| |
| |
| |
Rie van Rossum
door Janneke van der Veer
Maria Elisabeth (Rie) van Rossum werd op 28 maart 1903 in Den Haag geboren. Op tienjarige leeftijd verhuisde ze met haar ouders naar Delft. Ze volgde een onderwijzersopleiding en haalde daarna de akten Frans, Duits en Engels. Op het gebied van geschiedenis deed ze veel aan zelfstudie. In 1934 debuteerde ze met de roman De kloof zonder brug. Een jaar later verscheen haar eerste kinderboek Jetje uit het Huis.
Tot 1941 woonde en werkte ze in Heemstede waar haar huis 't Crayenest een ontmoetingsplaats was voor schrijvers en kunstenaars. Na haar huwelijk, in 1941, gaf ze haar baan in het onderwijs op en verhuisde met haar echtgenoot naar Leeuwarden. Ze was getrouwd met de tien jaar jongere Johan P.R. Dijkstra, die net als zij betrokken was bij het culturele tijdschrift Het Korenland van het Nederlands Jongelings Verbond. Blijkens dagboeknotities was het geen gelukkig huwelijk. Het echtpaar keeg één dochter.
Rie van Rossum was reislustig en bezocht zowel voor als na haar huwelijk vele plaatsen in Europa. Onder de naam ‘Saskia’ verzorgde ze een vrouwenrubriek in de Leeuwarder Courant. Hierin toonde zij een ‘uitdagende geëmancipeerdheid’, aldus Anne Wadman in 1958 in een radioprogramma. Van Rossum bezat een onafhankelijke geest. In een interview met Ontmoeting (1946) vertelde ze dat het evangelie het enige was dat zij op gezag van een ander heeft aangenomen. In de Christelijke Auteurskring, waarvan zij actief lid was, benadrukte ze regelmatig ‘de morele noodzaak om de verstarring van een conventioneel christendom te vervangen door de sprankeling van een apostolisch-revolutionaire levenshouding, zonder omwegen geïnspireerd door het evangelie’ (Friesch Dagblad).
| |
| |
Ze schreef een biografie van de schrijver W.G. van de Hulst en werkte mee aan enkele tijdschriften voor oudere meisjes en jonge vrouwen. In 1955 en 1956 maakte ze deel uit van de jury voor het Kinderboek van het Jaar, de voorloper van de Gouden Griffel.
Rie van Rossum overleed op 5 oktober 1973 na een langdurige ziekte.
| |
Werk
Rie van Rossum schreef romans en kinder- en jeugdboeken en werkte mee aan schoolmethodes. Haar romans voor volwassenen hebben vaak de ontwikkeling van jonge mensen als onderwerp. De scheidslijn met het genre jeugdroman is daardoor niet scherp. Zo gaat haar roman De kloof zonder brug (1934) over leerlingen van de vierde klas van een kweekschool, over hun voorbereiding op het beroepsleven, de kameraadschap tussen uiteenlopende types en ontluikende liefdesrelaties met alle daarbij komende onzekerheden.
De meeste romans spelen in een burgerlijk-christelijk milieu. Het christelijke uitgangspunt is niet dogmatisch. Opvallend is dat zij in veel van haar romans onderwerpen aansnijdt die een breuk betekenen met de traditionele christelijke moraal. Zo komt in verschillende romans overspel, echtbreuk of laster voor. In De tinnen soldaat (1946) loopt het huwelijk van Karel Huiskens met het niet-christelijke, werelds georiënteerde meisje Marian spaak als zij zwanger is geraakt van een andere man.
Uit de jeugdboeken van Rie van Rossum spreekt een voorkeur voor mensen in een achterstandspositie. Dat geldt ook voor het meisjesboek Jetje uit het Huis (1935) waarin een intelligent, leergierig weesmeisje de hoofdpersoon is. Bij wijze van uitzondering krijgt ze toestemming verder te leren voor onderwijzeres. Dat gaat niet zonder problemen. Jetje moet naar een andere school en komt in aanraking met zaken die ze niet kent. Via haar nieuwe vriendin Truus leert ze het gezinsleven kennen. In de zomervakantie mag ze zelfs met Truus mee naar Katwijk. Jetje geniet volop en mag zelfs langer blijven dan de afgesproken drie weken. Ze mist daardoor wel de verjaardag van ‘opoe’, haar enige familielid. Gelukkig biedt de vader van Truus haar de mogelijkheid alsnog de jarige grootmoeder te bezoeken.
