| |
| |
| |
Ingrid en Dieter Schubert
door Wilma van der Pennen en Marita de Sterck
Ingrid (Schubert-)Gabrys is geboren op 29 maart 1953 in Essen (Duitsland). Ze volgde een opleiding schilderen en grafiek aan de Fachhochshule für Design in Münster en kunstpedagogiek aan de kunstacademie van Düsseldorf. Daarna studeerde ze twee jaar kunstgeschiedenis en Italiaans aan de universiteit. Dieter Schubert is geboren op 15 juli 1947 in het Oost-Duitse Oschersleben. In 1953 vluchtte het gezin naar West-Duitsland. Dieter Schubert volgde na de middelbare school een handelsopleiding, werkte een aantal jaren in de handel en ging in 1971 naar de Fachhochshule für Design in Münster. Daar leerde hij zijn toekomstige vrouw Ingrid kennen. Na een jaar kunstacademie in Düsseldorf studeerde Dieter Schubert twee jaar geografie en didactiek aan de universiteit. Om zijn studie te kunnen betalen, werkte hij als tekenleraar. In 1977 kregen beiden een beurs voor de Rietveld Academie in Amsterdam.
Aanvankelijk kozen zij voor de afdeling vrije grafiek en was illustreren een bijvak, maar gestimuleerd door hun leraar, illustrator Piet Klaasse, groeide hun belangstelling voor kinderboekillustraties. In opdracht van Klaasse maakten zij hun eerste prentenboek, Er ligt een krokodil onder mijn bed! (1980). De opbrengst van dit boek stelde hen financieel in staat hun opleiding aan de Rietveld Academie te voltooien. Helemaal verkikkerd (1981) vormde hun eindexamenopdracht. Ze bouwden samen een omvangrijk oeuvre op. Dieter Schubert maakte ook twee prentenboeken zonder zijn vrouw, Ravestreken (1982) en Monkie (1996). Beiden illustreerden een enkele keer verhalen van anderen.
In 1990 maakten zij De uitvinder, de kleuteruitgave ter gelegenheid van de Kinderboekenweek, die dat
| |
| |
jaar als thema had ‘Kijk verder dan je neus lang is. Over uitvindingen en ontdekkingen’. In 1999 organiseerde de Kunsthal in Rotterdam naar aanleiding van hun 20-jarig jubileum als prentenboekenmakers een overzichtstentoonstelling onder de titel Van mug tot olifant. De dierenwereld van Ingrid en Dieter Schubert. In januari 2005 was er een familietentoonstelling in Kasteel Groeneveld te Baarn ter gelegenheid van hun 25-jarig jubileum.
Dieter Schubert ontving in 1987 een Gouden Penseel voor Monkie, dat ook een Pluim van de Maand kreeg. Voor Ravestreken kreeg hij in 1983 een Vlag en Wimpel van de penseeljury. Voor hun gezamenlijke boeken kreeg het echtpaar verschillende keren een Vlag en Wimpel (in 1981 voor Er ligt een krokodil onder mijn bed!, in 1982 voor Helemaal verkikkerd en in 1984 voor Ik kan niet slapen) en diverse Pluimen van de Maand. In 2000 mochten de Schuberts de Kinderboekwinkelprijs in ontvangst nemen voor Dat komt er nou van.... De prentenboeken van de Schuberts vinden ook buiten Nederland een warm onthaal. Ze verschenen in meer dan twintig talen.
| |
Werk
In de eerste prentenboeken van Ingrid en Dieter Schubert komen vooral kinderen, fantasiefiguren en speelgoeddieren voor; volwassenen spelen nauwelijks een rol. In latere boeken zijn het dieren die de hoofdrol vervullen. Dat begon met Van mug tot olifant (1994), maar was eerder al het geval in de twee prentenboeken die Dieter Schubert alleen schreef en tekende. Dieren en de natuur zijn in de loop der jaren in de verhalen een steeds prominentere plaats gaan innemen.
In ieder boek van de Schuberts zit wel een boodschap, maar die is nooit overheersend of dwingend aanwezig. Het credo van hen is dat een boek de fantasie van een kind vleugels moet geven. Zij willen kinderen niet confronteren met de narigheid die er in de wereld is. Hun ‘boodschap’ ligt in het ondersteunen van kinderen in hun emotionele ontwikkeling en in het stimuleren van de fantasie.
