| |
| |
| |
Willy Schermelé
door Lien Fret
Willy Schermelé werd op 4 augustus 1904 geboren in Amsterdam. Op de hbs kreeg ze schilderles van Otto Hanrath, een Nederlandse kunstschilder die werkte in de stijl van de Nieuwe Zakelijkheid. Voordat ze een carrière opbouwde als illustratrice en schrijfster van kinderboeken was Schermelé actrice. Tussen 1924 en 1927 speelde ze onder meer bij Het Schouwtoneel en de Stapper Revue. Haar eerste getekende karikaturen maakte ze van revuesterren.
Als illustratrice was Schermelé autodidact. In 1929 begon ze te werken voor De Telegraaf. Aanvankelijk maakte ze modetekeningen, later leverde ze ook versjes en illustraties voor de kinderpagina. Haar doorbraak beleefde ze in 1940 toen de Nationale Levensverzekering-Bank Speksnoetje's avonturen uitbracht, met tekeningen én tekst van haarzelf.
In de jaren vijftig woonde ze een tijdje in Engeland, waar de uitgevers volgens haar ‘minder krenterig’ waren. Aan dit verblijf kwam na negen jaar een eind door de ziekte van haar man, jongensboekenschrijver Henri Taal (pseudoniem voor Joh. M. Jerry, 1897-1960), waardoor het echtpaar zich genoodzaakt zag terug te keren naar Nederland. Daar was het aanvankelijk moeilijk voldoende opdrachten binnen te halen. Ze voorzag in haar broodwinning door het tekenen van wenskaarten en kalenders voor grote Engelse uitgevers. Het tij keerde met de Winkie-serie die veel succes oogstte. Vanaf dat moment legde Schermelé zich voornamelijk toe op het schrijven en il- | |
| |
lustreren van jeugdboeken. Haar zelf geschreven werk is onder meer vertaald in het Engels, Frans, Duits en Afrikaans. Willy Schermerlé overleed op 29 maart 1995 in Amsterdam.
| |
Werk
Willy Schermelé heeft een uitgebreid oeuvre op haar naam staan: zelf geschreven en geïllustreerde kinderboeken en strips, illustraties bij werk van anderen, ansichtkaarten, kalenders en overige toegepaste kunst. In haar tekenwerk is de invloed van door haar bewonderde illustratoren als Arthur Rackham, Edmund Dulac, Rie Cramer en Henriëtte Willebeek le Mair duidelijk merkbaar. Hoewel zij minder bekendheid kreeg, is ze er toch in geslaagd een eigen plek te veroveren in de geschiedenis van de Nederlandse illustratie.
In het pedagogische klimaat van het interbellum (1919-1939) stonden binnen de jeugdlectuur toegankelijkheid, praktische bruikbaarheid en onschuldige vrolijkheid hoog in het vaandel. Schermelé publiceerde zelf in de jaren dertig een serie praktische boekjes waaronder 'k Verveel me nooit (1930) en 'k Weet steeds wat leuks (1931). Met hun suggesties voor spelletjes en knutselwerkjes liggen deze uitgaven in de lijn van wat Schermelé voor de kinderpagina van De Telegraaf deed. In de jaren zestig voorzag zij ook de kinderrubriek van het Nieuwsblad van het Noorden van tekeningen, raadsels, knutselwerkjes, versjes en verhaaltjes. Uit Schermelé's correspondentie met deze kranten, bewaard in de Amsterdamse Universiteitsbibliotheek, blijkt dat zij heel consciëntieus was. Om herhalingen in het materiaal dat ze aanleverde, te vermijden, hield ze de publicatie van haar werk nauwgezet in de gaten.