Voor jonge kinderen schreef Rie van Rossum een aantal boeken in serieverband. Zo publiceerde ze een reeks verhalen over de zevenjarige Gijs (Grapjas) en een reeks over Koen en Koosje, respectievelijk negen en zes jaar. Beide series gaan over dicht-bij-huis-onderwerpen als verhuizen, een vlieger maken en logeren. In deze verhalen komt naast de hoofdpersoon vaak een bijdehand en ondernemend meisje voor, door Rie van Rossum ‘kwikstaartje’ of ‘kwikme-dit’ genoemd. In de Koen en Koosje-serie is dat Lies, het nieuwe vriendinnetje van Koosje. En in de Gijs Grapjas-serie het buurmeisje Toos.
| |
| |
Ook Tokkie, het dochtertje van de bakker in de Guusje-serie, behoort tot die groep. Deze meisjes zorgen nogal eens voor opwinding. In Koosje beleeft een avontuur (1959) klimmen Koosje en Lies op initiatief van de laatste in een verhuiswagen die daarna vertrekt. De meisjes brengen enkele angstige uurtjes door en hun ouders zijn erg ongerust, maar natuurlijk komt alles uiteindelijk op zijn pootjes terecht.
Van Rossums kinder- en jeugdboeken zijn, evenals haar romans, toegankelijk en met oog voor detail geschreven. De verhalen hebben meestal een eenvoudige structuur en bevatten veel dialogen. In verschillende boeken is sprake van een nadrukkelijk alwetend vertelperspectief waarbij de schrijfster de lezers toespreekt: ‘Waarom ik je dat allemaal vertel? Dat zul je straks wel bemerken; maar onthoud het in elk geval maar goed.’ (Guusje uit de Goudsbloem). Soms komen personificaties voor, zoals in Gijs trekt zijn trui aan (1955), waarin de zon, de wind, wolken en bloemen worden gepersonifieerd.
In Van wormcruyt met suycker tot jeugdliteratuur (1971) vertelt Rie van Rossum welke eisen zij aan een jeugdboek stelt: ‘Een jeugdboek moet aan dezelfde normen voldoen als een roman voor volwassenen: helder en soepel van stijl, goed gekomponeerd, boeiend en geestig. De auteur moet zich volkomen thuis voelen in de wereld van het kind, en een voelbaar plezier hebben in zijn eigen verhaal. Maar daarbij moet het jeugdboek ook een stukje kultuur blijven, een zekere - onopzettelijke - vormende waarde hebben. Daarom geen grove effekten, platte of slordige taal, zomin als somberheden, twijfelingen of andere volwassen narigheden. Boontje moet om zijn loontje komen en aan het eind lachen wij allemaal opgelucht. De illustraties moeten qua vakwerk aan hoge eisen voldoen, en zich nauwkeurig aan de tekst houden. Een jeugdboek moet er fleurig en welverzorgd uitzien, en daarbij zo stevig van makelij zijn, dat het jarenlang mee kan, want kinderen zijn trouwe herlezers.’
| |
Guusje-serie
In Guusje uit de Goudsbloem (1947) en de daarop volgende delen Guusje op moeders stoel (1949) en Guusje in de wolken (1956) bevindt de hoofdpersoon zich in een achterstandspositie. Het eerste deel beschrijft de huiselijke situatie van de dertienjarige Guusje Smit. Met haar ouders, twee broertjes en twee zusjes woont ze in een huis dat de Goudsbloem heet. Het is een harmonieus gezin maar er heerst - althans in het begin - wel armoede. Guusjes vader heeft geen vast werk en daarom moet zij bijverdienen. Eigenlijk wil Guusje graag leren voor naaister, maar dat zit er niet in. Ze vindt een ‘dienstje’ bij een bakkerij, moet daar hard werken maar heeft het er wel naar de zin. Pas als vader vast werk heeft - hij wordt chauffeur bij de bakker - is er voor haar de mogelijkheid op naailes te gaan. Ook in Guusje op moeders stoel
| |
| |
Illustratie van Rie Kooyman uit Guusje in de wolken
wordt een beroep op Guusje gedaan. Haar moeder moet rusten tijdens de zwangerschap en als vanzelfsprekend neemt Guusje haar taken over. Ze zorgt voor vader en de kleintjes en gaat af en toe naar naailes bij haar buurvrouw, juffrouw Van Trigt. In deel drie, Guusje in de wolken, werkt Guusje nog steeds als leermeisje bij juffrouw Van Trigt. Af en toe is ze ontevreden, want eigenlijk zou ze wel meer willen leren. Jaloezie steekt de kop op als haar broer Bas naar de hbs mag. Gelukkig heeft Guusjes moeder oog voor haar wensen. Als juffrouw Van Trigt gaat hertrouwen, krijgt Guusje de kans in een echt naaiatelier te gaan werken en door te leren voor coupeuse.