Fantasie vormt in hun boeken een belangrijk en steeds terugkerend element, niet om in weg te vluchten, maar als creatief middel dat de emoties hanteerbaar maakt. Zo staat in Er ligt een krokodil onder mijn bed! (1980) het omgaan met angst centraal, een thema dat in latere boeken regelmatig terugkeert. Vaak ontwikkelt een fantasiemonster zich tot een vriendelijke speelgenoot. In Er ligt een krokodil onder mijn bed! moet een meisje 's avonds alleen thuis blijven. Ze weet zeker dat er een krokodil onder haar bed ligt, maar haar ouders geloven haar niet. De krokodil duikt op zodra haar ouders weg zijn en toont zich heel lief. Het dier is juist naar de mensen gestuurd om kinderen te leren hun angst te overwinnen. Ook
| |
| |
Uit Er ligt een krokodil onder mijn bed!
het monster uit Wie niet sterk is... (1989) is heel aardig. Het neemt Koosje mee naar zijn vrienden en naar het monster waar de andere monsters bang voor zijn: de veelvraat die hun aardbeien opeet. En ook dit supermonster blijkt uiteindelijk weinig angstwekkend. Vriendelijk zijn ook de heks en de draak in Platvoetje (1986). In hen zijn de typische eigenschappen van hun soortgenoten gecombineerd met kinderlijke trekjes, waardoor ook deze archetypes van de angst opeens niet meer zo angstaanjagend zijn.
Vriendschap vormt het verbindende onderwerp in de vier boeken over Beer en Egel. Zij treden voor het eerst op in Een gat in mijn emmer (1998). Het idee voor dit prentenboek kwam voort uit het liedje ‘Er zit een gat in mijn emmer...’ (‘There's a hole in my bucket’). De dommige Beer wil de bloemetjes water geven, maar heeft alleen een emmer met een gat. De slimme Egel weet wel raad: er moet stro in. Dat stro moet geknipt worden met een schaar. En die schaar moet geslepen worden. Maar daar is weer water voor nodig... In het tweede verhaal, Dat komt er nou van... (1999), geeft Egel tips over het opvoeden van ganzen. Beer heeft namelijk besloten drie in de steek gela- | |
| |
ten eieren uit te broeden. Er komen gansjes uit en die moeten leren eten, spelen, zwemmen en vliegen. Ga daar als beer maar eens aan staan. Beer is dan ook wat trots als de kleintjes uiteindelijk zelfstandig zijn: een originele wijze om adoptie ter sprake te brengen. In Samen kunnen we alles (2000) helpen Beer en Egel hun vriend Bever als die bij het bouwen van een burcht gewond is geraakt. In het prentenboek Er kan nog meer bij (2001) is het aantal dieren fors uitgebreid. Op het door Bever gemaakte vlot verzamelt zich een bont gezelschap, waaronder natuurlijk ook Beer en Egel. De vier verhalen zijn in 2003 gebundeld in Het grote boek van Beer en Egel.
Kinderen en vermenselijkte dieren beleven in de verhalen van de Schuberts telkens een bijzonder avontuur, waarin veel wensvervullende elementen zijn verwerkt. Bart uit Ik kan niet slapen (1983) houdt ervan iedereen de stuipen op het lijf te jagen maar is zelf 's nachts bang voor donkermannetjes. Oma leert hem hoe hij, door de mannetjes te tekenen, kan afrekenen met zijn angsten. In Woeste Willem (1992) speelt piraat Willem de rol van ‘monster’. Willem is een gepensioneerde zeeman en een echte mopperaar. Toch wordt hij, zij het na enige aarzeling, de speelgenoot van Frank. Als Frank met hem wil gaan varen, blijkt dat Woeste Willem niet kan zwemmen. Waarmee is aangegeven dat ook volwassenen hun angsten kennen. Een aardige omkering, die ook wordt toegepast in andere verhalen. Zo spelen de ouders van Guus uit Helemaal verkikkerd (1981) uiteindelijk zelf met kikkers in het bad, terwijl ze hun zoon dat steeds met nadruk hadden verboden. In Monkie (1986) verloopt het avontuur van de speelgoedaap wensvervullend. Een jongetje verliest bij het eendjes voeren zijn knuffel Monkie. Het speelgoedaapje belandt achtereenvolgens bij muizen, egels (die hem als slaapplaats gebruiken), bij een ekster (die hem een oog uitpikt) en in een sloot. Uiteindelijk komt hij bij de poppendokter terecht. Daar ziet het jongetje zijn knuffel terug.
