dingen vertellen en gissingen doen over hun latere leven. De eerste menstruatie, het ‘kwaad bloed’, als kantelmoment in een vrouwenleven, was al eerder het thema van de novelle Wachten en is het studieobject van antropologe Marita de Sterck.
| |
Interculturele verhalen
Als een rode draad door het werk van Marita de Sterck loopt het thema van de andere culturen. Haar studie antropologie en haar reizen naar verre landen inspireerden haar tot het debuut Hakim de kleine ezeldrijver (1982). Het boek bevat verhalen over het dagelijks leven van kinderen in andere landen. Door de ruime aandacht voor sociale en culturele aspecten lag het accent aanvankelijk op de beschrijving, iets wat in de herdruk uit 1986 minder nadruk kreeg. Uit de inleiding blijkt het doel: de lezers interesseren voor de eigen culturele geaardheid en waardigheid van leeftijdsgenoten in verre landen.
Ook een garnaal heeft een hoofd (1993) vertelt hoe een interculturele klas een origineel en culinair gevarieerd schoolfeest organiseert. Vriendschappen tussen autochtone en allochtone kinderen staan eveneens centraal in Sofie en Fatima (1993) en Vlinders op het dak (1994); ze worden daarin als vanzelfsprekend en verrijkend getekend. Ervaringen en emoties van de personages staan in deze verhalen telkens voorop. Diverse cultuurgebonden aspecten ziet de auteur als waardevolle bouwstenen van een multiculturele samenleving. Ook in andere verhalen zit die thematiek soms verwerkt. In Red de meester (1992) houdt een groepje kinderen krijgsraad bij Karim thuis. Ze kunnen er rekenen op een gastvrij onthaal. Soms zit het interculturele aspect alleen in de bijhorende illustraties. In het prentenboek Vroem vroem... boem (1999) is Maja een energieke kleuter die thuis de boel op stelten zet. Als
| |
| |
dochter van een blanke mama en een zwarte papa kreeg ze een mooi tussenkleurtje. In Tasjes (2006) heeft de zwarte peuter Karo blanke ouders en gaat ze dolgraag op bezoek bij haar blanke oma.
Nog duidelijker dan in haar verhalen schetst Marita de Sterck in haar informatieve boeken een beeld van andere culturen. Zij ziet kennis van de levenswijze, gewoonten en verhalen van andere culturen als een wapen tegen vooroordelen, discriminatie en racisme. Die gedrevenheid valt al op in Een vijf met negen nullen (1993), over lichamelijke verschillen en gelijkenissen tussen mensen, in Indianen verhalen (1996), een boek over hedendaagse indianen en in Alle dagen feest (1997), over diverse godsdiensten. De Sterck vermijdt daarbij dure woorden, verklaart essentiële elementen, legt verbanden, zet aan tot kritisch denken en gaat de confrontatie met de eigen cultuur aan. Dit doet zij vooral in Anders is niet gek (1992), waarin zij als antropologe naar diverse groepen mensen kijkt en gedragingen met behulp van concrete voorbeelden verklaart.
Marita de Sterck heeft een bijzondere interesse voor relaties tussen mannen en vrouwen en voor initiatie- en inwijdingsrituelen in andere culturen. In traditionele culturen gaat de overgang van meisje naar vrouw gepaard met oude ceremonies waarbij verhalen een belangrijke rol spelen. De rol van de orale traditie in niet-westerse culturen en de manier waarop verhalen mensen laten groeien, hun identiteit versterken en hen confronteren met de maatschappij, is iets wat de auteur fascineert. Ze bestudeert de laatste jaren vooral verhalen die mensen vertellen tijdens feesten of rituelen die te maken hebben met de overgang van kind naar volwassene. Zo verzamelde ze wereldwijd al tientallen verhalen over de groei van meisje naar vrouw. Haar fictieverhaal Loop naar de zon (1999) is gebaseerd op zo'n initiatieritueel waarvoor ze zelf onderzoek deed bij de Navajo's. Bij het feest voor Jazzie duikt ook een vreemde blanke vrouw op, het alter ego van de auteur die als antropologe het feest komt volgen. In Wolven in het donkere bos (2004) gaat Saar voor het eerst met de scouts mee op zomerkamp. Ze moet dapper zijn en haar mannetje staan. Het verhaal van het kind dat door de wolven geadopteerd wordt - geïnspireerd op The Jungle Book - loopt parallel aan het basisverhaal. Ook in dit boek gaat het eigenlijk over een initiatie die een groeifase markeert.