Het religieuze aspect is in deze serie niet nadrukkelijk aanwezig. Wel wordt er in de kerk getrouwd en gaat men op zondag naar de dienst.
Van wormcruyt met suycker tot jeugdliteratuur (1971) vermeldt dat Rie van Rossum ‘een bijzonder zwak’ had voor Guusje uit de Goudsbloem, omdat dit boek ‘mij geestelijk op de been heeft gehouden in de oorlogsjaren’.
| |
Waardering
Rie van Rossum stond bekend als een auteur die kon schrijven voor alle leeftijden. Toch lijken haar romans voor volwassenen meer aandacht te hebben gekregen dan haar kinder- en jeugdboeken. De romans behoren tot de protestants-christelijke ontspanningslectuur en zijn door critici over het algemeen redelijk positief beoordeeld. Waardering is er voor haar vakmanschap ten aanzien van de karakter- en milieutekening, de levendige dialogen en de verteltrant. De vele herdrukken, ook in de vorm van omnibussen, geven een indruk van de populariteit van de romans.
Ook haar kinderboeken waren populair en beleefden verscheidene herdrukken. Zo verscheen van Jetje uit het Huis in 1979 een achtste druk en van Guusje uit de Goudsbloem in 1964 een tiende druk.
In de vakliteratuur is op bescheiden schaal aandacht besteed aan het werk van Rie van Rossum. Het Lectuur-Repertorium (1970) spreekt van
| |
| |
‘frisse jeugdlectuur en een paar onderhoudende romans’. De jeugdboekengids De Kleine Vuurtoren (1949) schreef naar aanleiding van een herdruk van Jetje uit het Huis: ‘warmgetint, in Chr. geest geschreven kinderverhaal, de herdruk waard’. Boek en Jeugd. Gids voor Jeugdlectuur (1965) vermeldt over de Gijs Grapjas-serie: ‘Voor beginnende lezers aantrekkelijk door de goede dorps- en gezinssfeer en de frisse uitgaven met grote letters.’ Ruim tien jaar later wordt in Plus Min Boek (1977) negatief geoordeeld over Gijs past op Toos (1955), wegens de moralistische en rolbevestigende inhoud.
Positieve reacties in kranten en tijdschriften zijn er over de Koen en Koosje-serie. Over Koen redt een kalf (1958), Koosje kijkt niet uit (1958) en Koen wil een rode pet (1958) schreef een recensent in Het Vaderland: ‘De vlotgeschreven en smakelijk verzorgde boekjes zullen door kinderen graag worden gelezen, evenals de voorgaande deeltjes.’
Over de Guusje-serie werd in de pers eveneens positief geoordeeld. NRC schreef na het verschijnen van Guusje in de wolken (1956): ‘Er is in Rie van Rossums werk een zeker natuurlijk evenwicht tussen jong optimisme en werkelijkheidszin; zij verheimelijkt de moeilijkheden van oud noch jong, maar er gloort altijd wel ergens een lichtje in het verschiet. Zij schrijft helder, warm, soms scherp. Zij hoede zich voor het te lang (geforceerd) uitspinnen van een eenmaal opgezette reeks, wat gemakkelijk tot vervlakking leidt.’