Uit de briefwisseling blijkt verder dat Schermelé graag experimenteerde met nieuwe technieken. Ze verdiepte zich onder andere in zeefdrukken en airbrush. Ook wat stijl en vormentaal betreft kan Schermelé vernieuwend worden genoemd. Zij liet zich in haar kleurgebruik inspireren door de destijds ultramoderne tekenfilm. In haar oeuvre werkte ze overwegend met een vrolijk en aansprekend kleurenpalet, waarin felle kleuren zoals rood en blauw de boventoon voeren. Haar hoofdpersonages, waaronder Winkie, Bonnie, Bram en Brom uit de gelijknamige series, krijgen vaak kledingstukken aangemeten in deze twee kleuren, zodat ze goed opvallen binnen de illustraties. In later werk is Schermelé's kleurgebruik subtieler; ze gebruikt dan vaker tinten van een zelfde, minder opvallende kleur. Een combinatie van aquarel- en plakkaatverf zorgt voor een mix van uitvloeiende achtergronden en egaal opgevulde vlakken. De egale kleurvlakken, die plat en modern ogen, worden scherp begrensd, waardoor kleurtegenstellingen sterk uit de verf komen. In deze bijna sjabloonachtige vlakken wordt - net als in de tekenfilms van Disney - diepte
| |
| |
gecreëerd door middel van lichtdonkerschakeringen. Op die manier groeien de vlakke illustraties uit tot levendige, beweeglijke figuren. Zwarte contouren worden er ter begrenzing van de veelkleurige vlakken niet gebruikt; figuurtjes omlijnt ze slechts licht met potlood of pen. Anders dan Rie Cramer maakt Schermelé in haar kleurenillustraties geen gebruik van sterke omlijningen. In Schermelé's zwart-witillustraties vervult de contour wel een prominente rol. Zo ontleent het beertje in de Bram en Brom-serie (vanaf 1962) zijn karakter aan een contour van fijne, onderbroken streepjes. Ook in de afbeelding van ‘negerfiguurtjes’ in boeken als Roettoet en andere nikkertjes (1939) is scherpe omlijning belangrijk. Het karikaturale aspect van Schermelé's tekeningen van zwarte kinderen en volwassenen heeft in hoge mate te maken met de nieuwe, humoristische beeldtaal die was komen overwaaien uit Amerika. Deze oefende bijzonder veel aantrekkingskracht uit op zowel illustratoren als lezers.
Ook Schermelé's omgang met de bladspiegel is vernieuwend. Paginagrote kleurenillustraties wisselt ze af met kleinere illustraties - vaak zwart-wit - die in de tekst staan of er als sierrand boven of onder geplaatst zijn. Wanneer op een tekstpagina verschillende illustraties geplaatst staan, vertonen ze vaak een samenhang die iets extra's toevoegt aan het verhaal. De bladschikking vertoont overeenkomsten
Illustratie uit Bram en Brom willen helpen
met de strip, een genre dat Schermelé eveneens heeft beoefend. Tussen 1931 en 1936 publiceerde ze een aantal beeldverhalen in het Geïllustreerd Stuiversblad van Neerlandia Press te Utrecht.
De door Schermelé zelf geschreven boeken waren, in tegenstelling tot haar illustraties, niet zo vernieuwend. Op inhoudelijk vlak is in Schermelé's teksten, met uitzondering van haar sprookjesbewerkingen, slechts een beperkt aantal terugkerende verhaallijnen te onderscheiden. Ouders maken zelden deel uit van het verhaal. Ze zijn óf verdwenen, óf ze blijven op de achtergrond. Wanneer ze toch een rol toebedeeld krijgen, lijkt Schermelé zich vooral goed in te kunnen leven in de altijd-bezige moederkloek. De moeders uit haar boekjes, bijvoorbeeld de konijnenmoeder Pluim uit de Bonnie-reeks, mevrouw Bolleman, de moeder van de biggetjes uit het verhaal De Biggetjes Buiten (ca. 1975)
| |
| |
of Roodkapjes moeder uit Roodkapje (ca. 1940) zijn stuk voor stuk emotionele, tobbende huisvrouwen die om voor de kinderen onbegrijpelijke redenen zoals een verhuizing, het uitzoeken van nieuwe gordijnen of de afwezigheid van de kinderen, snel ‘over hun zenuwen heen’ raken. Vaders zijn daarentegen het toonbeeld van efficiëntie en de aanbrengers van goed bedachte oplossingen voor allerlei vervelende, vaak huishoudelijke problemen.