Het spelelement komt in alle prentenboeken van de Schuberts voor. Het kinderspel wordt niet alleen uitgebeeld, vaak bevatten de prenten ook een duidelijke aansporing om zelf te gaan spelen of knutselen. Er ligt een krokodil onder mijn bed! bijvoorbeeld bevat een bouwplaat en in Wie niet sterk is... staat een zoekplaat. In De uitvinder (1991) kunnen kinderen stukken pagina's combineren tot nieuwe uitvindingen. In Kijk mij nou (1982) domineert het spel, samen met het thema ‘anders zijn’ het verhaal. In Platvoetje wordt de jonge lezer aangespoord een antwoord te ‘schrijven’ op de in beeldtaal opgestelde heksenbrief.
| |
Techniek
Het uitzetten van de verhaallijn vormt bij de Schuberts altijd
| |
| |
Uit Platvoetje
het vertrekpunt van hun werkzaamheden. Pas daarna volgt de uitwerking in tekst en beeld. Hoe de taakverdeling precies is, houden ze strikt geheim. Wel geven zij aan nooit in elkaars tekening te werken, dat Dieter expressiever is en Ingrid wat voorzichtiger werkt.
Het accent van de verhalen ligt bij de illustraties. De tekst is bijna altijd teruggebracht tot de essentie en vooral ondersteunend. Monkie (1986) en Krokodil is jarig (2005) zijn zelfs tekstloze prentenboeken. De Schuberts schrijven hun verhalen nog steeds eerst in het Duits. Na het maken van potloodschetsen verdelen zij de illustraties. Ze gebruiken daarvoor kleurpotlood, of aquarel in combinatie met kleurpotlood. Door in lagen over elkaar heen te werken, suggereren ze diepte. De illustraties zijn natuurgetrouw, in een soms haast fotorealistische stijl. Het tekenwerk van de Schuberts is beïnvloed door Maurice Sendak en K.F. Waechter. Dit komt vooral naar voren in het spel met schaduweffecten. Talloze kleine visuele grapjes - vaak verwijzingen naar andere boeken van henzelf of naar bekende figuren als Bert en Ernie van Sesamstraat - nodigen uit tot gedetailleerd kijken. In het jubileumboek Krokodil is jarig komen alle dieren en kinderen uit hun boeken voor: zij bezoeken de verjaardag van het dier waar het ooit mee begon, krokodil.
In de prentenboeken variëren de platen in grootte, wat het geheel een dynamisch effect geeft. Panoramische overzichten, vaak over twee volle pagina's, worden afgewisseld met kleine, vierkante, stripachtige plaatjes die beweging suggereren. Er is veel aandacht voor de compositie.
| |
| |
Ook de schutbladen worden in het geheel geïntegreerd.
| |
Waardering
Een terugkerend punt van waardering in recensies en overzichtsartikelen vormt het feit dat de Schuberts hun (kleuter)publiek serieus nemen. Ook hun ambachtelijke precisie oogst veel lof, net als de manier waarop zij herkenbare kleuter-problemen aan de orde stellen. Men roemt hun aandacht voor details. Marita de Sterck: ‘Alle prentenboeken van de Schuberts sluiten knap aan bij de leef- en belevingswereld van hedendaagse kleuters en brengen op een originele manier de kracht van creatieve kinderfantasie in beeld’ (Jeugdboekengids). Truusje Vrooland in Leesgoed: De Schuberts kunnen gewoon erg goed tekenen, maar deze kundigheid hebben ze zó weten te ontwikkelen dat ze nergens vastloopt in virtuoze dorheid, maar uitgroeide tot een verrassende losheid, een opvallende frisheid en sterke expressiviteit.’ Toch was er in de jaren tachtig ook kritiek. Sommige recensenten vonden de inhoud van de boeken te vredig en te harmonieus.
Op de teksten wordt in besprekingen minder vaak ingegaan. Soms oordeelt een recensent dat tekst en illustraties zorgvuldig zijn opgebouwd en elkaar aanvullen (Ria de Schepper in Leesidee jeugdliteratuur) en dat de dialogen zich goed laten voorlezen. Lieke van Duin vatte het als volgt samen: ‘In hun illustraties vol liefdevol uitgewerkte details kunnen ze al zoveel verhaal kwijt, dat er maar weinig begeleidende tekst nodig is’ (Trouw).