| |
Bibliografie
Keuze uit haar werk voor volwassenen
|
De kloof zonder brug (1934), Cinderella (1935), Koosje Mansvelt (1939), De tinnen soldaat (1946), Het scheepje naar Arcadia (1948), Crinolientje (1948), De jongen met de toverfluit. W.G. van de Hulst 70 jaar (1949), Een lied in een vreemd land (1952), De gestolen roos (1951), Kleine poppenkast (1957), De erven Hasselaar (1959), Keer terug, mijn dochter (1966). |
Keuze uit haar kinder- en jeugdboeken
|
Jetje uit het Huis. Met illustraties van Sierk Schröder. Nijkerk, G.F. Callenbach, [1935]. |
Met S.J. Matthijse, Open vensters. Deel 1 tot en met 11. Met illustraties van Jaap Veenendaal, Meppel, H. ten Brink, 1935-? |
Met S.J. Matthijse, De wijde wereld. Met illustraties van Jaap Veenendaal. Meppel, Ten Brink, [ca. 1940]. |
Alleen maar een zwart poesje. Met illustraties van Jan Lutz. Nijkerk, G.F. Callenbach, [1946]. |
Guusje uit de Goudsbloem. Met illustraties van Giselle Kuster. Baarn, Bosch & Keuning, [1947]. |
Guusje op moeders stoel. Met illustraties van Rie Kooyman. Baarn, Bosch & Keuning, [1949]. |
De zon is zoek. Met illustraties van M.J. Walta. Groningen, Wolters, 1955. |
Gijs trekt zijn trui aan. Met illustraties van Nans van Leeuwen. Den Haag, Van Goor Zonen's U.M. [1955]. (Gijs Grapjas-serie) |
Gijs helpt verhuizen. Met illustraties van Nans van Leeuwen. Den Haag, Van Goor Zonen's U.M. [1955]. (Gijs Grapjas-serie) |
Gijs haalt koekjes. Met illustraties van Nans van Leeuwen. Den Haag, Van Goor Zonen's U.M. [1955]. (Gijs Grapjas-serie) |
| |
| |
Gijs past op Toos. Met illustraties van Nans van Leeuwen. Den Haag. Van Goor Zonen's U.M. [1955]. (Gijs Grapjas-serie) |
Met Johan P.R. Dijkstra en Casper de Jong, Wind in de zeilen. Leesserie voor de lager school. Deel 1 t/m 10. Met illustraties van Irmgard Wille, J. Braams en Guust Hens. Den Haag/Djakarta, G.B. van Goor Zonen's Uitgeversmaatschappij N.V., 1955-1956. |
Gijs staat op schaatsen. Met illustraties van Nans van Leeuwen. Den Haag, Van Goor Zonen's U.M. [1956]. (Gijs Grapjas-serie) |
Gijs vangt een poes. Met illustraties van Nans van Leeuwen. Den Haag, Van Goor Zonen's U.M. Gijs Grapjas-serie, [1956]. |
Gijs plakt een vlieger. Met illustraties van Nans van Leeuwen. Den Haag, Van Goor Zonen's U.M. [1956]. (Gijs Grapjas-serie) |
Gijs mag niet buiten. Met illustraties van Nans van Leeuwen. Den Haag, Van Goor Zonen's U.M. [1956]. (Gijs Grapjas-serie) |
Gijs krijgt een boot. Met illustraties van Nans van Leeuwen. Den Haag, Van Goor Zonen's U.M. [1956]. (Gijs Grapjas-serie) |
Gijs gaat uit rijden. Met illustraties van Nans van Leeuwen. Den Haag, Van Goor Zonen's U.M. [1956]. (Gijs Grapjas-serie) |
Juup gaat op stap. Met illustraties van Lies Veenhoven. Baarn, Bosch & Keuning, [1956]. (Koen en Koosje-serie 1) |
Koen komt te laat. Met illustraties van Lies Veenhoven. Baarn, Bosch & Keuning, [1956]. (Koen en Koosje-serie 2) |
Koosje kiest een kabouter. Met illustraties van Lies Veenhoven. Baarn, Bosch & Keuning, [1956]. (Koen en Koosje-serie 3) |
Guusje in de wolken. Met illustraties van Rie Kooyman. Baarn, Bosch & Keuning, [1956]. |
