| |
| |
| |
G. Schrijver
door Richard van Schoonderwoerd
G. Schrijver werd onder de naam Gijsbertus Gerardus van As op 11 januari 1876 in Utrecht geboren als zoon van Josinus van As en Gerarda Hendrika Schrijver. Zijn vader overleed op jonge leeftijd, moeder hertrouwde na enige tijd. Het gezin werd nogal geplaagd door geldzorgen. De jonge Van As bezocht aanvankelijk de normaalschool, een opleiding voor onderwijzers, maar maakte die niet af en ging op kantoor werken. Uiteindelijk belandde hij in Utrecht op het kantoor van de pas opgerichte anti-revolutionaire krant Het Nieuwe Dagblad. Hiermee deed hij zijn intrede in de journalistieke wereld, waar hij meer dan vijfentwintig jaar werkzaam was.
Na Het Nieuwe Dagblad kwam hij in dienst bij de drukkerij en uitgeverij Joh. De Liefde die de Stichtsche Courant uitgaf. In 1899 trouwde hij met Maria van Montfoort. Het jonge paar verhuisde naar Haarlem, waar Van As onder meer correspondent werd van het Algemeen Handelsblad. In die tijd publiceerde hij naast zijn journalistieke werk ook novellen en gedichten in letterkundige bladen. In 1908 trad hij toe tot de redactie van het christelijk-historische dagblad De Nederlander, waar hij vele jaren voor zou werken. Na het vertrek in 1921 van chu-voorman jhr. Mr. A.F. de Savornin Lohman kwamen er bij de krant wijzigingen in de redactie waarmee Van As zich niet kon verenigen. Hij nam ontslag en werd inspecteur van het Lager Onderwijs in Gouda. Daarnaast bleef hij werken voor verschillende tijdschriften en kranten.
Van Van As is bekend dat hij werkdagen maakte van twaalf uur en dat
| |
| |
dag in dag uit. Zijn motto was ‘Arbeid is een goddelijke taak, die haar belooning heeft in zichzelve’. Na een korte ziekte overleed hij op 7 juni 1927, pas 51 jaar oud. In de pers werd gesuggereerd dat zijn vroege overlijden het gevolg was van een niets ontziende werklust.
| |
Werk
Van As werd binnen protestants-christelijke kring een befaamd schrijver en recensent. Hij schreef novellen, romans, gedichten, kinderboeken, kronieken, recensies en essays. Daarvoor gebruikte hij naast G. Schrijver, de achternaam van zijn moeder, vele pseudoniemen, zoals Geraert van Aemstel, A. van Rosebed, Gerard de Rota en Maarten van 't Sticht. Als Dora Terstraete publiceerde hij gedichten in Ons Tijdschrift, op dat moment het belangrijkste protestants-christelijke letterkundig tijdschrift. Hij was vele jaren redactie-secretaris van dit blad. Ook aan andere bladen werkte hij mee, waaronder De Jongelingsbode en Het Korenland.
Van As was een bewonderaar van E. Gerdes en H.J. van Lummel, bekende auteurs in protestants-christelijke kring. Net als Van As schreven zij voor volwassenen en kinderen. In 1898 schreef uitgeverij Callenbach een prijsvraag uit voor de serie zondagsschoolboekjes. Van As stuurde een historisch verhaal in, De Broeders, dat niet bekroond maar wel uitgegeven werd. Het betrof een vertelling over de inquisitie in Antwerpen. Stijl en toon waren nogal hoogdravend en weinig op het kind gericht. Van As werkte het later om tot een roman voor volwassenen, Stormgetij (1918). Bij Callenbach verscheen in 1902 ook het kinderboek In veilige haven.
De twee kinderboeken hadden weinig succes. De carrière van Van As als schrijver voor de jeugd begon pas echt in 1908 toen De jongens van de club verscheen. Het beleefde vele herdrukken. Er volgden nog enkele goed ontvangen kinderboeken: Toen Moeder weg was (1912), In het Geuzenhuis (1917), Het zwarte schaap (1920) en Muisje (1925).