In 2007 verbleef Marita de Sterck een tijdje bij de Ticuna-Indianen in het noordwesten van Brazilië. Ze woonde er het initiatiefeest van enkele jonge meisjes bij en nam de verhalen verbonden met het ritueel op. In 2008 verscheen het educatieve boek Het feest van het Nieuwe Meisje, ter gelegenheid van de gelijknamige tentoonstelling in het MAS I Etno- | |
| |
grafisch Museum in Antwerpen. Maskers, verentooien en muziekinstrumenten gaven er samen met foto's en verhalen van Marita de Sterck een levendig beeld van het prachtige feest van het Nieuwe Meisje bij de Ticuna-Indianen.
De zoektocht van de auteur naar verhalen uit het Amazonewoud leidde ook tot de publicatie van Boto (2009), een liefdesverhaal voor jongeren en volwassenen over Boto, de roze dolfijn van de Amazone. Boto is een populaire figuur in het Amazonegebied. Hij is zo verleidelijk dat alle vrouwen naar hem verlangen. Ook de jonge Riawa begeert de dolfijn en Boto droomt van haar mooie lichaam. Op een nacht verlaat hij de rivier en stapt als een mooie man op haar toe. Dit waarschuwingsverhaal voor meisjes, om niet met vreemde mannen mee te gaan, is in een ritmische, sensuele taal verteld. De tekst van Marita de Sterck en de illustraties van Jan Bosschaert maken van dit boek een ode aan de oeroude Amazoneverhalen die de verbondenheid van mensen met de rivier en het woud in stand houden.
| |
De hondeneters
De 17-jarige Victor Vervoort groeit op als notariszoon in Mechelen, in een gezin dat hem overbeschermt omdat hij aan epilepsie lijdt. Eind 1917 loopt hij van huis weg om zijn trouwe hond te zoeken. Zijn tocht brengt hem via de armenmarkt en langs de rivieren tot in Boom, bij
Omslagfoto: Corbis
een hondenslachterij. Hij komt in een voor hem totaal onbekende, volkse wereld terecht: bij boerenmeisjes, schippers, straatmadelieven, het voddenwijf met de baard en Flor de muzikant. Als hij ontdekt dat zijn hond nog leeft maar gevlucht is, moet hij de gevaarlijke weg over ruim twintig kilometer terug.
Victor wordt vanwege zijn ziekte onwetend gehouden, ook al is hij in veel dingen geïnteresseerd. Door zijn tocht leert hij het moeilijke leven van alledag in oorlogstijd kennen en keert hij als een zelfbewuste jongeman terug naar huis. Via tal van nevenper- | |
| |
sonages en gebeurtenissen schetst de auteur een treffend beeld van de gruwelijke realiteit van de oorlog, van honger en onrecht. De overlevingsstrijd van de kleine man in Vlaanderen tijdens de Eerste Wereldoorlog wordt beschreven in een doordacht gecomponeerd verhaal. Tegenover de worsteling om te overleven staan solidariteit en menselijke warmte, waarvan Victor door zijn ziekte sterk afhankelijk is. In de loop van het verhaal komt hij te weten wat er met zijn broer Nest als frontsoldaat is gebeurd. Daardoor observeert hij niet alleen wat de oorlog met mensen doet maar raakt die hem ook persoonlijk. De hondeneters schetst een complex groeiproces. Victor moet vechten tegen zijn eigen onwillige lichaam en in het reine komen met zijn familie.