Koen redt een kalf. Met illustraties van Lies Veenhoven. Baarn, Bosch & Keuning, [1958]. (Koen en Koosje-serie 4) |
Koosje kijkt niet uit. Met illustraties van Lies Veenhoven. Baarn, Bosch & Keuning, [1958]. (Koen en Koosje-serie 5) |
Koen wil een rode pet. Met illustraties van Lies Veenhoven. Baarn, Bosch & Keuning, [1958]. (Koen en Koosje-serie 6) |
Koosje beleeft een avontuur. Met illustraties van Lies Veenhoven. Baarn, Bosch & Keuning, [1959]. (Koen en Koosje-serie 7) |
De spelbreker. Met illustraties van W.E. Berg. Meppel, Roelofs van Goor, [195X]. (Troubadour-serie) |
Over Rie van Rossum
|
P. [Jan Piebenga?], Rie van Rossum bekroond. In: Leeuwarder Courant, 30-12-1947. |
H.J. Kluit, J.R. Wolf, M. Bruin, De Kleine Vuurtoren, Jeugdboekengids 1949. Z. pl., z.j. |
D. van der Stoep, In gesprek met Rie van Rossum. In: Ontmoeting, jaargang 4 (1950), nr. 5, blz. 217-229. |
Joris Baers, pr. en Paul Hardy (red.), Lectuur-Repertorium. Deel III. Antwerpen/Tilburg, Vlaamsche Boekcentrale/Nederland's Boekhuis, 1954, blz. 2871. |
Mien Holthuizen, ‘Het boek schrijft zichzelf,’ zegt Rie van Rossum. In: Moeder, het ‘vakblad’ voor moeders, juli 1955, blz. 300-332. |
[Anoniem], [over Guusje in de wolken]. In: NRC, 20-12-1956. |
C.H.d.V., [over Koen redt een kalf, Koosje kijkt niet uit en Koen wil een rode pet]. In: Het Vaderland, 16-8-1958 |
Anne Wadman, [Dr. A. Wadman bespreekt: Kleine poppenkast van Rie van Rossum]. In: Literair Kwartier, Regionale Omroep Noord Groningen, 17-1-1958. |
R.Br., [over Koen en Koosje]. In: De Hervormde Kerk, 29-11-1958. |
Boek en Jeugd. Gids voor Jeugdlectuur. Den Haag/Amsterdam, H.P. Leopolds Uitgeversmij NV/Uitgeverij Ploegsma, 1965. |
| |
| |
[Anoniem], Rie van Rossum: Opkomen voor de eeuwige waarden van het Evangelie. In: Dordts Dagblad, 30-3-1968. |
Paul Hardy en Xaveer de Win, pr. (red.), Lectuur-Repertorium. Deel III, Antwerpen/Tilburg, Algemeen Secretariaat voor Katholieke Boekerijen/Nederland's Boekhuis, 1970, blz. 2036. |
F. Daalder en I. Daalder-Schripsema, Van wormcruyt met suycker tot jeugdliteratuur. Purmerend, J. Muusses, 1971. |
[Anoniem], Rie van Rossum overleden. In: Trouw, 8-10-1973. |
Willem Abma, ‘Op 5 oktober j.l. overleed de Friese schrijfster Rie van Rossum.’ In: Literama, 15-10-1973. |
Paula van Baalen e.a., Plus-min-boek: verslag van een onderzoek naar de inhoud van leesboeken voor kinderen van 6-9 jaar. Den Haag, Werkgroep Kinderboeken M.V.M., 1977. |
Lectuur-Repertorium. Deel III, Den Haag/Antwerpen, Nederlands Bibliotheek en Lektuur Centrum/Katholiek Centrum voor Lectuur-informatie en Bibliotheekvoorziening, 1981, blz. 2179. |
Toos Zuurveen, Van zedenleer tot bruintje Beer. Kind, kindbeeld en kinderboek door de eeuwen. Kampen, uitgeverij Roorda/Zalsman Grafische Bedrijven, 1996, blz. 492-494, 519. |
C. Bregman, ‘Rie van Rossum legt raadsels van het leven in Gods hand... De zin van een mismaakt bestaan’. In: Reformatorisch Dagblad, 20-10-1999. |
Jeannette Wilbrink-Donkersteeg, Rie van Rossums ‘Kloof zonder brug’ bleek succesvol debuut. Zwarte bladzijden in een dagboek. In: Reformatorisch Dagblad, 13-1-2003. |
67 Lexicon jeugdliteratuur
februari 2005
|
|