Als hoofdrolspelers voert Schermelé doorgaans jongetjes op die, met de hulp van een dierlijk vriendje of kabouters, spannende avonturen beleven. Ouderloos en/of onder de voogdij van een vreselijke volwassene, zoals Winkie uit de gelijknamige reeks, zien ze zich verplicht in de grote wijde wereld hun geluk te beproeven. Ook geantropomorfiseerde jonge dieren of speelgoedfiguren krijgen soms een hoofdrol toebedeeld. Zo besluit in Wat Smikkeltje beleefde (1935) een muizenfamilie naar het platteland te verhuizen wanneer de mensen van hun huis in de Spekstraat hen proberen te verjagen. Ook in Speksnoetje's avonturen moet een muizenfamilie verhuizen, ditmaal ten gevolge van een overstroming. In de Bram en Brom-reeks zien de speelgoedfiguren, een jongetjespop en een beer, zich verplicht te verhuizen naar een speelgoedwinkel, zodat ze verkocht kunnen worden en hun speelgoedmaker Vader Tobie van zijn
Illustratie uit Wat Smikkeltje beleefde
schulden kunnen verlossen. Een plan dat overigens fout afloopt zodat ze moeten vluchten en allerlei behulpzame figuren ontmoeten. Hoewel Schermelé's kindpersonages zich zonder de hulp of steun van volwassenen aan allerlei avonturen wagen, zorgt Schermelé ervoor dat hen haast niets overkomt. Een hongerig gevoel, een regenbui of een heel kort momentje van eenzaamheid zijn zowat het ergste dat kinderen of jonge dieren meemaken. De werelden die de personages bevolken zijn mooie, vriendelijke en sprookjesachtige plaatsen die Schermelé schetst in een eenvoudige, kinderlijke stijl. Aan de hand van klanknabootsingen, zinnen in directe rede, en af en toe een verkleinwoord
| |
| |
Illustratie uit Roettoet en andere nikkertjes
schept Schermelé werelden waarin zowel de personages als de jonge lezers zich thuis- en veilig voelen. De lieflijke illustraties die deze verhalen vol hulpvaardige mensen- en dierenvriendjes vergezellen, voegen vrijwel niets extras toe aan de tekst. Ze dienen lezers alleen maar mee te voeren in de fantasiewerelden en vaak vestigt de tekst dan ook de aandacht van de lezer op de illustraties.
Schermelé's sprookjesbewerkingen zijn wat minder lieflijk. Minder ‘kinderlijke’ verhaalelementen zoals de verorbering van het ‘arme kleine Roodkapje’ dat er in de illustraties uitziet als een peutertje, of de reus uit Klein Duimpje [194X] die zin heeft in een mensenhapje en afgebeeld wordt met een groot, scherp mes en één van de broertjes gevaarlijk dicht bij zijn gruwelijke mond, worden niet aangepast of weggelaten. Hoewel lezers wel onmiddellijk gerustgesteld worden door de goede eindes van de sprookjes, die meestal al een bladzijde later volgen.
Met de Tessa-reeks (vanaf 1964) maakte Schermelé boeken voor de iets oudere jeugd, die ze liet illustreren door Guust Hens.
Uit haar oeuvre spreekt verder een raciaal denken dat gangbaar was in een tijd waarin kleurlingen nog een curiositeit vormden. In de jeugdlectuur van de jaren dertig en veertig, waarin mensen met een gekleurde huid een rolletje toebedeeld kregen naast exotische dieren zoals vleesetende krokodillen, valt haar werk in woord en beeld nauwelijks op. ‘Nikkers’, ‘menscheneters’ en lustig dansende ‘negers’ vervullen in boeken als Het groote Negerboek (1932) en Roettoet een stereotiepe rol van domme of oneerlijke ‘zwarte’. Ook in strips als ‘De avonturen van Bartje en Zwartje’ (1931) en ‘De avonturen van Kater Kwik’ (1932), gepubliceerd in het Geïllustreerd Stuiversblad, is een karikaturaal beeld van ‘de zwarte’ te vinden, net als op een aantal ansichtkaarten van Schermelé's hand: mollige zwarte kindjes opgeleukt met kleurrijke westerse strikjes, hoedjes en pakjes die een banaan of watermeloen verorberen.
| |
| |
| |
Asschepoester
Dit op dun karton gedrukte prentenboek bevat zes paginagrote kleurenplaten tegenover zes pagina's met blauw gedrukte tekst en rood met blauw geïllustreerde sierranden. De middelste spread bestaat uit illustraties in dezelfde zwart-rood-witte kleuren als de sierranden.