Positief zijn de reacties op de gelaagdheid van de verhalen. Marita Vermeulen merkte naar aanleiding van Dat komt er nou van... op: ‘Het boek kan op verschillende niveaus gelezen worden, lekker rechttoe rechtaan en dan heb je een ludiek en onderhoudend verhaal ondersteund door platen boordevol speelse details. En je kan stil blijven staan bij de grapjes met dubbele bodem [-], bij die kleine zinnetjes die aanzetten tot filosoferen’ (Leesidee jeugdliteratuur).
| |
Bibliografie
Prentenboeken met tekst en illustraties van Ingrid en Dieter Schubert
|
Er ligt een krokodil onder mijn bed! Rotterdam, Lemniscaat, 1980. |
Helemaal verkikkerd. Rotterdam, Lemniscaat, 1981. |
Kijk mij nou. Den Haag, NOT, 1982. |
Wie komt er in mijn huisje. Den Haag, NOT, 1982. (Herdruk: Baarn, Bekadidact, 1986) |
Ik kan niet slapen! Rotterdam, Lemniscaat, 1983. |
Platvoetje. Rotterdam, Lemniscaat, 1986. |
Sinterkerst. Rotterdam, Lemniscaat, 1989. |
Wie niet sterk is... Rotterdam, Lemniscaat, 1989. |
De uitvinder. Amsterdam, CPNB, 1989. (Herdruk: Rotterdam, Lemniscaat, 1991) |
Woeste Willem. Rotterdam, Lemniscaat, 1992. |
Van mug tot olifant. Rotterdam, Lemniscaat, 1994. |
Abracadabra. Rotterdam, Lemniscaat, 1996. |
Een gat in mijn emmer. Rotterdam, Lemniscaat, 1998. |
| |
| |
Dat komt er nou van... Rotterdam, Lemniscaat, 1999. |
Samen kunnen we alles. Rotterdam, Lemniscaat, 2000. |
Er kan nog meer bij. Rotterdam, Lemniscaat, 2001. |
Het grote boek van Beer en Egel. Bevat: Een gat in mijn emmer, Dat komt er nou van..., Samen kunnen we alles en Er kan nog meer bij. Rotterdam, Lemniscaat, 2003. |
Gekke buren. Rotterdam, Lemniscaat, 2003. |
Mijn held. Rotterdam, Lemniscaat, 2004. |
Krokodil is jarig. Rotterdam, Lemniscaat, 2005. |
Platvoetje & Co. Rotterdam, Lemniscaat, 2005. |
Prentenboeken met tekst en illustraties van Dieter Schubert
|
Ravestreken. Rotterdam, Lemniscaat, 1982. |
Monkie. Rotterdam, Lemniscaat, 1986. |
Keuze uit de kinderboeken met illustraties van Ingrid en Dieter Schubert
|
Otfried Preussler, Het spookje. Rotterdam, Lemniscaat, 1980. |
Thea Beckman, Zwerftocht met Korilu. Rotterdam, Lemniscaat, 1981. |
Jan Terlouw, Oom Willibrord. Rotterdam, Lemniscaat, 1981. |
Anja Pons, De inbraak. Groningen, Wolters-Noordhoff, 1986. |
Annie Keuper-Makkink, Kijk mijn letter. Amsterdam, Dijkstra, 1988. |
Thea Beckman, Een bos vol spoken. Rotterdam, Lemniscaat, 1988. |
Michael Ende, De toverdrank. Rotterdam, Lemniscaat, 1990. |
Rudolf Horn, Marcus Mus en het geheim van de stofstappers: bijbelverhalen voor dieren verteld. Zoetermeer, Mozaïek, 2000. |
Hans Post, Van kop tot staart. Rotterdam, Lemniscaat, 2002. |
Keuze uit de kinderboeken met illustraties van Dieter Schubert
|
J.L. en W.K. Grimm, De zeven raven. Rotterdam, Lemniscaat, 1980. |
Jules Verne, De reis om de wereld in 80 dagen. Groningen, Dijkstra, 1989. |
Keuze uit de kinderboeken met illustraties van Ingrid Schubert
|
Anke de Vries, Wat is er met mijn neus? Tilburg, Zwijsen, 1987. |
Over Ingrid en Dieter Schubert
|
Herman Verschuren, [Over Er ligt een krokodil onder mijn bed!]. In: En nu over jeugdliteratuur, jaargang 7 (1980), aflevering 5, blz. 210. |
Truus Sanders-Mulder, [Over Helemaal verkikkerd]. In: En nu over jeugdliteratuur, jaargang 8 (1981), aflevering 5, blz. 196 |
Truusje Vrooland-Löb, [Over Ravestreken]. In: En nu over jeugdliteratuur, jaargang 9 (1982), aflevering 6, blz. 250-251. |
Illustratoren stellen zich voor: Dieter Schubert. In: Leestekens, jaargang 4 (1983), nr. 1, blz. 30. |