Het verhaal speelt zich af in zeven dagen, beginnend met een indringende passage bij de hondenslachter. De gebeurtenissen hebben een sterke emotionele ondertoon. De realistische beschrijvingen worden met grote precisie en gedrevenheid verteld. Het Vlaams gekleurde taalgebruik in de dialogen en de volkse namen geeft authenticiteit aan de personages. De Sterck deed heel wat research voor dit boek. Zo zijn er verwijzingen naar volksmuziek, bijgeloof en de fantastische verhalen van Jules Verne.
| |
Waardering
De boeken van Marita de Sterck voor jonge lezers worden in de kritieken meestal geprezen om hun herkenbaarheid en de combinatie van realiteit en fantasie. Van de boeken over andere culturen kregen vooral de informatieve boeken aandacht. Recensenten waarderen de gedegen vakkennis en het feit dat De Sterck moeilijke onderwerpen voor jongeren toegankelijk maakt. Woorden als ‘degelijk’, ‘genuanceerd’, ‘stereotypen doorbreken’ en ‘gedrevenheid’ duiken geregeld op.
De meeste waardering kreeg Marita de Sterck voor haar jeugdromans. Over Wachten (1995) zegt Annemie Leysen in De Morgen: ‘De combinatie van het letterlijke en figuurlijke wachten en afwachten lijkt me een interessante vondst.’ Herman De Graef noemt Zoë zwijgt (1996) een ‘indringende en authentieke evocatie van verlangen en ontgoocheling, van vechten met jezelf en met de taal’ (Leesidee).
Jan Van Coillie noemt Wild Vlees een boek ‘dat uitdaagt en confronteert, dat dwingende vragen stelt over leven en liefde, over passie en pijn’ (Standaard der Letteren). Jet Marchau prijst ‘de mooie en originele beeldspraak’ en zegt: ‘Het kan niet eenvoudig zijn om het spel van de liefde zo behoedzaam in woorden en beelden om te zetten dat de intensiteit geen trivialiteit wordt’ (Leesidee). Aukje Holtrop (Vrij Nederland) spreekt van een ‘mooie mengeling van lust, lekkerte en vertedering’. Max Verbeeck (Leesgoed) vindt in
| |
| |
Wild vlees de appels ‘een prachtig motief’ en zegt over de flashbacks in het verhaal: ‘Een heel familienetwerk komt tot leven in prachtige Vlaamse anekdotes en sterke verhalen.’
Over Op kot (2002) schrijft Ed Franck in Standaard der Letteren: ‘Marita de Sterck heeft altijd heel zintuiglijk geschreven, en met dit thema kon ze zich duidelijk helemaal uitleven. De tekst zit vol sensuele, fysieke details.’ Mai Van Loon wijst erop dat in dit verhaal nergens goedkoop taalgebruik opduikt en vindt dat de dialogen vanuit de meest verschillende invalshoeken de lezer ‘een waar taalfeest’ bezorgen (Leesidee Jeugdliteratuur). Annemie Leysen zegt dat het boek met veel vakmanschap is geschreven maar schrijft ook: ‘het lijkt me allemaal wat te bedacht en te bestudeerd’ (De Morgen).
Annemie Leysen zegt in De Morgen het volgende: ‘Met huid en haar is een knap geconstrueerd boek. De Sterck zette haar verhaallijnen vakkundig uit en hield ze behendig in de hand. Heden en verleden kregen een eigen ritme en taalregister mee, die meestal consequent en overtuigend worden volgehouden: het vrij authentieke hedendaagse jongerenidioom van de ik-verteller en het plastische Vlaams in de verhalen van vroeger lopen doorgaans vlotjes in elkaar over.’ Marita Vermeulen bestempelt dit boek als ‘een rijke, kleurrijke en gevoelvolle familiegeschiedenis’ en noemt de auteur ‘een gepassioneerd verteller’ (De Standaard der Letteren).