De lelijke stiefzusters vermaakt Schermelé tot karikaturen. Met hun Pinokkio-achtige neuzen steken ze scherp af tegen de mooie, blonde Asschepoester die er - mede dankzij haar klompen - uitziet als een doorsnee Hollands meisje. De illustraties in de marges beelden sleutelelementen uit het sprookje af, zoals de pompoen, de klok die bijna 12 slaat en het glazen muiltje. Net als het lettertype dat er bijna handgeschreven uitziet, roepen de sierranden het stripgenre in herinnering. Op inhoudelijk vlak valt deze bewerking nauwelijks op tussen de honderden andere boeken die het Assepoestersprookje in de twintigste eeuw nieuw leven probeerden in te blazen. Alleen in een grapje dat ze uithaalt met één van de stiefzussen - ze geeft het meisje tenen met eksterogen, waardoor haar voeten niet in een klein muiltje passen - schemert iets van de typische stijl van Schermerlé door.
| |
Waardering
Ondanks haar grote oeuvre is Willy Schermelé in de vergetelheid geraakt. Toin Duijx en Joke Linders citeren in De Goede Kameraad. Honderd jaar kinderboeken (1991) Het Vaderland dat 'k Verveel me nooit (1930) het volgende commentaar meegeeft: ‘Een ideaal boek voor een gezin met veel kinders. (-) 't Is om de kinderen van nu te benijden, zulke alleraardigste en goed verzorgde boeken als er tegenwoordig voor hen worden uitgegeven.’ De hele Bibelebontse berg (1989) vermeldt de naam van Schermelé slechts één keer, namelijk in het rijtje ‘peetmoeders’ van het meisjesboek in het interbellum. In de ‘Biografieën’ van het overzichtswerk Prentenboeken: ideologie en illustratie 1890-1950 (2003) krijgt Schermelé ongeveer 300 woorden. Maar uitgebreid besproken wordt de illustratrice niet, ondanks een zeer positieve beoordeling: in stijl en vormentaal is ze ‘origineel’, een van de jonge tekenaressen die in de jaren dertig en veertig ‘het genre [van artistieke sprookjesboeken] geheel naar hun hand zetten en ogenschijnlijk alle traditie overboord gooiden’.
| |
Bibliografie
Door Willy Schermelé geschreven en geïllustreerd (keuze)
|
Oma vertelt. S.l., s.n., [ca. 193X]. |
Robinson Crusoë. S.l., s.n., [ca. 193X]. |
Sinterklaas avond. S.l., s.n., [ca. 193X]. |
Tierelantijntjes voor onze kleintjes. S.l., s.n., [193X]. |
Uit rijden. S.l., s.n., [193X]. |
Willy Schermerlé & Joh. M. Jerry, 'k Verveel me nooit. Amsterdam, Hollandsch Uitgeversfonds, [ca. 1930]. |
'k Weet steeds wat leuks. Verhaaltjes, versjes, liedjes,
|
| |
| |
spelletjes, knutselwerkjes, teekenkunstjes, rebussen, raadsels, grapjes, puzzle's, enz. Met medewerking van Bep Otten, Annie de Hoog-Nooy en Henri C. van Praag. Amsterdam, Van Holkema & Warendorf, 1931. |
Van Gitje en Witje. Een verhaal uit poesenland. Leiden, A.W. Sijthoff's Uitg.-Mij., [ca. 1930]. |
Het groote Negerboek. Oorspronkelijke en bewerkte verhalen, sprookjes, fabels, versjes, grapjes, enz. Met medewerking van Joh. M. Jerry. Amsterdam, Van Holkema & Warendorf, 1932. |
Mei-Koninginnetje. Amsterdam, Hollandsch Uitgeversfonds, [1932]. |
Wat Smikkeltje beleefde. Amsterdam, Van Holkema & Warendorf, 1935. |
Roettoet en andere nikkertjes. 's Gravenhage, H.P. Leopold, 1939. |
Ali Baba. S.l., s.n., [ca. 194X]. |
Klein Duimpje. [Amsterdam], [Mulder & Zoon], [194X]. |