Het zwarte schaap volgt de stormachtige jeugdjaren van Huig van Riel. Hij wordt er ten onrechte van beschuldigd de fatsoensnormen van het stadje waar hij woont te hebben overtreden. Zijn strenge vader, een wagenmaker, geeft hem niet de steun die hij nodig heeft en Huug neemt de benen. Dit leidt tot nog meer verdachtmakingen aan zijn adres. Opmerkelijk in Het zwarte schaap is de aandacht voor gebeurtenissen rond de plaatselijke voetbalclub. Sport is een onderwerp dat weinig in protestants-christelijke lectuur aan de orde komt.
Muisje is een buitenbeentje in het werk van Schrijver. Het is geen boek voor ‘grote jongens’, maar een van poëtische elementen voorzien verhaal, bestemd voor meisjes vanaf een jaar of negen. Het beschrijft de ver- | |
| |
huizing van een notarisgezin, met kleine en grotere belevenissen. Hoofdpersoon is Muisje, een dwars meisje van vier jaar dat eigenlijk Marietje heet.
Onder zijn eigen naam, G.G. van As, publiceerde de auteur in 1923 Zilver op Oranje, een boek voor de jeugd ter gelegenheid van het 25-jarig regeringsjubileum van Koningin Wilhelmina. Het verscheen in een oplage van 55.000 exemplaren.
De jeugdboeken van G. Schrijver, voor het merendeel bedoeld voor jongens vanaf 10 jaar, vormden een welkome aanvulling op de protestants-christelijke markt, die beheerst werd door de brave zondags-schoollectuur. Het betrof dikke boeken met uitgewerkte karakters, geen vrome houten klazen, en voorzien van een zekere avontuurlijke snit. Wel schikte het verhaal zich geheel naar de normen en waarden van de orthodox-protestantse lezer uit die tijd. De boeken van Schrijver leden echter niet onder prekerigheid, ze waren vlot leesbaar. Qua stijl verloochende hij zijn afkomst als journalist niet, hij schreef in een tamelijk realistische stijl. Toch kon hij ook poëtisch van toon zijn met schilderachtige beschrijvingen van de natuur en het gezinsleven.
| |
Opvattingen over jeugdliteratuur
G. Schrijver is belangrijk geweest als recensent van protestants-christelijke literatuur. Ook kinderboeken werden door hem regelmatig beoordeeld en daarbij nam hij geen blad voor de mond. In Ons Tijdschrift hekelde hij de clichématigheid van vele werkjes en de onnatuurlijkheid. Zijn opvatting was dat kinderboeken als literatuur gezien moeten worden en ook als zodanig beoordeeld. Kinderboeken dienen innerlijk en uiterlijk superieur te zijn, schreef hij in de negende jaargang van Ons Tijdschrift.
In dezelfde jaargang noemde hij de kinderboeken van A.J. Hoogenbirk, protestants-christelijk schrijver van de oude stempel en oud-redacteur van Ons Tijdschrift, te zoetelijk, te belerend en te onwaarschijnlijk. Meer waardering had hij voor de boeken van Mej. J.L.F. de Liefde, die bij haar bijdragen voor volwassen in Ons Tijdschrift door hem ook vaak positief beoordeeld werd.
Als de kersttijd in aantocht was en de kerstboekjes weer in groten getale van de pers kwamen, gaf Schrijver in zijn tijdschrift steeds aan waar christelijke jeugdliteratuur in zijn ogen aan moest voldoen: ‘geen realistische schildering van gruwelijkheden, geen onnatuurlijk deftige spreektaal, geen opgeplakte lesjes. Goed geschreven, goed bedoeld, in den kindertoon en geen opzettelijk gepreek!’
| |
De jongens van de club
Wandelclub De Bataven bestaat uit Pim van Doorn en zijn vrienden Adriaan, Nico, Gert, Ko en Dries. Zij krijgen
| |
| |
Illustratie van Jan Visser uit De jongens van de club
op alle mogelijke manieren te maken met de niet altijd even plezierige realiteit van het leven. De jongens komen uit heel verschillende milieus en dat geeft soms wrijving. Dries is slachtoffer van het milieu waarin hij opgroeit, met een altijd dronken vader. Op zijn manier probeert hij te helpen maar hij komt daardoor zelf in de problemen. Ko is een dokterszoon en gedraagt zich oneerlijk en hautain, waar hij later spijt van heeft. Pim wil kunstschilder worden, maar zijn moeder, die weduwe is, kan de opleiding niet betalen. Daarom moet Piet kiezen voor de studie van onderwijzer, waar hij wel ondersteuning voor krijgt. Een belangrijk moment in het boek is de ontmoeting met Henk, zoon van een zendeling. Het is een drama voor de jongens van de club, behalve voor Ko die onverschillig doet, als Henk na een ziekte overlijdt.