Truusje Vrooland-Löb, [Over Ik kan niet slapen!]. In: En nu over jeugdliteratuur, jaargang 11 (1984), aflevering 1, blz. 27. |
Bregje Boonstra, [Over Platvoetje]. In: NRC Handelsblad, 7-2-1986. |
Bregje Boonstra, [Over Monkie]. In: NRC Handelsblad, 14-11-1986. |
Rindert Kromhout, [Over Monkie]. In: de Volkskrant, 25-11-1986. |
Ingrid en Dieter Schubert: Documentatie auteurs en illustratoren van jeugdboeken. Den Haag, NBLC, 1986. |
Martia de Sterck, Inge en Dieter Schubert. In: Jeugdboekengids, jaargang 28 (1986), nr. 3. |
Marita de Sterck, Inge en Dieter Schubert: een interview. In: Jeugdboekengids, jaargang 28 (1986), nr. 4, blz. 89-92. |
Jonneke Krans, De eer wordt terecht gedeeld. In: Het Parool, 30-9-1987. |
Jolan Douwes, ‘In het echt draagt een egel toch ook geen broek?’. In: Trouw, 1-10-1987. |
Truusje Vrooland-Löb, ‘Prentenboeken maken is ambachtelijk werk’. In: Leesgoed, jaargang 14 (1987), nr. 2, blz. 56-58. (interview) |
| |
| |
Lieke van Duin, [Over Wie niet sterk is...]. In: Trouw, 22-2-1989. |
Tilly Stuckens, ‘Je zit voor je tekenblad en het is alsof je een berg moet beklimmen’. In: De Standaard, 12-3-1989. (interview) |
Truusje Vrooland-Löb, [Over Wie niet sterk is...]. In: Leesgoed, jaargang 16 (1989), aflevering 2, blz. 63. |
Rindert Kromhout, [Over Sinterkerst]. In: de Volkskrant, 25-11-1989. |
Dorothea Diek-Burkei, ‘Kinder denken magisch.’ In: Eselsohr, jaargang 12 (1993), nr. 9, blz. 23-24. |
Janneke Wesseling, [Over Van mug tot olifant]. In: NRC Handelsblad, 7-10-1994. |
Cornald Maas, [Over Van mug tot olifant]. In: de Volkskrant, 24-10-1994. |
Anouschka Voskuul, De bewondering. In: Haarlems Dagblad, 26-10-1995. |
Truusje Vrooland-Löb, [Over Abracadabra]. In: Leesgoed, jaargang 23 (1996), aflevering 6, blz. 258. |
Hanneke de Klerck, [Over Een gat in mijn emmer]. In: de Volkskrant, 20-2-1998. |
Lieke van Duin, [Over Een gat in mijn emmer]. In: Trouw, 1-4-1998. |
Joke Linders, [Over Dat komt er nou van...]. In: Algemeen Dagblad, 5-3-1999. |
Marita Vermeulen, [Over Dat komt er nou van...]. In: Leesidee jeugdliteratuur, jaargang 5 (1999), aflevering 6, blz. 249. |
Karin van Camp, [Over Samen kunnen we alles]. In: Leesidee jeugdliteratuur, jaargang 7 (2001), aflevering 2, blz. 58. |
Hanneke van der Berg, ‘Een kind is ervan overtuigd dat er monsters bestaan.’ In: Noordhollands Dagblad, 19-6-2002. |
Judith Eiselin, [Over Van kop tot staart]. In: NRC Handelsblad, 20-9-2002. |
Annemie Leysen, [Over: Van kop tot staart]. In: De Morgen, 9-10-2002. |
Karin van Camp, [Over Mijn held]. In: Leeswelp, jaargang 10 (2004), aflevering 9, blz. 346. |
Belle Kuijken, Leve de monsters! In: De Morgen, 27-10-2004. |
Pjotr van Lenteren, [Over Krokodil is jarig]. In: de Volkskrant, 7-1-2005. |
Thea Detiger, ‘Kinderen weten meer dan je denkt.’ In: De Telegraaf, 6-2-2005. (interview) |
Pjotr van Lenteren, De ouders van Platvoetje en Woeste Willem. In: de Volkskrant, 10-2-2005. |
Gerbrich van der Meer, Al 25 jaar twee handen op één buik. In: Friesch Dagblad, 16-2-2005. |
Stella Leenders, De wereld van Ingrid en Dieter Schubert. In: Gooi- en Eemlander, 17-2-2005. |
Karel Berkhout, De krokodil komt uit mijn buik; Ingrid en Dieter Schubert over hun prentenboeken. In: NRC Handelsblad, 11-3-2005. |
Harmen van Dijk, Samen tekenen en schrijven ze al 25 jaar kinderboeken. Alleen de Schuberts weten wie wat doet. In: Trouw, 15-3-2005. |
Op het Internet
|
www.leesplein.nl |
www.platvoetje.nl |
69 Lexicon jeugdliteratuur
oktober 2005
|
|