Het juryrapport van de Boekenleeuw 2007 zegt dat Kwaad bloed (2006) de lezer ‘op een bijzondere overtuigende en originele manier vijftig jaar terug in de tijd voert. [-] De metamorfose van Emma, van ontluikende naar rijpe tiener, wordt heel inlevend geschreven. We maken kennis met de vergeten heiligenlevens. We glimlachen bij de wazige uitleg van taboewoorden als wellust en onkuisheid.’ Uit het juryrapport voor de Zilveren Zoen 2007: ‘Kwaad bloed moet met buitengewoon veel plezier zijn geschreven. Minstens zo groot is het genoegen waarmee wij het hebben gelezen. Omdat er zoveel humor in dit boek zit. Omdat er zoveel onvergetelijke personages in figureren.’
In haar bespreking van De hondeneters looft Annemie Leysen de slimme compositie, de zorgvuldig opgebouwde spanningsboog en het brede vertelspectrum. Ze noemt het ‘een boordevol boek’ en ‘een overtuigend pleidooi tegen absurde oorlogen en misplaatst heldendom’ (De Morgen). Volgens Annelies De Waele heeft Marita de Sterck in dit boek ‘heel diep gegraven in tijd, ruimte en de dunne grens tussen mens en dier’ (De Leeswelp). Ze vindt dat de auteur ‘vanuit een originele invalshoek een voortreffelijke klacht tegen elke oorlog’ schreef.
| |
| |
| |
Bibliografie
Voor volwassenen
|
Henri van Daele, monografie (1984), In de spiegel. Beeld van de immigrant in kinderboeken (1986), Leeswijzer, jeugdboeken kiezen voor 14-16 jaar (eindred., 1990), Bij nader inzien. Mensen uit andere culturen onder ons (1992), Lees je mee? Een gids voor wie boeken en kinderen wil samenbrengen (1997). |
Naslagwerken voor jongeren
|
Schrijver gezocht, Encyclopedie van de jeugdliteratuur (eindred.). Tielt, Lannoo, 1988. |
Schrijver gevonden, Encyclopedie van de jeugdliteratuur (eindred. samen met Ed Franck en Herman Kakebeeke). Tielt, Lannoo, 1998. |
Vingeroefeningen (met Beerten, Billiet, Janssen, Simoen en Sollie). Hasselt, Afijn, 2003. |
Kinder- en jeugdboeken
|
Hakim de kleine ezeldrijver. Met illustraties van Jeanne Prasatya. Aartselaar/Harderwijk, Deltas, 1982. (Herwerkte versie, met foto's van de auteur: Leuven, Davidsfonds 1986) |
Sander en de kippen. Met illustraties van Lieve Baeten. Averbode, Altiora, 1986. |
Komt de baby nu al? Met illustraties van Francien van Westering. Tilburg, Zwijsen, 1986. |
Wat een verjaardag! Met illustraties van Koen Fossey. Averbode, Altiora, 1987. |
Vandaag komt opa spelen! Met illustraties van Herman Spruyt. Averbode, Altiora, 1989. |
Het trimspook. Met illustraties van Fred de Heij. Tilburg, Zwijsen, 1990. |
Schrikzalf. Met illustraties van André Sollie. Averbode, Altiora, 1990. |
Feest in de klas. Met illustraties van Gerda Dendooven. Leuven, Davidsfonds/Infodok, 1991. |
Ben jij mijn vriend? Met illustraties van Klaas Verplancke. Averbode, Altiora, 1991. |
Red de meester. Met illustraties van Klaas Verplancke. Averbode, Altiora, 1992. |
Anders is niet gek. Kennismaking met andere culturen. Averbode, Altiora, 1992. |