Het verhaal wijkt qua omvang en uitwerking nogal af van de gangbare zondagsschoolboekje uit die tijd. Schrijver werkt de karakters uit en maakt in zijn boek duidelijk dat niemand alleen maar goed of slecht is. Er komt veel ziekte (tbc) en dood voor in dit boek, maar het is niet geschreven overeenkomstig de niets ontziende zonde-en-berouw-theorie van dergelijke lectuur uit die tijd. Er is een duidelijk andere essentie: die van kameraadschap en open staan voor elkaar. Het is dan ook zeker geen droevig boek, maar een prettig leesbaar verhaal, met vele ontroerende en ook prettige momenten.
| |
Waardering
Na het overlijden van G.G. van As verschenen in vele bladen herdenkingsartikelen, waarin echter weinig aandacht werd besteed aan zijn jeugdboeken. De pedagoog D. Wouters en de bekende kinderboekenschrijver W.G. van de Hulst vormen hierop een uitzondering. In het Algemeen Weekblad voor Christendom en Cultuur schreven zij: ‘Zijn voorgangers J. de Liefde, Gerdes en Hoogenbirk (christelijk) en de neutralen (Andriessen, Louwerse) hadden naast hun verdiensten ook de
| |
| |
fouten van hun tijd: de langweiligheid, de preekerigheid en de zonderlinge afdwalingen in hun verhaal, naar onderwerpen, die maar heel in de verte met het gebeuren iets te maken hadden. De jongens van de club is het eerste christelijk jongensboek, dat vrij van onnatuur en gepreek, van oude-mannetjes-karakters en vroeg-wijze kinderen, een groepje jongens allerlei deed beleven, dat niet buiten het échte leven stond en...... toch in den goeden zin des woords, Christelijk.’ Zij besloten met: ‘Wij meenen te mogen zeggen dat de opvoedende en ontspannende waarde van al zijn boeken voor onze Christelijke jeugd niet met eenige cijfers is uit te drukken.’
Waardering was er niet alleen in eigen kring. Zo werden gedeelten uit De jongens van de club onder meer opgenomen in Frisch en Fraai, een bloemlezing uit de kinderlectuur bestemd voor rooms-katholieke scholen.
| |
Bibliografie
Jeugdboeken
|
De Broeders. Nijkerk, Callenbach, 1898. |
In veilige haven. Nijkerk, Callenbach, 1902. |
De jongens van de club. Met illustraties van Jan Visser. Rotterdam, Daamen, 1908. |
Toen Moeder weg was. Met illustraties van O. Geerling. Den Haag, Daamen, 1912. |
In het Geuzenhuis. Met illustraties van Jan Rinke. Den Haag, Daamen, 1917. |
Het zwarte schaap. Met illustraties van J.G. Kesler. Baarn, Bosch, 1920. |
Muisje. Met illustraties van Jan Wiegman. Den Haag, Daamen, 1925. |
Onder eigen naam
|
Zilver op Oranje. Den Haag, Daamen, 1923. |
Over G.G. van As (G. Schrijver)
|
P.J. Risseeuw, Onze Christelijke auteurs, G. Schrijver. In: De Spiegel, jaargang 17 (1923), nr. 15. |
D. Wouters en W.G. van de Hulst, De jeugdschrijver G.G. van As. In: Algemeen Weekblad voor Christendom en Cultuur, jaargang 3 (1927), nr. 33. |
J. Lens, Uit de literaire nalatenschap van G. Schrijver. In: De School met den Bijbel, sept/okt 1927. |
P.J. Risseeuw, G. Schrijver. In: Christelijke schrijvers van dezen tijd. Kampen, Kok, 1930. |
R.G.K. Kraan, Ons Tijdschrift 1896-1914, een literair-historisch onderzoek. Groningen, Wolters, 1962. |
75 Lexicon jeugdliteratuur
oktober 2007
|
|