name voor de reclame, gaat het bijna altijd om ingekleurde pentekeningen.
Spiers boekillustraties zijn minder dynamisch dan die voor de krant. In de krant tekende hij geregeld levendige straatscènes, in zijn boekillustraties beperkte hij zich meestal tot personen of een statische weergave van een situatie. Een voorbeeld daarvan is de tekening ‘Tarakan’ uit het jeugdboek 600 Jongens met de Tarakan naar Noorwegen (1936) van Johan Koning.
Illustratie uit 600 Jongens met de Tarakan naar Noorwegen
Naast de statische indruk die zijn werk maakt, valt het op dat Spier met geen enkele schrijver langdurig heeft samengewerkt. Het is zelfs zo dat hij vaak boeken illustreerde van schrijvers die eenmalig voor kinderen actief waren. Voorbeelden zijn Fontie (1935) van Nico van Suchtelen en het reeds genoemde boek van Johan Koning. Het is mogelijk dat Spier zich maar moeilijk kon inleven in door anderen bedachte verhalen. Ooit heeft hij gezegd dat hij alles het liefst in eigen hand had. Het verhaal dat hij wilde vertellen kon hij moeiteloos niet alleen in woorden maar ook in beelden vatten. Daarom is het opvallend en misschien teleurstellend dat Jo Spier niet meer jeugdboeken heeft geproduceerd. Drie titels die de aanduiding ‘boek’ nauwelijks verdienen, zijn er van zijn hand verschenen: Het dorp, De rivier en De kermis. Alle drie bestaan ze uit twee in elkaar geniete vellen papier waarbij het voorblad tevens titelblad is. De achterzijde was gereserveerd voor reclame van de uitgever. Zodoende bleven er zes bladzijden over met tekeningen en een onderschrift. Bijtje zoem, zoem, waarvan de titel doet vermoeden dat het voor kinderen bestemd is, blijkt een reclame-uitgave voor de muziekschool te zijn.
Ten slotte mag het prentenboek De schepping niet onvermeld blijven. In opzet is het vergelijkbaar met Bijtje, zoem, zoem: het is de populariteit van Spier en zijn tekeningen die de bood-