Sneeuwwitje. [Amsterdam], [Mulder & Zoon], [194X]. |
Roodkapje. Turnhout, Kempische Boekhandel, [ca. 1940]. |
Speksnoetje's avonturen. Rotterdam, Nationale Levensverzekering-bank, 1940. |
Asschepoester. S.l., s.n., [ca. 1943]. |
Hans en Grietje. S.l., s.n., [ca. 1943]. |
Sniffeltje Snorrepiet de zingende muis. Een verhaal met tekeningen. 's Gravenhage, G.B. van Goor Zonen, 1943. |
Doornroosje. [Amsterdam], [Mulder & Zoon], [ca. 1948]. |
St. Nicolaas. S.l., s.n., [ca. 195X]. |
Grootmoeder vertelt...: de mooiste sprookjes voor jong en oud. Amsterdam, Goede Kinderlectuur, [195X]. |
Gulliver. S.l., s.n., [195X]. |
Mitok de jonge eskimo. Amsterdam, Hausemann & Hötte, [195X]. |
ABC. S.l., s.n., [195X]. |
Wie kleurt er mee?: kleurwedstrijd. S.l., s.n., [195X]. |
De rattenvanger van Hamelen. S.l., s.n., [ca. 195X]. |
Duimeliesje. S.l., s.n., [ca. 1950]. |
Alice in Wonderland. Londen, Juvenile Productions, [ca. 1950]. |
Goldilocks and the Three Bears. Londen, Juvenile Productions, [1951]. |
My Enid Blyton Story Book. Londen, Juvenile Productions, [1953]. |
Enid Blyton's Good Morning Book. Londen, Juvenile Productions, [1954]. |
Bonnie in het vreemde bos. Apeldoorn, M. Stenvert & Zoon, [1958]. |
Donsje Duiker. Leesboekje voor de jongeren. Amsterdam, Mulder, 1958. |
Ollie Nollie olifant. Leesboekje voor onze jongeren. Amsterdam, Mulder, 1958. |
Plukkie Pluisstaart. Leesboekje voor onze jongeren. Amsterdam, Van Holkema & Warendorf, 1958. |
Tonnie en Toetsie. Leesboekje voor onze jeugd. Amsterdam, Mulder, 1958. |
Dikkie en Doesje: leesboekje voor de jeugd. [Amsterdam], [Hema], [196X]. |
Bram en Brom willen helpen. Huizen, Het Goede Boek, [1962]. |
Winkie en Wolletje Wopsie. Leesboekje voor onze jongeren. Amsterdam, Van Holkema & Warendorf, [1962]. |
Ronnie bij de Bosmannetjes. Huizen, Het Goede Boek, [1962]. |
Peppie, het poesje. Huizen, Het Goede Boek, [1963]. |
Tessa de tiener. Met illustraties van Guust Hens. Huizen, Het Goede Boek, [1964]. |
Peter en zijn vriendjes. Amsterdam, Van Holkema & Warendorf, [1965]. |
Sprookjesland. Amsterdam, Mulder & Zoon, [1967]. |
Hoor, wie klopt daar kind'ren... [S.l.], [Mulder], [197X]. |
Sint Nicolaas Boek. [Amsterdam], [Hema], [197X]. |
| |
| |
Kuikeltje kukeltje en Miepsie en Piepsie muis: leesboekje voor onze jongeren. [Amsterdam], [Hema], [197X]. |
Zie de maan schijnt door de bomen. [Amsterdam], Mulder, [1970]. |
O, kom er eens kijken... [S.l.], [Mulder], [1971]. |
De Biggetjes Buiten; Pietje en Poppie Pinguin. [S.l.], Hema, [ca. 1975]. |
Chieltje Spanieltje en De familie Chimpansee. Amsterdam, Hema, [198X]. |
Kabouter Dumpie is eenzaam. Amsterdam, Mulder Holland, 1981. |
Kabouter Dumpie vertelt. Amsterdam, Mulder Holland, 1981. |
Winki en Twinki. Amsterdam, Mulder Holland, [1982]. |
Chieltje Spanieltje. Amsterdam, Mulder Holland, 1983. |
Verhaaltjes uit het toverbos. Erlangen, Pestalozzi-Verlag, 1983. |
Het grote muizenboek. [Amsterdam], [Bruna], [1987]. |
Strips |
De avonturen van Bartje en Zwartje. In: Geïllustreerd Stuiversblad. Utrecht, Neerlandia Press, 1931. |
De avonturen van Kater Kwik. In: Geïllustreerd Stuiversblad. Utrecht, Neerlandia Press, 1932. |
Jaap en zijn aap. In: Geïllustreerd Stuiversblad. Utrecht, Neerlandia Press, 1932. |