Ook een garnaal heeft een hoofd. Een lees-, kooken speelboek. Met illustraties van Klaas Verplancke. Berchem-Antwerpen, VBVB, 1993. |
Sofie en Fatima. Met illustraties van André Sollie. Leuven, Davidsfonds/Infodok, 1993. |
Een vijf met negen nullen. Over gelijkenissen en verschillen tussen mensen. Met illustraties van Klaas Verplancke. Tielt, Lannoo, 1993. |
Daar gaat mijn tak! Met illustraties van Ruud Bruijn. Tilburg, Zwijsen, 1993. |
De toren. Met illustraties van Klaas Verplancke. Averbode, Altiora, 1994. |
Vlinders op het dak. Met illustraties van Julian Webber. Tilburg, Zwijsen, 1994. |
Wachten. Averbode, Altiora, 1995. |
Liefste. Met illustraties van André Sollie. Tilburg, Zwijsen, 1995. |
Zoë zwijgt. Averbode, Altiora, 1996. |
Indianen verhalen: de Noord-Amerikaanse indianen. Averbode, Altiora, 1996. |
Alle dagen feest. Godsdiensten van de wereld. Met illustraties van Klaas Verplancke. Tielt, Lannoo, 1997. |
Mijn eiland. Met illustraties van Leo Timmers. Tilburg, Zwijsen, 1997. |
Het woordenboek, of hoe Jasper zijn woorden vond. Met illustraties van Klaas Verplancke. Tielt, Lannoo, 1998. |
Splinters. Amsterdam, Querido, 1998. |
Vroem vroem... boem. Met illustraties van Ingrid Godon. Amsterdam, Querido, 1999. |
Loop naar de zon. Met illustraties van Rita van Bilsen. Tilburg, Zwijsen, 1999. |
Wild vlees. Amsterdam, Querido, 2000. |
Grote tanden. Met illustraties van Ingrid Godon. Wielsbeke, De Eenhoorn, 2001. |
Op kot. Amsterdam, Querido, 2002. |
Bollebuikbaby. Met illustraties van Marjolein Pottie. Wielsbeke, De Eenhoorn, 2003. |
Wolven in het donkere bos. Met illustraties van Joyce van Oorschot. Tilburg, Zwijsen, 2004. |
Met huid en haar. Amsterdam, Querido, 2004. |
| |
| |
Tasjes. Met illustraties van Ceseli Josephus Jitta. Tilburg, Zwijsen, 2006. |
Kwaad bloed. Amsterdam, Querido, 2006. |
En rijen is plezant. Antwerpen, Van Halewyck, 2008. |
Het feest van het Nieuwe Meisje. Antwerpen, MAS I Etnografisch Museum Antwerpen, 2008. |
Koekeloeren. Met illustraties van An Candaele. Wielsbeke, De Eenhoorn, 2008. |
De hondeneters. Amsterdam, Querido, 2009. |
Boto. Met illustraties van Jan Bosschaert. Antwerpen, Van Halewyck, 2009. |
Schatjepatatje. Met illustraties van Cesili Josephus Jitta. Wielsbeke, De Eenhoorn, 2009. |
Over Marita de Sterck
|
E. Claeys (sam.), Aangenaam. Marita de Sterck. Documentatiemappen van Vlaamse Jeugdauteurs, VBC, jaargang 9 (1991), nr. 5. |
Ria de Schepper, Kijken naar andere culturen, dichtbij en veraf. In: Jeugdboekengids, november 1992. |
Gilbert Hubert, Anders is niet gek. In: De Morgen, 24-11-1992. |
Ria de Schepper, Marita de Sterck. In: Jeugdboekengids, februari 1993. |
Marleen Wynants, Duo. In: Weekend Knack, 4-5-1994. |
Rita Geys, De bibliotheek van... Marita de Sterck. In: Standaard der Letteren, 23-5-1996. |
Herman De Graef, Met de pen de stilte doorbreken. In: Leesidee Jeugdliteratuur, juni 1996. |