De avonturen van Kees en Kikkie. In: Geïllustreerd Stuiversblad. Utrecht, Neerlandia Press, 1934. |
Met z'n Drieën. In: Geïllustreerd Stuiversblad. Utrecht, Neerlandia Press, 1936. |
Door Willy Schermelé geïllustreerd
|
Henriëtte Brinkgreve, Joosje. Alkmaar, Gebr. Kluitman, [1926]. |
T. van Beem-Paleologo, Een nachtelijk avontuur. Rotterdam, N.V. Rotterdamsche Verzekerings-Sociëteiten, [193X]. |
Bep Otten, Wat de kerstman bracht aan Marjolijntje en Martijntje. Leiden, A.W. Sijthoff, [1930]. |
Willy Pétillon, De kinderen van Rheede. Amsterdam, Van Holkema & Warendorf, [1931]. |
Joh. M. Jerry, Mee met het circus. Amsterdam, Hollandsch Uitgeversfonds, [1932]. |
Joh. M. Jerry, Verhalen uit dierenland. Amsterdam, Hollandsch Uitgeversfonds, 1933. |
Frances Browne, Grootmoeders tooverstoel. Vertaald door Lena Dammigh. Amsterdam, Hollandsch Uitgeversfonds, [1934]. |
Sofie Schieker-Ebe, Kathinka's inzet. Vertaald door Bep van Eck. 's Gravenhage, G.B. Van Goor Zonen's Uitgeversmaatschappij, [1935]. |
Anton D. Hildebrand, Makkie Piepmans, de muis. Amsterdam, Meulenhoff, [ca. 1936]. |
M. Doekes-de Wilde, Tim Tom: de geschiedenis van een klein kereltje op een grote zolder. Amsterdam, Meulenhoff, 1938. |
J. de Boer-van Strien, O, die tweeling! Amsterdam, Meulenhoff, 1939. |
Caroline A. Leembruggen, Vacantie-avonturen op Goenoeng Tiga. Amsterdam, Meulenhoff, 1939. |
Annie de Hoog-Nooy, Van zwarte peutertjes voor blanke kleutertjes. S.l., s.n., [ca. 1940]. |
Johanna E. Kuiper, Greetje, Jantje Klaassen en het prinsesje. Amsterdam, Meulenhoff, 1941. |
Corry de Jong, In kleuterland (4 in één): verhaaltjes, kleuren, versjes, prentbriefkaarten. Met illustraties van Willy Schermelé en H. Linse. S.l., s.n., [ca. 1948]. |
Ankie van den Aardweg en Pien Pieters, Moeder leest voor: twintig verhalen. Met illustraties van Willy Schermelé e.a. Amsterdam, Mulder, [1958]. |
Ankie van den Aardweg en Pien Pieters, Moeder's vertelsel-boek: twintig verhalen. Met illustraties van Willy Schermelé e.a. Amsterdam, Mulder, [1958]. |
John M. Jerry, Mee met het circus. Rotterdam, Goede Kinderlectuur, [1960]. |
| |
| |
Clinge Doorenbos, Mijn leukste platenboek. Met illustraties van Willy Schermelé e.a. Amsterdam, Mulder & Zoon, [1967]. |
Over Willy Schermelé
|
R.R.. Schermelé, Wilhelmina. In: Rob Richard (e.a., red.), Wordt vervolgd: stripleksikon der Lage Landen. Samengesteld door Evelien en Kees Kousemakers. Utrecht, Spectrum, 1979, blz. 205-206. |
Margreet van Wijk-Sluyterman, Van anonieme boekverzorgers tot erkende kunstenaars. Twee eeuwen boekverzorging en illustraties van het Nederlandse jeugdboek. Den Haag, NLBC, 1982. |
Jopje Bakker, Tekenend voor toen. Norm en vorm van de illustratie in Nederlandse kinderboeken 1890-1940. Den Haag, NBLC, 1984. |
Suzanne Boer, Willy Schermelé. Amsterdam, Doctoraalscriptie Universiteit van Amsterdam, 1990. |
Toin Duijx en Joke Linders, De Goede Kameraad. Honderd jaar kinderboeken. Houten, Van Holkema & Warendorf, 1991. |
Saskia de Bodt e.a., Prentenboeken: ideologie en illustratie 1890-1950. Amsterdam (etc.), Ludion, 2003. |
Joost Groeneboer, Bij 't asvat lag Willy Schermelé's Kerst. In: NRC Handelsblad, 15-12-2009. |
86 Lexicon jeugdliteratuur
juni 2011
|
|