Heide Boonen, Cool. In: Standaard der Letteren, 12-12-1996. |
Marita de Sterck, Waarom ik schrijf zoals ik schrijf? In: De schoolmediatheek, januari 1997. |
Jaak Dreesen, Voor wie boeken en kinderen wil samenbrengen. In: De Bond, 7-1-1997. |
Griet Ramaut, Indianen verhalen. In: Leesidee Jeugdliteratuur, februari 1997. |
Ria de Schepper, Gelovig feesten. In: Leesidee jeugdliteratuur, mei 1997. |
Jet Marchau, Een auteur verkent haar grenzen. In: Leesidee Jeugdliteratuur, november 1998. |
Herman De Graef, Marita de Sterck. In: Schrijver gevonden. Tielt, Lannoo, 1998. |
Aukje Holtrop, Splinters. In: Vrij Nederland, 9-1-1999. |
Jan Van Coillie, De pijn van verliefd zijn. In: De Standaard der letteren, 11-2-1999. |
Jan Van Coillie, Appels en wild vlees. In: De Standaard der Letteren, 28-9-2000. |
Nanda Roep, Na opa's dood is Max een en al woede. In: Trouw, 14-10-2000. |
Aimée de Jaeger, Wild vlees en veel te behappen. In: De Morgen, 8-11-2000. |
Marita Vermeulen, Toegepaste wetenschap is geen literatuur. In: Leesidee Jeugdliteratuur, februari 2001. |
Paul Steenhuis, Fruitige seks voor beginners. In: NRC Handelsblad, 27-4-2001. |
Mai Van loon, Een verlies dat sporen achterlaat. In: Leesidee Jeugdliteratuur, februari 2003. |
Annemie Leysen, Heiligt de doelgroep de middelen? In: De Morgen, 19-3-2003. |
Marita Vermeulen, De angst om lief te hebben. In: De Standaard der Letteren, 14-4-2005. |
Annemie Leysen, Een ordeloze kast vol geheimen. In: De Morgen, 27-4-2005. |
Annemie Leysen, ‘Een meisje dat vrouw wordt, is fascinerend’. In: De Morgen, 16-8-2006. |
Koen Driessens, Marita de Sterck beschrijft ontluikende seksualiteit. In: Magazine Gazet van Antwerpen, 19/20-8-2006. |
Jet Marchau, Hoe voorbij is de voorbije wereld? In: De Leeswelp, oktober 2006. |
Monique Snoeijen, Kwaad bloed. In: NRC Handelsblad, 27-10-2006. |
Bas Maliepaard, Zwoele geheimen op de nonnenschool. In: Trouw, 13-1-2007. |
Ed Franck, Kruipen waar je niet kunt gaan. In: De Standaard der Letteren, 26-1-2007. |
Diane De Keyzer, ‘Zing je van sloten en sleutels, violen en fluiten, rozen en pruimen, dan klikt er iets!’. In: De Morgen, 13-2-2008. |
Marita de Sterck, Hoe de maan aan zijn vlekken is gekomen. In: Leesgoed, nr. 8, 2008. |
| |
| |
Marita de Sterck, Oeroud verhaal voor splinternieuw meisje. In: De Standaard der Letteren, 13-2-2009. |
John Vervoort, Ik hou van orale verhalen; interview met Marita de Sterck. In: Magazine Letters, 18-1-2009 |
Annemie Leysen, Mijn eigen kleine oorlog. In: De Morgen, 18-3-2009. |
Bas Maliepaard, Zijn hond weg, zijn broer aan het front. In: Trouw, 28-3-2009. |
Annelies De Waele, De beestige grote oorlog. In: De Leeswelp, maart 2009. |
Karel Berkhout, Puberen tussen leven en dood. In: NRC Handelsblad, 3-4-2009. |
Website
|
http://users.telenet.be/marita.de.sterck |
80 Lexicon jeugdliteratuur
juni 2009
|
|